02
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 56 Mei 1891.
spr. aanvoeren, dat men wel geen zekerheid heeft, maar het
toch niet waarschijnlijk is daar tot nu toe alleen bij bruggen
kanaalgeld wordt geheven. Zoo is indertijd een voorstel tot
overneming van een brug bij Warns met het doel om daar
tol te heffendoor de Provinciale Staten niet aangenomen.
Wat de verbetering van het vaarwater Harlingen—Leeuwar
den betreft, gelooft spr. niet, dat hieraan kan worden getwij
feld maar toch zal hij zijn stem geven aan het amendement
van den heer Hijlkemaom voor enkele leden dezer vergade
ring het voorstel der commissie van rapporteurs meer aanne
melijk te maken. Maar al kwam die verbetering niet tot stand,
toch zal dit kanaal van groot belang zijn, omdat, ook als een
maal het geheele grootscheepsvaarwater Harlingen —Garijp zal
zijn tot stand gekomenhet toch de vraag zal zijn, welken weg
de schepen zullen nemen, over Harlingen of over Lemmer; aan
den eenen kant een lange zeeweg en korte binnenwaterweg, aan
den anderen kant het tegenovergestelde. De keus van den weg
zal afhankelijk zijn van de kanaalgelden, die geheven worden of
zullen worden op de verschillende trajecten.
De heer Plantsnga zal de discussie niet lang rekken bij
behoeft zeker niet te verklaren dat hij de minderheid in de
commis: i van rapporteurs uitmaakt. Zijn gevoelen over deze
zaak heeft hij vroeger in de geheime zittingen en nu ook in
zijne sectie bloot gelegdzooals duidelijk in het rapport is op
genomen. Spr. heeft allen eerbied voor het gevoelen der meer
derheid van den raaddie voor het kanaal ismaar zijne be
zwaren er tegen zijn noch in het rapportnoch door de heden
gehouden discussiën afdoende gerefuteerd.
Door den heer Hijlkema is heden gezegd dat ieder, die ver
der ziet, dan zijn neus lang is, moet overtuigd zijn van de
wenschelijkheid van het kanaalen in de verre toekomst het
voordeel er van voor de gemeente zien. Spr. schijnt dan geen
scherpen blik te hebbenwant hij voorziet geen voordeelen
daarvan, 't Is waardat hij de toekomst der gemeente niet
altijd rooskleurig inzietmaar zeker zoo zwart nietals zij
die meenen dat, wanneer het kanaal niet tot stand komt,
Leeuwarden tot een der villes mortes zal gaan belmoren. Deze
gemeente ontwikkelt zich langzaam en bedaard afhankelijk als
ze is van den meerder of minderen vooruitgang van de pro
vincie. Er kunnen tijden zijn van tegenspoeddie weder ge
volgd worden door voorspoedmaar hoe het ook worde, Leeu
warden zal altijd een provinciestad blijven.
De heer Duparc zou na de uitstekende uiteenzetting in het
verslag van de commissie van rapporteurs van de argumenten
voor het graven van het beoogde kanaal en na de heden ge
volgde mondelinge verdediging der zaak het stilzwijgen hebben
bewaard. De woorden echter van den heer Plantenga nopen
hem ook een enkel woord in het midden te brengen. Diens
beschouwingen toch vindt spr. te pessimistisch. Spr. wenscht
er aan te herinneren, hoe het bijna altijd is gegaan, wanneer
er sprake was van den aanleg van groote werken of andere
maatregelen in het belang van de gemeente en hare ingezete
nen hoe dan steeds tal van bezwaren in en buiten den raad
werden te berde gebracht. Zoo werd in 1867 tegen de voor
genomen uitbreiding van de bebouwde kom der gemeente een
monster-adres ingediend, vol van de treurigste voorspellingen
omtrent de uitkomst. Leeuwarden zou er door in verval gera
ken en in schulden worden gedompeld. En wat heeft die uit
komst geleerd Dat de uitbreiding der gemeente tot grooten
zegen is geweest. Niet alleen is de gemeente er direct en in
direct in hooge mate linanciëel door gebaat gewordenmaar
vooral ook in een ander opzichtdoordien toch de gelegenheid
werd gegeven tot het bouwen van tal van woningen, kon er
een einde worden gemaakt aan toestanden, die de volksgezond
heid zeer benadeeldenen werd door de opschuiving die er
plaats vond, ook de arbeidende stand niet weinig geholpen.
Spr. herinnert verder aan de stichting van de veemarkt en
van het beurs- en waaggebouw, waartegen destijds ook al zoo
veel bezwaren werden geopperd. En welke waren de resultaten?
