12G
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 13 November 1888.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 13 November 1888.
127
Gedeputeerde Stalen moet worden gevraagd voor de aanvaar
ding van aan de gemeente gedane schenkingen. Er zou even
wel geen bezwaar tegen bestaan om het voorstel aan te nemen,
zooals het is gedaan omdat aan deze gift gecne voorwaarden
zijn verbonden. Spr. heeft er overigens gcene bedenking tegen,
om overeenkomstig den wensch van den heer Buma de missive
van het bestuur van het Old Burger Weeshuis afzonderlijk in
behandeling te nemen.
Alsnu wordt besloten
I. behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten van Fries
land de bovenomschreven bijdrage van de voogdij van het Old
Burger Weeshuis alhier aan te nemen.
II. conform onderdeel a van het voorstel van burgemeester
en wethouders.
Hierop worden vervolgens in behandeling genomen de verdere
onderdeelen van het voorstel.
Sub b wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Bij sub c vraagt de heer van Sloterdijck of het juist
is dat deze bijdrage in de begrooting wordt aangebragt onder
de verschillende ontvangsten en toevallige balen en dus gequa-
lificeerd als te behooren tot de gewone ontvangsten en of het,
nu tengevolge van die ontvangst de buitengewone inkomst uit
leening met gelijk bedrag wordt verminderdniet meer ratio
neel waredie bijdrage als buitengewone ontvangst aan te mer
ken en op de begrooting te brengen.
De Voorzitter gelooft dat deze de eenige ralioneele weg
is waardoor de moeijelijkheid waarin men bij de vaststelling
van de begrooting is geraaktkan worden opgelost. De be
grooting is sluitende gemaaktterwijl alleen de subsidie voor
de waterleiding en enkele kleine werken er als buitengewone
uitgaven op voorkwamen. De leening is toen vastgesteld tot
een bedrag van 5000 boven het bedrag der subsidie. Mogten
de Gedeputeerde Staten al aanmerking hebben kunnen maken
op dien posthet mogelijk bezwaar daartegen zal nu vervallen,
door den post weder met ƒ5000 te verminderen.
De heer Troelstra betwijfelt het of men hier wel te doen
heeft met eene schenkingzooals de wet bedoelt. Deze bij
drage staat gelijk met die van het St. Anthonijgasthuis. Spr.
gelooft voorts, dat de bijdrage teregt onder hoofdstuk IV is uitge
trokken. Deze ontvangstendie niet onder de overige hoofd
stukken kunnen worden gebragtzijn hier onder den titel „ont
vangsten van verschillenden aard en toevallige baten" verzameld
De heer van Slotordijck heeft maar een vraag geen
voorstel gedaan. Toch moet hij doen opmerken dat deze schen
king niet gelijk staatmet die van het St. Anthonij Gasthuis
die jaarlijks terugkeert en evenmin met de opbrengst uit de
exploitatie van de gasfabriek. Nu men vooruit weet dat voor
1888 en 1889 op die gift kan worden gerekend, is ze te be
schouwen als een zuiver buitengewone ontvangst.
De lieer Troalstra doet opmerkendat volgens de missive
van het bestuur van het Old Burger Weeshuis het doel der
gift is eene bijdrageter tegemoetkoming in de subsidiën der
gemeente aan de inrigtingen van weldadigheid. Nu gelooft spr.,
dat deze tot de gewone uitgaven behooren en dat dus deze
ƒ5000, die daaitoe moet bijdragen, ook als zoodanig dient te
worden aangemerkt. Maar hoe het zij door deze schenking
zal ƒ5000 meer worden ontvangen dan waarop is gerekend, en
nu ligt het voor de hand, dat op de begrooting, die sluitende is,
de posl voor de geldleening met dat bedrag worde verminderd.
De beraadslagingen worden gesloten.
Onderdeel c van het voorstel wordt zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
15. Rapport der raadscommissie in zake het beroep der
commissie van bestuur over het Stads-ziekenhuis bij Gede
puteerde Staten van het raadsbesluit tot niet-goedkeuring der
begrooting dezer instellingdienst 1889.
(Zie bijlagen nos. 17 en 18 tol hel verslag van 's raads han
delingen.
De beraadslagingen worden geopend.
De Voorzitter zegt, dat hij zich als voorzitter van de com
missie van bestuur van het Stads-ziekenhuis en van den raad,
welke betrekkingen bij verordening zijn vereenigd, niet alleen
bevoegd maar ook verpligt acht zijn zienswijze mede te deelen
ten opzigte van het rapport en voorstel, dat thans in behande
ling is.
