58
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 28 Mei 1891.
de scheepvaart belemmeren, bijgevolg schadelijk voor de ge
meente zijn.
Eene zaak heeft spr. evenwel niet in de stukken gevonden
die men toch niet uit het oog moet verliezen. Hij heeft n.l. op
het oog het verbeteren van het kanaal van Harlingen naar
Leeuwardenzóó dat het dienst kan doen als grootscheepsvaar-
water. Wanneer nu het vaarwater van de Tijnje naar Garijp
en een kanaal van hier naar de Tijnje gegraven wordtdoch
de vaart naar Harlingen blijft in denzelfden toestanddan heeft
men een goed middenstukeen goede staart doch een slech
ten kop. Tenzij spr. nader afdoende inlichtingen ontvangtzal
hij zijne stem afhankelijk maken van de verbetering van het
vaarwater naar Harlingen. Hij zal dus straks vóórdat er tot
een stemming over onderdeel 111 sub b wordt overgegaan een
amendement daarop voorstellen van den volgenden inhoudde
voorwaarden sub III b te lezen „gelijktijdig met het graven
van het verbindingskanaal voor hare rekening uit te voeren het
verbeteren van de vaarwaters van Harlingen tot Leeuwarden en
van de Tijnje tot Garijp beide op de voor grootscheepsvaar-
waters vereischte afmetingen.
De heer Dirks heeft in de sectie waarvan hij de eer heeft
lid te zjnzijn gevoelen omtrent deze zaak in 't kort ontwik
keld omdat hij zich kon neerleggen bij hetgeen door den heer
van Sloterdijck aldaar uitvoerig was in 't midden gebracht.
Nu de zaak in het openbaar ter bespreking aan de orde is
wil hij zijne bezwaren tegen het voorstel van burgemeester en
wethouders mededeelen. Reeds bij de eerste bespreking in de
eerste zitting met gesloten deuren verklaarde spr. zich een voor
stander van het graven van het kanaal op zich zelf, maar
stelde als hoofdvoorwaarde op den voorgrond dat eerst de
vaart van Leeuwarden naar Harlingen moest worden verbeterd.
Thans gaat men in Harlingen nog verder en zegteerst de
Pollen verbeterd. Zoover gaat spr. niet, want zulke diepgaande
schepen zullen toch wel niet de vaart passeeren maar wel
gaat het eerste, de verbetering der vaart HarlingenLeeuwar
den niet vooraf, dan heeft men mets aan het tweede. Het
heeft spr. verwonderd dat men reeds nu wil besluiten tot het
doen graven van dat kanaalzonder nog zekerheid te hebbent
dat de geheele waterwegwaarvan dit kanaal een deel zal
uitmaken zal verbeterd worden. De vaart naar Harlingen is
als 't ware de kopdie eerst in beteren toestand moet worden
gebracht, vóór dat men voordeel kan hebben van de verbetering
van het middenstukn.l. het nieuwe kanaal om Leeuwarden
en eindelijk van de staarthet vaarwater van de Tijnje naar
Garijp, terecht als voorwaarde b in de conclusie van rappor
teurs opgenomen. Daarom kan spr. zich zeer goed vereenigen
met de door den heer Hijlkema voorgestelde aanvulling van dat
onderdeel.
De strekking van de conclusiën van het dagelijksch bestuur
en van rapporteurs is eene anderedan die van liet vroegere
principiëele besluit van den raadtoen zou de provincie het
werk uitvoeren met eene subsidie uit de gemeentekas thans
zal de gemeente zelve het op zich nemen wanneer de provincie
bereid zal zijn eene subsidie te verleenen van f 185,000, zoo
als rapporteurs voorstellen. Over dit bedrag is in de sectie
verschillend geoordeeld, de een wilde de 100,000 subsidie,
door burgemeester en wethouders voorgesteld, met ƒ10,000,
een ander met ƒ20,000, ja 50,000 verhoogd hebben. Rappor
teurs schijnen nu het gemiddelde te hebben genomen. Voor
spr. is het bedrag der gevraagde subsidie in zoover van geen
overwegend belang, omdat, naar hij meent te mogen verwachten,
bij de provincie geen bezwaar zou worden gevondenom eene
eenigszins hoogere billijke subsidie te verleenen. En mocht dit
onverhoopt niet het geval zijn het lentebedrag van het lager
cijfer zal niet zóó hoog zijn dat daarop de zaak geheel zoude
afspringen. Komt men over de hond, dan komt men ook over
diens staart.
Door eene uitvoering van gemeentewege zal men echter wel
in eene eenigszins scheeve verhouding tegenover andere Friesche
gemeenten komen. Het geheele werk zal worden uitgevoerd
door de gemeente Leeuwarden met subsidiezonder dat er
sprake is van bijdragen van andere gemeenten die toch ook
door het nieuwe kanaal zullen worden gebaat. Zij zijn er niet,
voor zoover spr. weet, om aangezocht zooals bij Leeuwarden
oorspronkelijk het geval wasdat nu zelfs het kanaal zelf met
provinciale subsidie zal maken.