Dat beide inrichtingen de zwartgalligen totaal hebben teleur
gesteld en, wat meer in het bijzonder de veemarkt betreft, dat
deze reeds lang de belangrijkste van het geheele land is ge
worden. Spr. is optimistisch genoegom ook van het onder-
werpelijke werk de beste vruchten te verwachtenwaardoor
handel en nijverheid belangrijk zullen worden verlevendigd.
De heer Oosterhoff moet, op gevaar af van voor pessi
mistisch te worden gehouden verklaren dat hij geheel met
den heer Plantenga kan medegaan. Ernstige bezwaren heeft
hij tegen het kanaalplan uit een linanciëel oogpunt. De cijfers
mogen zooals de heer Dirks gewenscht heeftduidelijker zijn
te groepeeren geweestin ieder geval blijkt er uitdat het
kanaal groote offers van de gemeente zal vorderen terwijl 't
de vraag isof de voordeelen geëvenredigd zullen zijn aan die
offers. De heer Hijlkema verklaarde, met het oog op zijn amen
dement dat hij niet hield van gelooven, maar zekerheid wenschte
te hebbenhet verwondert spr. daaromdat hij zich dan niet
schaart aan de zijde van de tegenstanders van het kanaal. Ze
kerheid toch heeft men nietdat de zaak die vruchten zal af
werpen die men verwachtdat n.l. de handel en de nijver
heid er door zullen worden bevorderd. Spr. betwijfelt 'tdaar
toe is meer noodig dan een kanaalmen zal moeten hebben
kapitaal en energieke handelaren.
De heer Duparc wees op onderscheidene groote werkenin
vorige jaren hier tot stand gekomen zooals de Beurs en de
Veemarkt, die grooten tegenstand ondervonden, maar toch gun
stige resultaten hebben opgeleverd. Hij heeft echter niet ge
sproken over de doorgraving van Camstrabuurtwelk werk be
ter met dat in kwestie kan worden vergeleken. Toen heette
het ook dat de scheepvaart en handel verlevendigd zouden
worden terwijl door eene verbeterde afstrooming de waarde
der landerijen zou stijgen. Thans verbindt de doorgraving twee
vaarwaters die slecht zijn, de Harlingervaart en de Dockumer-Ee.
De communicatie is tot stand gekomen en welke zijn de vruch
ten geweest
Spr. ziet dus niet veel heil in het graven van het kanaal.
Nu worden in het rapport wel cijfers genoemd die ook wel
correct zullen zijn maar deze zijn gedeeltelijk gebaseerd op
veronderstellingen. In de eerstvolgende jarenzegt men zul
len geene leerlingen behoeven te worden gesloten maar dit is
niet te voorzienhet is zelfs zeer waarschijnlijk, dat het wel
zal plaats hebben als men denkt aan plannen van stichting van
een nieuw ziekenhuisvan een abattoir, van eene nieuwe school
waarvoor grond is aangekocht aan den weg Achter de Hoven
en waarover in den raad meermalen is gesproken.
Rapporteurs vleien zich dat de bouwterreinen bij het kanaal
in 30 jaren zullen zijn uitgegeven maar spr. kan hierin niet
met hen medegaan.
De heer Dijkstra heeft zich de vraag gesteld, of hij met
het voorstelom het kanaal door de gemeente te doen graven,
mede kan gaan en of het dit groote financiëeie offer waard zal
zijn. Beide vragen meende hij bevestigend te mogen beant
woorden. Het deed hem genoegen dat in het rapport blijkt
dat de meerderheid van de le en 2e sectien dat gevoelen heeft
voorgestaan.
Enkele bezwaren hiertegen zal hij trachten te refutceren.
De heer Oosterhoff vroeg, of men rekenen mag op financiëeie
voordeelendie evenredig zullen zijn aan het financiëeie offer.
In deze zaak heeft menals bij alle ondernemingenwel ze
kerheid omtrent de uitgavenmaar niet van de baten die er
uit zullen voortvloeien. Spr. kan zich wel niet voorstellen, dat
voor Leeuwarden die groote uitbreiding der nijverheid en die
toevloed van handelaren welke men schijnt te verwachten
het gevolg zullen zijn van het lot stand komen van dit werk
maar deze gemeente moet toch als hoofdstad, der provincie
aan den tegenwoordigen handel en aan de nijverheid zooals
die nu reeds in wezen is de gelegenheid geven om zooveel
mogelijk goede zaken te doen en zich des gewenscht uit te
breiden.
De heer Oosterhoff sprak over de teleurstelling, ondervonden
met de doorgraving van Camstrabuurtmaar die is niet te
vergelijken met het thans ontworpen werk. Daar bestond veel
minder gelegenheid dan hier om met goed gevolg bouwterrei
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 26 Mei 1891.