Allereerst wenscht hij ook de aandacht te vestigen op de ge
schiedenis der vaststelling van de verordening op het bestuur
van het Stads-ziekenhuis.
Het is bekend, dat na den dood van I>. Frijda door drie leden
van den raad een voorstel is gedaan om den nieuw te benoe
men Stadsgeneesheer uitsluitend te belasten met den dienst in
het Stads-ziekenhuis. Dat voorstel werd aangenomen en dien
tengevolge moesten de verordening op het bestuur van het
Stads-ziekenhuis en die op de genees- en heelkundige behan
deling van behoeltigen in deze gemeente worden gewijzigd.
In de raadsvergadering van 10 Januarij 1884 boden burge
meester en wethouders den raad ontwerpen ter vaststelling
aan, met eene uitvoerige memorie van toelichting, waarnaar in
het voorstel verwezen wordt.
De ontwerp-verordening op het bestuur van het Stads-zieken
huis is te vinden in bijlage No. 1 van het verslag van 's raads
handelingen van 1884. In art. 1 van dat onderwerp komt o.a.
voor, dat het Stads-ziekenhuis eene gemeentelijke instelling van
weldadigheid is en in de toelichting op art. 1 leest men, dat er
eene nieuwe alinea aan het artikel is toegevoegd, waarin de ge
bouwen, die tot de instelling behooren zijn aangeduid. Dit
ontwerp werd in de raadsvergadering van 24 Januarij 1884 aan
de orde gesteld, doch niet behandeld.
Een lid van deze vergadering namelijk stelde als motie voor,
om de behandeling uit te stellen tot de volgende vergadering.
En waarom Dat lid had zich de moeite en den tijd getroost
om de verordening artikel voor artikel na te gaan en te verbe
teren. Hij vertoonde volgens het raadsverslag aan de vergade
ring een gecorrigeerd exemplaar.
De motie van orde werd aangenomen.
In de vergadering van 14 Februarij 1884 kwam de verorde
ning in behandeling, zooals die door bedoeld lid was herzien
en op nieuw gedrukt aan de leden was toegezonden.
Artt. 1 2 en 3 werden onveranderd vastgesteld en uit art.
1 was nu weggelaten de qualificatie van het Stads-ziekenhuis
als gemeentelijke instelling van weldadigheid. Het lid, dat de
ontwerp-verordening had herzien en die woorden had geschrapt,
was de heer Duparc, nu lid van de commissie van rapporteurs,
welke in haar rapport op de weglating van die qualificatie wijst
als een poging van het bestuur van het ziekenhuis om zekere
mate van onafhankelijkheid aan te nemen.
Het blijkt uit het medegedeelde zonneklaar, dat bij den raad
een voorstel van burgemeester en wethouders was aangeboden.
Het bestuur van het ziekenhuis had alleen van advies gediend.
Spr. moet dus de zijdelingsche beschuldiging, die op dat collegie
geworpen wordt, ten eenenmale afwijzen. Maar bovendien wenscht
hij 's raads aandacht er op te vestigen dat juist de qualificatie
als gemeente-instelling van weldadigheid aan het stads-zieken-
huisbestuur die zekere mate van zelfstandigheid geeft, waarvoor
de commissie beducht schijnt.
Door die qualificatie valt de insteiling onder de armenwet en
aan die wet ontleent het bestuur der instelling bcvoegheden
welke het anders niet zou bezitten.
Intusschen deed het er niet toe of de qualificatie in de ver
ordening was opgenomen, omdat op de officiële lijst der instel
lingen van weldadigheid het stads-ziekenhuis vermeld staat en
in die lijst geene veranderingen kunnen worden aangebragt dan
op wettige wijze.
De commissie zegt voorts, dat het ziekenhuis-bestuur die ze
kere mate van onafhankelijkheid als onderdeel van het gemeen
te-huishouden onmogelijk hebben kan.
Maar hoe is dat gevoelen te rijmen met hetgeen sedert de
oprigting van het ziekenhuis plaats vindt, vraagt spr.?
Laat de gemeenteraad niet sedert de oprigtingde wijze van
voeding en verpleging der patiënten geheel over aan het be
stuur van het ziekenhuis? Worden niet steeds alle uitgaven
voor voeding kleedingligging en reiniging door de commis
sie van bestuur gedaan binnen de perken der begrooting even
als bij het stads-weeshuis en het stads-armhuis Bestaat er
dus met een zekere male van onafhankelijkheid of is het de
bedoeling, dat voorlaan alle uitgaven van het ziekenhuis op be
velschrift van burgemeester cn wethouders moeten plaats heb
ben Zoo dat de bedoeling moge wezen, dan behoort het toch
in de verordening te staan.