Spr. heeft het voorstel van burgemeester en wethouders aan
dachtig nagegaan en ontving daarbij den indrukdat zij het
zij met bescheidenheid gezegd niet diplomatisch gehandeld
hebben. Volgens hen was de al of niet tolheffing op het nieuwe
kanaal de spil waarom de onderhandelingen met Gedeputeerde
Staten draaiden. Deze wilden bij eene uitvoering door de pro
vincie liet recht hebbenlater kanaalgeld daarop te heffen
terwijl het gemeentebestuur zich ten sterkste daartegen ver
zette, omdat dergelijke heffing eene belemmering zou zijn voor
de scheepvaart. Nu echter die tolheffing bij Gedeputeerde Sta
ten eene conditio sine qua non waszou spr. er geen groot
bezwaar in hebben gezien dat de schepen eenig kanaalgeld
betaalden. Het kan zijn dat dit eenigszins eene belemmering
zou geweest zijn om van het kanaal gebruik te maken maar
men vergete nietdat dit een geheel nieuw kanaal ismet
groote onkosten ten gerieve van de scheepsvaart aan te leggen.
Wegens de tegenkanting bij het gemeentebestuur tegen eene
tolheffing op het kanaal bij Leeuwarden gaven Gedeputeerde
Staten die hunnerzijds ook stijf op dat stuk stonden, zelfs hun
verlangen te kennen dat de gemeente dan de Verlaatsbrug
overdroeg tot tolheffing op het grootscheepsvaarwater. Dit zou
spr. onbillijk gevonden hebben, omdat die brug is aangebracht
ter vervanging van eene eertijds bestaan hebbende tol voor het
schutten en doorvaren van het nu verdwenen Vallaat.
Wat verder de groote uitgaaf voor de gemeente door den
aanleg van dit kanaal betreftspr. wijst er opdat reeds land
is gekocht voor dal doel en dat in hetgeen er van zal over
schieten dat niet voor het kanaal behoeft te worden ge
bruikt zooals hij hoopteen voldoend equivalent na verloop
van tijd voor de kosten zal worden gevonden. Overigens moet
spr. erkennen dat de fïnanciëele beschouwingen in het rapport
hem niet recht duidelijk zijn hij vindt er wel veel cijfers in
maar weet niet waar de kop of de staart is. Hij had die cij
fers ais debet en credit gaarne duidelijkheidshalvetegenover elkan
der kolomsgewijze geplaatst gezien. Gaarne zal hij dus eenige
ophelderingen ontvangen.
Ten slotte stemt spr. toe datindien de gemeente het werk
uitvoertzij alles zelf in handen heeft en vrij is omtrent de
bijkomende werken met één woordde gemeente wordt de
meesterterwijl zij in het tegenovergestelde geval de knecht
en de provincie de meester zal zijn. Dit is het hoofd-voordeel
zij zal werken op eigen terrein met eigen krachten.
De heer Bekhuis wil dadelijk de beide vorige sprekers
beantwoorden. De heer Hijlkema zeidedatals de gemeente
zelve het werk uitvoertdan grooter financieel offer van ha ar
zal worden gevorderd. Dit is niet juisthet zal haar niet meer
kostendan wanneer de provincie het zou uitvoeren met de
toegezegde subsidie van de gemeente. Rapporteurs hebben ge
tracht dit duidelijk aan te toonenmaar meenden niet te veel
cijfers te moeten geven omdat zij anders allicht duister zouden
worden. Het doet spr. leed dat dit volgens den heer Dirks
toch nog het geval schijnt te zijn.
De heer Hijlkema had nog dit bezwaardat door den aan
leg van dit kanaal nog slechts eene gedeeltelijke verbetering
zou tot stand komen, en hij zeide over de Harlingervaart niets
in het rapport te hebben gevonden. Ook hierin heeft die ge
achte spreker niet juist gezien. Rapporteurs zijn zelfs zeer uit
voerig over dit punt.
Uit hetgeen reeds is gedaan en uit de besprekingen in de
vergaderingen der Provinciale Staten blijkt ten duidelijkste, dat
het in de bedoeling ligt om ook de vaart naar Harlingen te
verbeteren en daarvan met het vaarwater van Leeuwarden naar
Garijp één grooten waterweg te maken. Met het oog op die
feiten verklaren rapporteurs nadrukkelijk dat zij het onnoodig
achtende provincie dezen eisch te stellen de vaart-verbete
ring LeeuwardenHarlingen en Leeuwarden—Garijp één werk.
