Ji
Az Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, vau Dinsdag 27 April 189.
noordzijde bijgebouwd en wordt dus de afvoer van me
nagewater grooter. Niet alleen voor de omwonenden
maar ook voor de talrijke wandelaars langs de Spanjaards
laan zal dit op den duur zeer onaangenaam v orden.
Burgemeester en wethouders zullen dan zeker het adres
van den heer Tulp in ernstige overweging nemen. Daar
toe wordt de gelegenheid geopend bij aanneming van het
gewijzigd voorstel.
De heer Bekhuis zeide reeds geen bezwaar te hebben
tegen de rioleering op het terrein zelf. Het was zijne
bedoeling nietom ook in de omliggende slooten riolen
aan te brengen.
Er is op gewezendat die slooten niet alleen het
eigendom zijn van de adressanten. Dit is juist, maar zij
hadden moeten beginnen met zich te verstaan met de
mede-eigenaren en zich van hunne medewerking moeten
verzekeren. Zij zijn aansprakelijk voor hunne daden
maar de raad mag deze niet sanctioneeren door van deze
gelegenheid niet gebruik te maken, hun die demping als
verplichting op te leggen. Indien zij van de gemeente
een goeden uitgang verkrijgen is het billijk, dat zij ook
medewerken tol het verkrijgen van een beteren toestand.
Gebeurt dit nietdan wordt de toestand na verloop van
tijd zóódat de gemeente eindelijk wel verplicht zal zijn,
tot die verbetering mede te werken.
Het is hier een speculatiebouwnu heeft men met
vier k vijf eigenaren te doen maar over eenigen tijd
als voor en na de woningen in andere handen zijn over
gegaan met zoovele eigenaren dat het dan nog moeie-
lijker zal zijnom verbetering te brengen in den dan
zeker nog meer verergerden toestand. De voorwaarde
moge hard schijnenmaar ze is in het algemeen belang
noodzakelijk.
De rioleering in de Spanjaardslaan laat spr. betrekkelijk
koud stellen burgemeester en wethouders voordaarin
een hoofdriool van gemeentewege te doen aanleggen, dan
zal spr. hiertegen geen bezwaar hebben.
De heer Reeling Brouwer maakt uit de woorden van
den heer Bekhuis opdat deze meentde adressanten
te kunnen dwingen tot de demping der slooten. Die ge
achte spreker zeide ook dat de raad een daad die niet
in het belang is van de gemeente, niet mag sanctioneeren.
Spr. wijst er opdat de verplichting, om de bouwter
reinen te rioleeren, reeds voor de adressanten geen ligte
voorwaarde isterwijl de verordening van deze verplich
ting niet spreekt. Er is alleen sprake van het verstrekken
van uitgang, en deze moet men niet te bezwarend maken,
door een onuitvoerbare voorwaarde.
De heer Bekhuis schijnt niet te weten hoe moeielijk
het iszich van medewerking en samenwerking van
mede-eigenaren bij eenig werk te verzekeren en later
ieders aandeel pro rata parte in de kosten van het werk
te innen.
De beraadslagingen worden gesloten.
De gewijzigde conclusie van het voorstel van burge
meester en wethouders wordt in stemming gebracht en
aangenomen met 10 tegen 7 stemmen, die van de heeren
DuparcKolff, van Ketwich Verschuur, Haverschmidt
Wolff, Wijbrandi en Bekhuis.
Het adres van den heer S. Tulp Hz. wordt om prae-
advies gesteld in handen van burgemeester en wethouders.
9. Voorstel van burgemeester en wethouders tot goed
keuring en vaststelling van eene verordening lot het heffen
en van eene verordening op de invordering van school
gelden voor het openbaar lager onderwijs.
(Zie bijlage no. 4 tot het verslag van 's raads hande
lingen.)
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Duparc wil gaarne verklaren met genoegen
kennis te hebben genomen van de ingediende ontwerp
verordeningen, omdat, zooals ook in de toelichting wordt
gezegd, hierdoor eene groote vereenvoudiging in de be
handeling van zaken zal tot stand komen. Vooral heeft
die kennisneming hem genoegen gedaan met het oog op
art. 5 der verordening op de invordering.
Toen in 1881 de reorganisatie van de inrichting van
het lager onderwijs in deze gemeente aan de orde was
deden de rapporteurs uit de sectiën van den raad het
voorstelom het schoolgeld voor de scholen der 2e
klasse a in te vorderen in termijnen van twee maanden.
Een lid der vergadering wist echter met slechts één stem
meerderheid er door te krijgen dat de invordering ge
schiedde in drie-maandelijksche termijnen.
Nu zal een grooter verandering tot stand komen dan
waaraan men in 1881 heeft durven denken. Door toch
de invordering van het schoolgeld voor deze scholen in
tien gelijke termijnen te stellen zal de betaling veel ge
makkelijker worden voor die klasse der ingezetenendie
hunne kinderen naar deze scholen zenden.
Deze maatregel zal ook de gemeentekas ten goede
komen daar er nu zeker minder wanbetalers zullen zijn.