Is dat de bedoeling nietdan vraagt spr., waarom het zie
kenhuis-bestuur wel op eigen verantwoordelijkheid de gebouwen
mag schoonhouden en waarom ze niet in goeden staat onder
houden. Waarom mag bijv. het ziekenhuis-bestuur de trap wel
laten schrobben en niet laten verwen wel de glazen laten
wasschen maar niet de goten laten meniën wel de schoor
steen laten vegen, maar niet de muren laten witten. Het eene
is schoonhouden en het andere onderhoud der gebouwen.
Het eenige motief dat daarvoor als op de wet gegrond wordt
aangevoerd is ditde gebouwen zijn het eigendom der gemeente
en nu maakt de commissie er het ziekenhuis-bestuur een grief
van dat het twijfel oppert omtrent dien eigendom.
Het bestuur van het ziekenhuis heeft die eigendom-kwestie
niet uitgevonden.
Zij is verleden jaar toen er sprake was van de toepassing
van art. 17 der armenwet op het tapijt gebragt en heeft toen
ook den doorslag gegeven. Toen heeft het ziekenhuis-bestuur
die kwestie niet aangeroerd en zij is niet onderzocht. Wat was
het geval Het ziekenhuis-bestuur vroeg magtiging van Gede
puteerde Staten om eenige werken uit te voeren. Het collegie
gaf te kennen dat die magtiging niet noodig was. Bij Kon.
besluit werd die zienswijze ook gehuldigd en nu zijn de wer
ken door het ziekenhuis-bestuur zonder magtiging uitgevoerd en
spr. zou er prijs op stellen, als de leden van den raad zich
persoonlijk wilden overtuigen op welke wijze dat geschied is.
Het gebouw is nog niet in gebruik geweest voor besmettelijke
ziekten het kan dus zonder gevaar worden bezocht.
Hoe kon het ziekenhuis-bestuur toen veronderstellen, dat de
eigendomskwestie der gebouwen de spil zou wezen waarom
alles draaide.
Toen heeft het echter aan de afdoening der zaken niet ge
schaad. Nu kan het dat wel doen.
Over hetgeen de commissie aanvoert betreffende den eigendom
van het hulp-ziekenhuis zal spr. met spreken, maar hij wil er
op wijzen dat het stads-ziekenhuis is opgerigt tengevolge van
een legaat van Mr. Hector Livius van Viersen, die ƒ6000 ver
maakte aan de instelling voor zieken-verplegingwelke binnen
een jaar na zijn overlijden hetzij door de gemeente hetzij door
particulieren werd opgerigt. Do gemeenteraad heeft toen het
besluit genomen een ziekenhuis te stichten en aanvaardde het
legaat voor de instelling. Er zit dus als het ware in het hoofd
gebouw een waarde van 6000, die aan de instelling vermaakt is.
Maar zoo laat spr. er onmiddellijk op volgen het doet er
niets toe, want het beroep op dit eigendom van de gemeente
in verband met art. 205 lett. o der gemeentewet is ongegrond.
Spr. komt daar straks op terug.
In de eerste overweging van het ontwerp-advies, dat den Raad
ter vaststelling wordt aangeboden wordt vooropgestelddat de
uitgaven voor het onderhoud der gebouwen van het ziekenhuis
niet zijn uilgaven van die instellingmaar van de gemeente.
Daartegenover verdedigt spr. de stelling: „Alle uitgaven van het
„stads-ziekenhuis zijn uitgaven van de gemeente."
Het stads-ziekenhuis is een tak van dienst in de gemeente
huishouding het is een deel der armenverzorging evenals het
stads-weeshuis en de stads-armenkamer. Spr. gaat zelfs ver
derGedeputeerde Staten zouden hier kunnen vorderen, wat het
collegie te Franeker met het krankzinnigengesticht (ook een
gemeentelijke instelling van weldadigheid) heeft verlangd, name-
ijk dat de eindcijfers van de begrootingen van inkomsten en
uitgaven der instelling moeten worden opgenomen in de be
grooting van inkomsten cn uilgaven der gemeente. In dat ge
val zoude zijns inziens geen twijfel meer kunnen bestaan of alle
uilgaven en alle inkomsten dezer instelling van weldadigheid
zijn inkomsten en uilgaven der gemeente. De gemeente is
aansprakelijk.