Indien de gemeente het doen graven van een kanaal naar de
Tijnje op zich neemt dan zullen de Provinciale Staten zonder
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 26 Mei 1891.
59
eenigen twijfel niet nalaten, om de Harlingervaart te verbete
ren in verband met het geheele plan. Spr. zal daarom niet
medegaan met het in uitzicht gesteld amendement van den
heer Hijlkema.
De heer Dirks besprak de subsidiedie men aan de Provin
cie als voorwaarde zal stellen. Het bedragdoor burgemeester
en wethouders voorgesteld, is ƒ100000 en dit wenschte men
volgens den heer Dirks in zijne sectie verhoogd te zienbijv.
tot ƒ125,000, 150,000 of 100,000. Nu heeft de commissie
van rapporteurs 135,000 voorgesteldzeide de geachte vorige
sprekerom het gemiddelde van al die cijfers te nemendit
echter is eene vergissingrapporteurs doen dat cijfer op den
juisten grondslag steunen. Uit de door hen gegeven becijfering
der kosten blijkt, dat het cijfer van ƒ135,000 het bedrag zou
zijndat het kanaal aan de Provincie zou kosten indien het
door haar werd uitgevoerd overeenkomstig het raadsbesluit van
27 Mei 1890. Nog teekenden rapporteurs aan dat de provin
ciale subsidie niet minder dan ƒ135,000 kan bedragen, omdat
het kanaal aan onteigeninggraven en 2 bruggen 204,000 zal
kosten zoodat de gemeente, dat werk met ƒ135,000 subsidie
uitvoerendezelve 69000 zou betalend. i. het gedeelte
van een werk, dat bovenal in het provinciaal belang wordt aan
gelegd. Wel is waar staat op eene andere plaats in het rap
portdat het geheele werk ƒ400,000 zal kosten, maar hier
mede wordt bedoeld de som voor aankoop van al de noodige
terreinen en dat de gemeente langs een gedeelte van het ka
naal kaaimuren en bestratingen zal aanleggenzoodat terstond
een gedeelte der overblijvende terreinen worden verkocht en
bebouwd.
De heer Dirks zeidedat hem nigt bekend isof ook andere
gemeenten subsidiën geven voor de totstandkoming van een
grootscheepsvaarwater van Harlingen naar Garijp. Ook spr. is
't niet bekendmaar wel weet hijdat bij het openen der
onderhandelingen met de gemeente door Gedeputeerde Staten
is gezegddat de verbetering van dit grootscheepsvaarwater in
het belang is van de provincie en van de gemeenten,dat zij
daarom er voor warendat dit verbindingskanaal als deel van
het geheel door de gemeente werd uitgevoerd. De raad heeft
ook dat belang ingezien en het werk willen steunen in welken
vorm dan ook. Spr. gelooftdat andere gemeenten als zij in
hetzelfde geval verkeerenook zeker gelijken steun zouden ver
leenen.
De heer van. Slotördijck heeft in zijne sectie de bezwa
ren die hij tegen het voorstel van burgemeester en wethouders
heeftuitvoerig te kennen gegevenhij zal ze dus hier niet
herhalendoch volstaan met te verwijzen naar het nauwkeurig
resumé er vandat in het rapport is opgenomen. Hij moet
er echter bijvoegendat de refutatie zijner argumenten in het
rapport hem niet afdoende voorkomt.
Spr. blijft bij zijn gevoelendat het voorstel de strekking
heeftom op kosten van de gemeente een provinciaal werk uit
te voereneen onderdeel van de communicatie tusschen Har
lingen en het vaarwater van Groningen tot de Lemmer. Dat
het een provinciaal werk is werd reeds te dikwijls uitgespro
ken en blykt ook te duidelijk uit de correspondentie enz. van
het Provinciaal bestuurdan dat het nog aan twijfel onderhe
vig zou kunnen zijn. Het geheel is een provinciaal werkdus
ook de onderdeden, waaronder dit verbindingskanaal. In den
beginne was dit ook de indruk van den raadmaar niet de
opvatting van Gedeputeerde Staten. Spr. gebruikt hier opzet
telijk de uitdrukking opvattingen met overtuigingomdat het
is gebleken, dat na langdurige overwegingen en rijp beraad
Gedeputeerde Staten van die opvatting zijn teruggekomen en de
overtuiging hebben gekregen dat het een provinciaal werk is.
Toch is in strijd met dat beraadten slotte toch iets anders
het gevoelen van Gedeputeerde Staten geworden; immers zij
schrijven nudat de gemeente het werk zal moeten uitvoeren,
omdat het hoofdzakelijk zal strekken ten voordeele der gemeente.
