Vergadering van Dinsdag 25 April 1893. I 1892. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dinsdag 25 April 1803. 47 Tegenwoordig 19 leden. Afwezig met kennisgeving de lieeren J. Troelstra Jhr. Mr. G. van EijsingaDr. J. Baart de la Faille en W. J. Oosterhoff. Voorzitter de heer Mr. J. S. baron van Harinxma thoe Sloo- tenburgemeester. I. de notulen van de vorige op 11 April j.l. gehouden ver gadering worden gelezen en goedgekeurd. II. Wordt medegedeeld 1. het procesverbaal van de opneming der kas van den gemeente-ontvanger op 24 April j.l. Wordt voor de leden ter visie gelegd. 2. dankbetuiging van A. T. Uffelie voor zijne benoeming tot onderwijzer. 3. dat het raadsbesluit tot overneming van grond op den hoek van de Houtstraat en Camstraburen door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd. 4. dat op de le serie, tot een bedrag van 174000, van de geldleeuing groot in het geheel ƒ624000, in ingeschreven voor 040000 en hiervan is aangenomen 12000 naar 100 ƒ50000 naar 9.9$ °/of 0000 naar 99] if °/oƒ28000 naar 99f en 78000 naar 99] °/o 5. dat door burgemeester en wethouders is uitgeloot aandeel no. 100 van de leening groot ƒ105000 van 1891. III. Wordt ter tafel gebracht 1. een adres van K. Boorsma en H. Walstra om eene te gemoetkoming in de pacht van de tolhekken te Kingmatille en Ritzamazijl. 2. een adres van A. M. Turksma om het gebruik van eene plek grond achter de Witte Hand. 3. een adres van P. At tenia e.a. om den gasprijs le verla gen en de ineterhuur af te schallen. Deze adressen werden om bericht en raad gesteld in handen van burgemeester en wethouders het laatste adreswat be treft het eerste verzoek. Het tweede verzoek in dat adres zal lieden bij het betrekkelijk voorstel worden behandeld. 4. een rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek der rekening en verantwoording der dienstdoende schutterij dienst 1892. 5. een rapport omtrent het onderzoek van de rekening en verantwoording van het nieuwe stadsweeshuis over 1892. 6. eene aanbeveling voor de benoeming van een lid der com missie van toezicht op het lager onderwijs. 7. een voorstel van burgemeester cn wethouders om aan den heer H. Siersma in gebruik af te staan een lokaal in de gemeenteschool no. 5 en de instrumenten benoodigd voor het onderwijs in de natuurkundeten behoeve van een cursus voor de hoofdacle. Wordt besloten de stukken sub 4 tot en met 7 ter visie te leggenom ze in eene volgende vergadering te behandelen. IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op roepingsbrief vermelde punten. 1. Happart der raadscommissie omtrent het onderzoek van I eene wijziging der begrooting voor het stadsziekenhuis dienst 1892. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten deze gewijzigde begrooting goed te keuren tot een bedrag I in ontvang en uitgaaf van 12792 91. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het doen I van af- en overschrijvingen op de gemeenlebegrooting dienst Wordt besloten de voorgestelde af- en overschrijvingen goed I le keuren. 3. Voortzetting der behandeling van een voorstel der com missie voor het ontwerpen van strafverordeningen tot aanvul ling en wijziging van de verordening houdende algemeene bepa lingen van politie. (Zie bijlage no. 11 tot het verslag van 's raads handelingen.) De behandeling wordt voortgezet met onderdeel 11 sub b luidende: op art 89 te doen volgen een nieuw artikel Hijdie tenzij daartoe gerechtigdeen of meer geschriften of afbeeldingen waarvan de inhoud of de beteekenis voor iemand hatelijk of grievend kan zijn op eene van de openbare straat zichtbare plaats aanplakt of ten toon steltof doet aanplakken of tentoonstellen wordt gestraft met geldboete van ten hoogste tien gulden. In de vorige vergadering hebben de stemmen over dit arti kel gestaakt. De beraadslagingen over het artikel worden heropend. De heer Duparc meent te mogen aannemendal de acht leden die in de vorige vergadering tegen het nieuwe artikel stemden hoofdzakelijk werden geleid door het bezwaar van den heer van Ketwich Verschuur of liever door diens vraag, of men door het opnemen van dit artikel niet zou treden op hel gebied van den rijkswetgever. De raad had in de vorige vergader ing niet het voorrecht, den burgemeester den voorzitterszetel te zien innemen. Het zal dezen echter wel bekend zijn geworden dat de zitting tot een ver gevorderd uur was voortgezetde vergadering was moe zoodat er niet verder over het artikel van gedachten werd ge wisseld. Spr. meent daarom deze gelegenheid nu de beraad slagingen er over zijn heropend te baatom nog eene enkele opmerking in het midden te brengen naar aanleiding van de aangehaalde vraag van den heer van Ketwich Verschuur. Die geachte spreker ging naar spr's. gevoelenmet die vraag te ver. Hel is volkomen waar dat titel XVI van het wetboek van strafrecht handelt over beleediging en spr. zal niet ontken nen dat tusschen de beteekenis van „grievend" en van „be- ieedigend" een uiterst gering verschil bestaat maar de defini tie late men in voorkomende gevallen aan den rechter over. Het is zeker allerminst noodig, den lieer van Ketwich Verschuur er aan te herinneren, dat bij de behandeling van het wetboek van strafrecht door den minister Modderman bij herhaling is gezegd, dat men in elk concreet geval de beslissing aan den rechter moet overlatengelijk trouwens bij de behandeling van meer wetten is geschied, o.a. bij de drankwet. Wat voor het ove rige beleediging is staat duidelijk in den aangehaalden titel van het wetboek van strafrechtmeer in het bijzonder ook in art. 200. Van de daar genoemde handelingen die als „beleediging" moeten worden gekwalificeerdis in het onderwerpelijk artikel echter geen sprake, en daarom ook niet van regeling van iets, waarin bij het wetboek van strafrecht is voorzien. Het is hier alleen eene aanvullingen nu is bij de behandeling van het wet boek van strafrecht door den minister Modderman in aanslui ting aan hetgeen vroeger door zijn ambtsvoorganger mr. Smidt werd verklaardwel uitdrukkelijk er op gewezen dat de rijks wetgever in sommige gevallen slechts als minimum eischt dat geen wat van kan aannemen dat door het geheele land noo dig is onverminderd de bevoegdheid van den plaatselijken wet gever lot aanvullingals dit op grond van plaatselijke omstan digheden noodig mocht zijn. De onderwerpelijke verordening zelve draagt hiervan in onderscheidene artikelen de blijken gelijk trouwens meer verordeningensedert de invoering van het wetboek van strafrecht vastgesteld of herzien. Spr. doet een beroep op zijne medeleden van de verordenings commissie dat dit steedsook bij het opmaken van dit voorstel, nauwgezet door haar is overwogen. Spr. heelt gemeend een en ander nog in het midden te moeten brengen omzoo mogelijk de leden, die in de vorige vergadering hunne stem tegen het nieuwe artikel hebben uit gebracht te overtuigendat door vaststelling er van geen strij4

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1893 | | pagina 1