j Vergadering van Dingsdag 27 November 1888
Verslag üer handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 27 November 1888.
131
Tegenwoordig 14 leden.
Afwezig met kennisgeving de hoeren Mr. J. S. baron van Ha-
rinxma thoe Slooten Mr. J. L. van Sloterdijck J. F. H. Bek
huis Jhr. Mr. C. van Eijsinga R. H. Dijkstra Dr. N. Ree
ling Brouwer en S. H. Hjjlkema.
Voorzitter de heer P. Lycklama ;i Nijeholtburgemeester.
I. De notulen van de vorige op 13 November j.l. gehouden
vergadering worden gelezen en vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld en voor kennisgeving aangenomen
1. dat de heeren Mr. J. A. Romer en Mr. J. P. van Outeren
hebben berigthunne benoeming tot voogd van de stads-armen-
kamer aan te nemen
2. dat berigt is ontvangen van Mevrouw Albarda—Wierdsma,
dat zij hare benoeming tot voogdes van het nieuwe stads-wees-
huis aanneemt
3. dat de benoeming van den heer Dr. G. G. Uhlenbeck tot
tijdelijk leeraar aan het gymnasium door den minister is goed
gekeurd.
III. Wordt ter tafel gebragt
1. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot wijzi
ging der gemeentebegrootingdienst 1888.
Wordt ten fine van onderzoek en rapport in handen gesteld van de
heeren Meijervan Sloterdijck en Plantenga.
2. Eene aanbeveling voor de benoeming van een curator van
het gymnasium.
3. Eene voordragt voor de benoeming van een gemeente
veearts.
4. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot het
verleenen van eervol ontslag aan den heer J. Drost, hoofdop-
zigter bij de gemeentewerken.
5. Eene voordragt ter benoeming van een hoofdopzigter bij
de gemeentewerken.
G. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot het ver
leenen van eervol ontslag aan den onderwijzer D. Wassenaar.
7. Alsboven tot amotie van twee woningen in de Posthoorn-
steeg nos. 13 en 15.
8. Alsboven tot afwijzing van een verzoek van het hoofdbe
stuur der Nederlandsche vereeniging „Avicultura" om eene sub
sidie voor eene in 1889 alhier te houden Internationale tentoon
stelling van pluimgedierte.
9. Een advies der reclame-commissie omtrent een bezwaar
schrift tegen den hoofdelijken omslag.
De stukken sub 2 tot en met 9 worden voor de leden ter
visie gelegdom in eene volgende vergadering te worden be
handeld.
10. Een adres van het bestuur der vereeniging Nijverheid"
om eene subsidie enz. voor eene in 1889 alhier te houden ten
toonstelling van gastoestellen.
Wordt ten fine van berigt en raad gesteld in handen van
burgemeester en wethouders.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op
roepingsbrief vermelde punten.
1. Voorstel van burgemeester en ivethouders tot onder-
liandsche verhuring van de zathe en landen rde Magere Weide".
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voorte beslui
ten
I. behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten de zathe
en landen „de Magere Weide" onderhands, voor den tijd van
vijf jaren, in te gaan den 5 Maart en 12 Mei 1889, te verhu
ren aan Theunis Hotzes Piersmalandbouwer alhiertegen
eene huursom van f 2800 per jaarte betalen in twee termij
nenop den 12 Mei en den 12 November, telkens de helft,
voor het eerst op den 12 Mei 1889 en verder op de tegen
woordige huurvoorwaarden, alleen met deze wijziging, dat de
huizinge c. a. (met uitzondering van den karnmolen) door het
gemeentebestuur zal worden onderhouden terwijl de huurder
in de kosten van herstelling en verbetering der huizinge c. a.
zal moeten bijdragen die van kost, drank en arbeidsloonen der
werkliedenvan het transport der materialen en van aanschaf
fing van dakpannen en spijkers
II. bij den aanvang van den nieuwen huurtijd de huizinge
c.a. van den huurder over te nemen en aan dezen te betalen
de som van ƒ1710.60, zijnde de meerdere waarde volgens de
taxatie van de daartoe benoemde deskundigen
III. burgemeester en wethouders uit te noodigen te zijner
tijd de vereisclite voorstellen te doen tot bestrijding der kosten,
uit het besluit sub II voortvloeijende.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Buma kan zich over het geheel met dit voorstel
zeer wel vereenigen maar zou gaarne eenige opheldering ont
vangen. In het vervolg zal het systeem worden gevolgd, om
niet langer de huizinge c.a. op verbetering en vermindering aan
den huurder in gebruik te geven, maar deze in onderhoud te
brengen bij de gemeente. Spr. vindt dit op zich zelf zeer rati
oneel maar gelooft toch, dat in deze de feiten eenigszins in
tegenspraak zijn met de theorie. In 1882 n.l. is de waarde
der huizinge vastgesteld op eene som van 4727.40, terwijl nu
die waarde is getaxeerd op ƒ0438. Hieruit zou dus moeten
worden opgemaaktdat door den huurder vele verbeteringen
zijn aangebragtwaardoor de waarde van de panden met onge
veer ƒ1700 is vooruitgegaan, welk verschil den huurder ten
goede komt. Spr. zou gaarne hieromtrent worden ingelicht.
De Voorzitter verwijst naar art. 5 der tegenwoordige huur
voorwaarden volgens hetwelk de huurder op verbetering en
vermindering zonder geld ontvangt de huizingeschuur buit
huis, enz. voor eene vaste som van 4500, de boomen en de
plantage voor eene vaste som van ƒ189,40, enz. welke voor
werpen hij bij het einde der overeenkomst op taxatie van twee
deskundigen aan den verhuurder of opvolgenden huurder rnoet
overdragen. De huurder werd eigenaar en kocht toen zonder
betaling, maar er werd een bedrag vastgesteld, toen voor het
eerst deze wijze van verhuren werd toegepast. Deze vaste som
van 4500 komt dus ook in de vorige contracten voor en is de
getaxeerde waarde van vóór 20 jaren. Sinds is de woning
door een vorigen huurder, Dorhout genaamd, vernieuwd en heeft
toen meer dan het dubbele van de tegenwoordige waarde ge
kost. Ging nu de huur op dezelfde voorwaarden op nieuw aan
dezen huurder over, dan zou er geene verrekening plaats heb
ben maar de gemeente neemt het gebouw weer over en moet
nu het verschil tusschen de getaxeerde waarde en de som in
het huurcontract genoemd aan den huurder voldoendie echter
bij zijne komst op de zathe meer aan den afgaanden huurder
heelt moeten betalen dan hij nu ontvangt.
De heer Buma verwondert er zich overdat de waarde bij
het aangaan van deze huur niet is getaxeerd en in het con
tract opgenomen. Het blijkt hem nudat deze vaste som
eigenlijk in de lucht hangt en niet gebaseerd is op de werke
lijke waarde.
De Voorzitter herhaalt, dat deze vaste som de waarde
van de oude woning is toen de gemeente die woning voor het
eerst overdroeg aan den huurder. De gemeente was geen eige
nares meer, maar had als het ware ƒ4500.— onder het huis.
Bij het eindigen van den huurtijd had er alleen verrekening
plaats tusschen den afgaanden en den nieuwen huurder over
hetgeen de woning meer of minder dan de som van 4500 waard
was. Daar bleef de gemeente geheel buitenmaar nu voor
gesteld wordt het huis weer over te nemen en in onderhoud
te brengen bij de gemeente, nu heeft er verrekening plaats
tusschen den huurder en de gemeente.