Is nu dit onderdeel van het geheel een gemeentewerk dan
zijn de andere evenzeer gemeentewerken. Zal nu elke ge
meente waardoor het bedoelde grootscheepsvaarwater loopt
per strekkende lengte met den aanleg worden belast Spr.
gelooft van niet. Dus het geheel blijft een provinciaal werk
behalve dit klein gedeeltehet verbindingskanaal naar de Tijnje,
dat ten laste van de gemeente komt. Wat hiervan' de reden
isis voor spr. een raadsel. Misschien is de grond hierin te
zoeken dat er eene combinatie is van twee zakenn.l. het
graven van een kanaal en de exploitatie van bouwterreinen
waarop de gemeente prijs stelt, omdat de kosten elkaar zullen
kunnen dekken. Het graven van het kanaal zelf blijft evenwel
een provinciaal werk.
Dat de gemeente geen belang heeft bij dit kanaal zal spr.
nooit beweren ook zal hij niet preciseerenwie het meeste
belang heeftmaar naar zijn oordeel zal de gemeente door-
haar belang te doen vertegenwoordigen door eene flinke subsi
die, voldoende notitie van dat belang nemen.
Deze argumenten die ook door spr. in zijne sectie zijn aan
gevoerd zijn volgens rapporteurs in zich zelven juistDit is
de hoogste lof die er aan kan worden gegeven, want dan zijn
ze ook niet gemakkelijk te ontzenuwen. Rapporteurs hebben
getrachtdit te doendoch waren hierin niet gelukkig wel
licht hebben zij wat achtergehouden voor het debat.
Rapporteurs zeggen dat het belang der gemeente vordert
dat de uitvoering van het werk door haar geschiede Opmerke
lijk is hetdat zij eenige regels verder opmerken dat de be
langen van de provincie en de gemeente in dezen één zijn.
Dit kan spr. niet toestemmendie belangen kunnen wel van
gelijken aard zijnmaar niet een en dezelfdeer bestaat wel
degelijk verschil tusschen. En uit die eenheid van belangen
trekken rapporteurs de conclusie dat de gemeente het werk
zelve uitvoerende gemakkelijk aan de in het gemeentebelang
te stellen eischen kan voldoen zonder in eenig opzicht het pro
vinciaal belang te schaden. Zou men deze stelling niet ook
kunnen omkeeren voor het gevaldat de uitvoering aan de
provincie kwam Is het met een eerste eisch voor een pro
vinciaal bestuurom bij alle maatregelendie het neemten
bij alle werkendie het doet uitvoerener voor te waken dat
de belangen der gemeenten waaruit de provincie bestaat, niet
worden geschaad
De gemeente kan zich ookzeggen rapporteursdoor alle
middelen gemakkelijker verzekeren van den eigendom van alle
noodige terreinen, 't Is waar, dat ten opzichte van het ter
rein dat voor het kanaal alleen noodig zal zijn de gemeente
even goed als de provincie zal slagen in de onteigening, maar
spr. betwijfeit 'tof de gemeente ook den grond die zij voor
bouwterreinen wil bestemmenzal kunnen onteigenen. Spr.
komt tot de conclusiedat de gemeente niet gemakkelijker dan
de provincie den eigendom zal kunnen verkrijgen.
Nog wordt als argument voor eene uitvoering door de ge
meente aangevoerddat het eerste kanaalpand ligt iu eene
bebouwde goed bevolkte buurten derhalve voor de bijzondere
belangen met zorg moet worden gewaakt. Die bevolkte buurt
komt nêer op eene enkele rij huizen aan den Grachtswaldie
't toch zeker niet noodig makendat de uitvoering door de ge
meente geschiedt. Maar dit wordt nog bovendien aanbevolen
door de stelling dat deze waterweg eerst dan tot zijn volle
recht komtwanneer in en naast dat kanaal werken worden
aangelegd die moeten worden beschouwd te zijn met het ka
naal een ondeelbaar geheel. Hierdoor wordt dus die onafschei
delijkheid van het graven van het kanaal en de exploitatie van
bouwterreinen uitgesprokendie in dezen een verkeerd uitgangs
punt is. In die combinatie vinden rapporteurs den grond voor
hun bewerendat de voorgestelde wijze van uitvoering aan de
gemeente niet meer offers zal kosten omdat de uitgaven dooi
den verkoop van bouwterreinen ten deele zullen worden gedekt.
Zij erkennen datwanneer de provincie de uitvoering op zich
neemt, het werk door de meesterhand zal worden verricht,
maar hiertegenover wordt door hen gezegddat de gemeente
evenzeer goede en bekwame ambtenaren heeft voor de uitvoe
ring van dergelijk werk. Dit laatste beaamt spr. ten volle
doch dan zal de meesterhand niettemin met de stok van den
meester bij het werk slaan en eischen stellen geheel met het
oog op de provinciale belangen dan zal die meesterhand ook
de kostende hand worden.