63
nen te exploiteeren omdat de gemeente de omliggende gron-
den niet in eigendom had.
Verder wordt in het rapport gewezen op den bloeienden
handel te Groningen die mede gebaat zal worden door dit
kanaal. Men gunt Groningen dien bloeizoo die maar niet
bestaat op kosten van de gemeente. Het voordeel van Gronin
gen gaat evenwel zamen met dat van Leeuwarden. Bovendien
zijn deze twee gemeenten niet met elkaar te vergelijken; Gro
ningen is veel grooter en bovendien de eenige handelsplaats
in die provincieterwijl Leeuwarden heeft te concurreeren
met andere steden in de provinciedie zullen trachten haar
te overvleugelen.
Door den heer Duparc is terecht gewezen op de stichting
van het beurs- en waaggebouw en de bezwaren die hiertegen
werden ingebracht. Dat gebouw is evenwel niet alleen gesticht
om den handel te doen toenemen maar om te voorzien in de
bestaandewel vijftig jaren lang besproken behoefte van den
handelom een eigen van goed licht voorzien lokaal te hebben.
Spr. is Bij de beoordeeling van het kanaalplan uitgegaan van
het voornemen bij de provincie om ook het vaarwater naar
Harlingen te verbeteren. Aanleiding hiertoe vond hij in
de aanhaling in het voorstel van burgemeester en wethou
ders uit eene missive van Gedeputeerde Statenwaarin
deze mededeelen„dat onderscheidene leden de Provinciale
Staten de plans tot verbetering van het kanaal van Leeu
warden naar Harlingen wenschten te beschouwen als aan
vangspunt voor een werk van grooteren omvang en dus de be
oordeeling daarvan in verband te brengen met de algemeene
verbetering der communicatie van Harlingen zoowel met de
vaarwaters in deze provincie als daardoor ook met de provincie
Groningen." Dit was het uitgangspunt van spr's. beschouwin
gen. Hij acht van dit standpunt het amendement van den heer
Hijlkema overtolligdoch vindt in het rapport niet duidelijk
weergegeven, waarom door rapporteurs deze voorwaarde niet in
het voorstel is opgenomen. De rapporteurs zeggen n.l.: „Uit
de in dit rapport in weinige woorden besproken geschiedenis
die de voorbereiding tot de verbetering van de Harlingervaart
bij het provinciaal bestuur heeft doorloopen blijkt toch duide
lijkdat reeds in 1885 door de Staten zonder eenig voorbehoud
is beslotendat groote werk op afdoende wijze ter hand te ne
men. Het is dan ook aan geen redelijken twijfel onderhevig
of de dagen zijn geteld waarop met dat werk zal worden aan
gevangen en voor de provincie komt het offer, dat aan de
vaart Harlingen—Leeuwarden moet worden gebrachtdan eerst
tot volle rechtwanneer dat grootscheepsvaarwater niet in- of
nabij deze gemeente eindigt maar met vol profiel in noorde
lijke richting tot Dockum—Nieuwezijlen of oostelijk tot Garijp
wordt verlengd." Spr. meent uit deze beschouwingen te heb
ben mogen verwachten, dat rapporteurs de voorwaardedie de
heer Hijlkema wenscht gesteld te hebben ook in de conclusie
zouden hebben opgenomen. Hij stelt zijne stem over dat amen
dement van nadere inlichtingen afhankelijk.
De Voorzitter heeft uit de gevoerde discussiën tot zijn
genoegen opgemaaktdat slechts eene kleine minderheid tegen
het kanaal is. Als eene uiting van de minderheid in de com
missie van rapporteurs leest spr. in het verslag, dat het te
verwonderen is, dat, als er werkelijk behoefte bestaat aan een
verbeterden handelswegnoch de Kamer van Koophandel, noch
handelsvcreenigingen den raad er op attent hebben gemaakt.
Dit moge zoo zijnmaar is nog geen bewijs dat er aan het
kanaal geen behoefte zou bestaan. Het zou le betreuren zijn,
indien men altijd wachten moest op aandrang van buiten, en
de raad zóo kortzichtig waredat hij zelf niet inzagwelke
noodige of nuttige maatregelen in het belang der gemeente
dienen te worden genomen.