Afgescheiden van de overige mérites van het voorstel
zal daardoor reeds eene groote verbetering tot stand
komen.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Wordt overgegaan tot de behandeling artikelsgewijze
van de verordening op de heffing.
Art. 1 wordt zonder discussie onveranderd vastgesteld.
Art. 2. Indien meer dan één kind uit hetzelfde gezin
tegelijkertijd eene school der eerste of wel de school der
tweede klasse a bezoektbedraagt het in art. I bepaalde
schoolgeld
Voor ieder kind 3/% van het schoolgeldvastgesteld
voor de school die het bezoekt, indien twee kinderen
tegelijkertijd een der genoemde scholen bezoeken
voor ieder kind s/9 van het schoolgeldvastgesteld voor
de school die het bezoektindien drie of meer kinderen
tegelijkertijd een der genoemde scholen bezoeken.
Indien meer dan één kind uit hetzelfde gezin eene
school der tweede klasse b bezoekt, bedraagt het voor
die scholen bij art. 1 bepaalde schoolgeld voor het tweede
en ieder volgend kind de helft van dat schoolgeldon
verschillig of het dezelfde of andere scholen der tweede
klasse b betreft.
De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing,
wanneer kan worden aangenomen, dat de kosten van het
onderwijs niet komen ten laste van het hoofd van het
i gezin.
Den heer Van Ketwich Verschuur komt het voor, dat
wat men terecht aan de ouders van kinderendie de
scholen der le klasse en der 2e klasse a bezoeken, wil
ten goede doen komen indien drie of meer kinderen uit
één gezin die scholen bezoekenbij de tegenwoordige
regeling in gelijk geval niet ten goede komt aan ouders,
die hunne kinderen naar de scholen der 2e klasse b
zenden.
Spr. wenscht zich te bepalen tot bespreking van het
geval^at drie kinderen uit een gezin scholen van de
le of 2e klasse a of van de 2e klasse b bezoeken. Wat
is dan volgens de berekening in art. 2 het geval Voor
drie kinderen wordt alsdan betaald op een school der le
klasse 49.95op de school der 2e klasse a f 30 en
op de scholen der 2e klasse b f 6 dat is dus op de
laatstgenoemde scholen het dubbele van het schoolgeld
dat voor één kind moet worden betaaldop de school
der 2e klasse a, 6 minder en op de scholen der le
klasse f 10.05 minder dan het dubbele schoolgeld voor
een kind op een der scholen.
Verslag der handelingen van den gemconteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 27 April 1897.
13
Hieruit volgt, dat de minvermogende ouders, die drie
kinderen op school hebben betrekkelijk meer belast wor
den dan die van een gelijk getal leerlingen welke de
scholen der le klasse of de 2e klasse a bezoeken. Hier
aan zal zeer worden tegemoet gekomen door in de 3e
alinea van art. 2 inplaats van 5/> te lezen 5/, waartoe
spr. hot voorstel doet.
De Voorzitter «ieelt mededat de bestaande bepalingen
bijna geheel zijn gevolgd. Burgemeester en wethouders
hadden voornamelijk het oog op eene betere inrichting
van de invordering der schoolgelden maar meenden niet
te moeten ingiijpon in de heffing en liever te moeten
wachten tot dat in de toekomst eene wijziging zal blijken
noodig te zijn.
Het amendement van den heer Van Ketwich Verschuur
zal leiden tot eenige verzwaring van het schoolgeld voor
de meer vermogendendoch ook tot eene betere ver
houding. Op zich zelf heeft spr. hiertegen geen bezwaar,
maar hij vraagtof het n wel de geschikte gelegenheid
is tot wijziging van het schoolgeld.
Do heer van Ketwich Verschuur geeft te kennen dat
hem niet alleen thansnu de bepaling van art. 2 weder
aan de beoordeeling van den raad is onderworpen maar
reeds lang de ongelijkmatige berekening van het school
geld voor drie en meer kinderen voor de onderscheidene
klassen van scholen heeft gefrappeerd. Er bestaat wan
verhouding in het te betalen schoolgeld tusschen minver
mogenden en vermogendenbij het bezoeken der scholen
door drie kinderen uit éen gezin.
Nu zullen bij aanneming van zijn voorstel de laatsten
iets meer betalen, maar dit geringe verschil bij het thans
berekende schoolgeld van f 6.30 voor de scholen nos. 2
en 3 en van 3.75 voor school no. 4, dat bovendien
eerst bij het bezoeken van drie kinderen uit één gezin
zal gevorderd wordenis zekerin verband met het
aldaar genoten uitgebreid lager onderwijsniet van be
lang te noemen.
Het is nietje voorzien, dat spoedig weer eene wijziging
in de heffing van schoolgeld aan de orde zal komen en
daarom moet men deze gelegenheid te baat nemen om
een betere verhouding te verkrijgen. Minvermogenden be
talen nu in werkelijkheid betrekkelijk te veel.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het amendement van den heer van Ketwich Verschuur
wordt in stemming gebracht en aangenomen met 14
tegen 3 stemmen, die van de heeren TroeJstra, Theunisse
en Keeling Brouwer.