Maar dit verhindert volstrekt niet dat het beheer bij wettig
reglement aan een afzonderlijk bestuur wordt opgedragen.
Daardoor wordt niet gehandeld in strijd met de gemeentewet,
al zijn de in beheer gegeven gebouwen het eigendom der ge
meente.
Art. 205 lelt. o der gemeentewet luidt
Op de begrooting der uitgaven die alle uitgaven der ge
meente van welken aard ook vermeldtworden gebragt
o. die van het onderhoud der gemeente-eigendommen en de
wegens die eigendommen verschuldigde lasten. En nu komt
jaarlijks op de gemeente-begrooting voor een postkosten van
het stads-ziekenhuis,
In de jaren 1886, 1887 en 1888 was onder dien post ook be
grepen het onderhoud der gehouwen. Op die gemeente-begroo
ting is dus wel degelijk gebragt een post voor de uitgaven
voor herstelling, onderhoud en verbetering van de gebouwen
van het stads-ziekenhuis.
Zij komen op de gemeente-begrooting even goed voor als op
die van het ziekenhuis.
Op de gemeente-begrooting voor 1889 heeft de raad de kos
ten van het ziekenhuis in twee posten gesplitstmaar daarin
behoeft geen verandering gebragt te worden als op de begroo
ting van het ziekenhuis ook de post voor onderhoud van ge
bouwen vermeld wordt.
De post „kosten van het ziekenhuis" wordt in de gemeentere
kening verantwoord met mandaten afgegeven, aan het bestuur
van het ziekenhuis. De post voor onderhoud der gebouwen van het
stads-ziekenhuis kan op dezelfde wijze in de gemeente rekening
worden verantwoord maar daartoe is het een vereischte dat
het ziekenhuis-bestuur op zijn begrooting ook dat bedrag vindt.
Spr. wenscht nog een ©ogenblik stil te staan bij eene over
weging in het ontwerp-advies, waarin de heeren rapporteurs be
weren, dat de wijziging van art. 1 der verordening niet ten doel
had overdragt van de gebouwen in eigendom of beheer. Rap
porteurs spreken van die twee zeer verschillende zaken alsof
ze op dezelfde wijze geregeld worden en zeggen, dat zoodanige
overdragt niet ter loops kan plaats hebben. Zeer juistmaar
eigendomsoverdragt van gebouwen van de gemeente aan een
gemeente-instelling is een onmogelijkheidwanneer men zich
een juist denkbeeld vormt van de onderlinge verhouding. Een
maal heeft het in deze gemeente plaats gehad. Spr. zal die
geschiedenis laten rusten. De dwaling, toen begaan, is gelukkig
hersteld.
Maar overdragt van beheer kan bij wettelijk reglement door
den raad vastgesteld zeer goed geschieden en dat liet heeft
plaats gehad en drie jaren lang is volgehouden en toegepast
kan niemand ontkennen. Feitelijk en op wettige wijze na rijp
beraad en overwegingis het beheer over de gebouwen van
het stads-ziekenhuis aan het bestuur dier instelling overgedra
gen Sedert in overeenstemming daarmede de begrooting dier
instelling was ingerigtzijn de onderhoudswerken door het be
stuur geregeld, terwijl dat vroeger buiten dat collegie omging.
Nu zegt de commissie van rapporteurs dat met 1 Mei 1884
de verordening is vastgesteld en op de begrooting van het zie
kenhuis voor 1885 van die overdragt niet blijkt. De reden daar
van is waarschijnlijk hierin te vinden dat bij het opmaken der
begrooting voor 1885, dat in de maand Julij van 1884 moest
geschieden de voorschritten betreffende de inrigting van die
begrootingbedoeld bij art. 6 der verordening, niet ter kennisse
van het ziekenhuis-bestuur waren gebragt.
De moeijelijkhedendie echter in 1885 ontstonden, hebben
teweeggebragt, dat in 1886 de begrooting met de verordening
in overeenstemming werd gebragt.
Er berust bij burgemeester en wethouders eene correspon
dentie over die moeijelijkheden welke zeer zeker aan de ver
gadering zou zijn overgelegd, indien inlichtingen waren gevraagd.
Heeren rapporteurs overwegen in het ontwerp-advies, dat bij
verstandige zamenwerking van burgemeester en wethouders en