En wat nu de onderwerpelijke zaak betreft, zoo moet men
wel een vreemdeling in eigen stad zijn om niet overtuigd te
zijn van de slechte toegangen te water aan de oostzijde der
gemeente. Wat zijn het Vliet en de Potmarge Geen vaarwa
tersdie men mag eischen als toegangen tot Frieslands hoofd
stad. Men heeft maar vooral des Vrijdags liQt Vliet te bezoe
ken om het groote gedrang in dat vaarwater te zien, dat zóó
nauw is datals er schepen liggen te lossen bijna geen an
dere schepen kunnen passeeren. De Potmarge is zóó gelegen,
dat sommige booten groote moeite hebben om door de brug
te komen. Dit een en anderdit isolement buiten het groot
scheepsvaarwaterdat door de toenemende stoomvaart nog te
sterker wordt gevoeld moet tot de overtuiging brengen dat
verbetering noodig is. Komt deze zaak eenmaal in de verga
dering van de Provinciale Staten dan is er geen twijfel aan
of vooral de leden uit het Zuiden en Zuidwesten der provincie
zullen inziendat het gewenschte kanaal ook in 't belang is
van de vele schepen die uit dat gedeelte der provincie gere
geld op Leeuwarden varen en die leden dus zullen medewer
ken om het verleenen van eene provinciale subsidie krachtig
te steunen.
Er is gewezen op de doorgraving van Camstrabuurtdie niet
aan de verwachtingen zou hebben beantwoord. Wellicht heeft
men, zegt spr., zich daarvan meer illusiën gemaakt, en meer
voordeelen verwachtdan in werkelijkheid zijn verkregen, maar
het was toch eene groote verbetering. Bij het V allaat was een
vaste brugzoodat geen schip met staande mast kon inkomen.
Iederdie zich den toestand van vóór 30 jaar herinnertdie
gekend heeft het stinkend grachtje bij de cavalleriestallen en
het smalle Vallaat en dien toestand met den tegenwoordigen
vergelijktmoet erkennen dat er werkel'yk eene groote ver
betering door die doorgraving en de verder uitgevoerde werken
is tot stand gekomen. Een en ander heeft veel gekost en
daarom indertijd veel oppositie ondervondenmaar er is ge
bleken dat ze niet op schade voor de gemeente zijn uitge-
loopen.
Zoo is het ook gegaan met andere groote werken bijv. het
beurs- en waaggebouw, dat jaarlijks zuiver ƒ7700 opbrengt,
meer dan voldoende om de rente ad 7000 van het stichtings
kapitaal te kunnen dekken. De verbetering van de Noorder
gracht heeft groote uitgaven gevorderd maar heeft ook vele
voordeelen opgebrachtwel moest de gemeente de opbrengst
van het Vallaat, gemiddeld ƒ1600 per jaar, missen, maar de
kaai- en walgeldendie toen slechts ongeveer 2700 opbrach
tenbrengen nu ruim ƒ6000 op. Van 1860 tot 1880 zijn door
burgemeester en wethoudere 88 vergunningen uitgereikt tot het
hebben van een vaste ligplaats voor schepen en stoombooten.
Het is nu vaak moeielijk nog een vaste ligplaats aan te wijzen.
Wijst dit een en ander niet op vooruitgang in de scheepvaart-
beweging is het niet een teeken van bloei en verlier Dit
mag ook verwacht worden van het nieuwe kanaal.
Men moet als voorbeeld nemen onze voorouders die niet te
bekrompen van opvatting waren en er geen bezwaar in zagen
om groote sommen voor enkele werken te besteden. Onder
scheidene voorbeelden worden daarvoor door spr. aangevoerd.
De vraag is gedaan of er behoefte bestaat aan bouwterrei
nen. Spr. heeft als antwoord op die vraag alleen maar te wij
zen op het feitdat in de laatste 15 jaren in de Schrans en
aan den Overijsselschen straatweg 200 huizen zijn gesticht, dat
aan de Romkeslaan en aangrenzende buurten tal van woningen
zijn gebouwddat na de afgraving van den Zuidwesterdwinger
de toen verkregen grond binnen twee jaar was bebouwd als
een dementi aan den heer Plantengadie er voor vreesde
dat men die terreinen niet kwijt zou raken.
Nu door dit kanaal de toegang tot de stad zal worden ver
gemakkelijkt mag men niet te pessimistisch zijn. De raad
heeft toch ook niet geaarzeldom eene subsidie te verleenen
voor den aanleg en de exploitatie van een locaal-spoorwcg
die de communicatie zal bevorderen.
Tegenover de groote uitgaven staan inkomsten en de ge
meente-begrootingen behoeven niet bijzonder te worden gedrukt.
Uit het voorstel van burgemeester en wethouders, ten vorigen
jare ingediend voor de conversie van een gedeelte der ge
meenteschuld blijktdat de renteschuld en de aflossingen met
elk jaar verminderen. Voor dit werk zal moeten worden ge
leend maar daar de vruchten ook door het verre nageslacht
zullen worden genoten, kan de leening over lange termijnen
loopen. Vrees voor de gemeente-financiën, ook al komen later
nog anderebetrekkelijk groote uitgaven behoeft met te be
staan.