Het artikelaldus gewijzigd wordt zonder hoofdelijke
stemming vastgesteld.
Artt. 3 tot en inet 6 blijven onveranderd.
Art. 7. In de gevallen sub 1" van het vorig artikel
vermeldwordt het verschuldigde over volle maanden
met inbegrip der maand van het overlijden of verlaten
der schoolvolgens de bepalingen v m de artt. 1 tot en
met 3 berekend.
Het verschil tusschen den aanslag volgens de school-
geldlijst en de uitkomst dezer berekening is het bedrag
der ontheffing of teruggave.
In het geval sub 2° wordt de ontheffing of teruggave
op gelijke wyze berekenddoch over het getal volle
weken dat de leerling de school niet heeft kunnen be
zoeken.
Van het bedrag der verleende ontheffing of teruggave
wordt den belanghebbende door burgemeester en wet
houders schriftelijk kennis gegeven.
De heer van Ketwich Verschuur vi dt eene loffelijke
bepaling in art. 6waarbij ontheffing of teruggaaf van
schoolgeld wordt verleend in geval van ziekte. Indien een
leerling langer dan 30 dagen in het jaar wegens ziekte
absent is goweest, behoeft voor dien tijd geen schoolgeld
betaald te worden.
Nu is echter in verband hiermede de redactie van
alinea 3 van art. 7 minder juist.
De dertig dagen in art. 6 genoemdworden over het
geheele jaar genomen, onverschillig wanneer de leerlingen
(volgens eene geneeskundige verklaring)ziek zijn ge
weest het behoeven, zooals de toelichting zegt, geen 30
achtereenvolgende dagen te zijn.
Volgens de 3e alinea van art. 7 van het ontwerp werkt
de bepaling van art. 6 sub 2° over volle weken; is een
leerling dus behalve de dertig dagen nog een week langer
ziek geweest, dan krijgt men ontheffing of teruggaaf voor
S/6Ï- Het woord „week" nu heeft de taalkundige beteekenis
van een opeenvolgend getal van 7 dagenbijv. van
Woensdag tot Woensdag, terwijl het in den geest van
de bepaling van art. 6 sub 2° ligtdat hier bedoeld
wordt een getal van 7 dagenin welken tijd van het
jaar erhetzij afzonderlijk hetzij bij twee of drie dagen
achtereen, deze zeven ziektedagen zich ook hebben voor
gedaan.
Spr. stelt daarom voor, in art. 7 alinea 3 de woorden
„doch over het getal volle weken, dat" te doen vervangen
door „over elke zeven dagen die".
Dit amendement wordt ondersteund en in behandeling
genomen.
De Voorzitter deelt mededat het niet de bedoeling
ishet woord „week" op te vatten in den zin van eene
opeenvolging van zeven dagen bijv. van Maandag tot
Maandag. Is een kind meer dan dertig dagen wegens
i ziekte afwezig geweestdan wordt reductie verleend
maar die reductie wordt niet per dagmaar per week
berekend. Heeft die afwezigheid bijv. 44 dagen geduurd
dan wordt reductie verleend voor 7 weken.
Spr. kan nog niet inziendat het amendement van
den heer van Ketwich Verschuur deze bedoeling beter
weergeeft dan de voorgestelde redactie.
De heer Oosterhoff vraagt, of, wat de heer van Ket
wich Verschuur wenschtwel hetzelfde is als hetgeen
burgemeester en wethouders bedoelen.
De heer van Ketwich Verschuur wil eiken dag van
verzuim wegens ziekte opteekenen Indien nu een leerling
boven de dertig dagen nog vier dagen dus geen volle
weekabsent is geweestwordt geen reductie ver
leend.
De heer van Ketwich Verschuur meentwellicht ter
verduidelijking zijner bedoelingte moeten aanvoeren
dat het systeem van burgemeester en wethouders isdat
eerst dertig dagen verzuimd moeten zijn alvorens aftrok
of restitutie kan plaats hebben, en dat de verdere ziekte
dagen eerst in rekening worden gebrachtzoo dikwijls
ze te zatnen weder eene week bedragen. De uitdrukking
een v ile weekd. i een tijdsverloop van zeven op elkaar
volgende dagengeeft toch geheel iets anders te kennen
als zeven dagen dat is een tijdsverloop van 7 etmalen
ongeacht hunne opvolging.
De Voorzitter zegtdat de bedoeling deze isis een
leerling 45 dagen ziek geweestdan wordt restitutie
verleend over 6 weken X V dagen 42 dagen
indien het verzuim over 32 dagen looptdan over 4
weken 4 X 7 28 dagen.
Spr. gelooft echter, dat na de heden gevoerde discussie,
die als eene interpretatie mag gelden, geen bezwaar kan
bestaan tot onveranderde aanneming van de 3e alinea
van art. 7.