ïirjailré tat DiudsK dm a mm m
Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1897. 127
Tegenwoordig eerst 19, later 20 leden
Afwezig de hoeren Mr. J. L. van Sloterdijck, J. F. H.
Bekhuis en R. H. Dijkstra.
Voorzitter: de heer Mr. J. S. baron van Harinxraa
thoe Slooten burgemeester.
I. De notulen van de vorige op 26 October j.l. ge
houden vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt medegedeeld
1. dat door burgemeester en wethouders tot gaarder
op de Prins Hendriksbrug is benoemd J. de Jong alhier;
2. dat door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd het
raadsbesluit tót het verleenen van recht van opstal op
grond bij den Harlinger trek weg aan J. N. Schuurmans;
3 een schrijven van de wed. S. Havenhoudende
dankbetuiging voor de haar toegekende gratificatie
4. bericht van de heeren T. B. Plantenga en K. E.
Brunger, dat zij de benoeming, respectievelijk tot niet-
ambtelijk lid en plaatsvervangend niet-ambtelijk lid van
de commissie van aanslag voor de bedrijfsbelastingaan
nemen
5. eene missive van T. Wielingahoudende dankbe
tuiging voor de tegemoetkoming in de door hem als
pachter van de Wirdumerpoortsbrug geleden schade.
III. Wordt ter tafel gebracht
1. een adres van de afd. Leeuwarden van den Ned.
vrouwenbond tol verhooging van het zedelijk bewustzijn,
inhoudende het verzoek, het houden van huizen van on
tucht strafbaar te stellen
2. adressen van de afd. Leeuwarden van de Nederl.
vereeniging tot afschaffing van sterken drankvan de
afd. Leeuwarden van het Ned. werkliedenverbond Patri
monium en van het kerkbestuur der Vrije Evangelische
zendinggemeente, houdende adhaesie aan het adres sub 1.
De adressen sub 1 en 2 worden om advies gesteld in
handen van de commissie voor het ontwerpen van straf
verordeningen
3. aanbevelingen voor de benoeming van eene voogdes
en een voogd van het nieuwe stads-weeshuis
4. aanbeveling voor de benoeming van een lid dei-
commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs
5. aanbevelingen voor de benoeming van twee leden
der commissie van toezicht op het lager onderwijs.
De stukken sub 3 4 en 5 worden ter visie gelegd
om in eene volgende vergadering tot eene benoeming
over te gaan.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den
oproepingsbrief vermelde punten.
1. Benoeming ran drie voogden der stads-armenkamer
(wegens periodieke aftreding van de heeren H. Dijkstra
R.Hzn. en N. H. van der Meulen en wegens het ontslag,
door den heer J. E. Kuipers genomen).
Voor de eerde vacature worden aanbevolen de heeren
F. A. van Valkenburg, Jhr. A. Bowier en P. Schierbeek.
De uitslag der gehouden stemming is, dat op den
heer van Valkenburg 16 en op den heer Schierbeek 3
stemmen zijn uitgebracht.
Voor de tweede vacature worden aanbevolen de heeren
Dr. J. C. Schreuder, Mr. D. Z. van Duyl en B. ten Cate.
Het resultaat der stemming is, dat 18 stemmen zijn
uitgebracht op den heer Schreuder en de heer ten Cate
1 stem verkreeg.
Voor de tierde vacature worden aanbevolen de heeren
Mr. J. 1). van der Plaats, F. A. Liefrinck en Mr. J. P.
Hotstede.
De uitslag der gehouden stemming is, dat op den heer
v. d Plaats 18 stemmen zijn uitgebracht on de heer
Liefrinck 1 stem verkreeg.
Alzoo worden tot voogden der sta s-armenkamer be
noemd de heeren F. A. van Valkenburg, Dr. J. C.
Schreuder en Mr. J. D. van der Plaats.
Wordt opgemerkt, dat de heer Reeling Brouwer nog
niet ter vergadering was verschenen.
2. Voordel van burgemeester en wethouders tol het
doen van "/- en overschrijvingen op de gemeenlebegrooting
dienst 1897.
Zonder discussie wordt besloten de voorgedragen af-
en overschrijvingen goed te keuren.
3. Itapport der raadscommissie omtrent hel onderzoek
van eene wijziging der gemeentebegroting dienst 1897.
De commissie merkt opdat onder de aangebrachte
wijzigingen posten zijn opgenomenwaarvoor noch bij de
begrooting noch bij bijzondere besluiten van den raad
uitgaven zijn toegestaan en zij het meer overeenkomstig
een richtig beheer acht, indien ten opzichte van die posten,
alvorens tot de uitgaaf was overgegaan voorstellen aan
den raad waren gedaan. De commissie heeft hierbij het
oog op de verhooging der posten voor werktuigen aan de
gasfabriek en voor onderhoud on de veemarkt.
Zij is van oordeeldat bij de uitgaven zooveel moge
lijk rekening behoort te worden gehouden met de voor
die uitgaven op de begrooting uitgetrokken sommen en
niet dan bij hooge noodzakelijkheid wordt gebruik gemaakt
van het middel van af- en overschrijvingterwijl naar
hare meening de post van onvoorziene uitgaven moet
worden gebruikt voor die uitgavendie bij het opmaken
van de begrooting niet waren te voorzien en waarvoor bij
afzonderlijke besluiten gelden zijn toegestaan, doch niet
voor versterking der verschillende vastgestelde begroo-
tingsposten.
Ten gevolge van de gemelde verhooging wordt de post
der tijdelijke geldleeningruim f 10000 hooger dan het
vorig jaar, welk bedrag niet door de gewone inkomsten
kan worden gedekt.
Daar de werken waarvoor verhooging der betrekkelijke
posten wordt voorgesteld reeds zijn uitgevoerdvindt
de commissie termen om te adviseeren de voorgestelde
verhooging der begrooting goed te keuren en de begroo
ting nader vast te stellen aan inkomsten tot een bedrag van
1,039,619.59s, aan uitgaven tot een bedrag van
1,039,618.60, alzoo met een batig saldo van f 0.99s.
De heer Konter kan zich met het voorstel der com
missie wel vereenigenmaar toch is bij het nagaan
der cijfers eene vraag bij hem gerezen. Op de begrooting
voor 1897 zal nu worden aangebracht een bedrag van
9650 voor onbetaald gebleven afgeloste obligation en
verschenen coupons. Uit de rekening over 1896 blijkt
echterdat over dat dienstjaar voor een bedrag van
14500 afgeloste obligatiën niet zijn uitbetaald. Hier
voor wordt slechts f 9650 op de begrooting voor 1897
in uitgaaf gebracht. Er bestaat toch mogelijkheiddat
in 1897 het bedrag van al die obligatiën zal worden op
gevraagd en zou het daarom niet beter zijn vraagt spr.
om het bedrag der uitgetrokken tijdelijke geldleening met
5000 te verhoogen
De heer Troelstra deelt naar aanleiding van de op
merking van den heer Ivonter mededat de gemeente
rekening over 1896 sluit met een saldo van 17,060.81s.
Een gedeelte hiervan ad ƒ7500 is reeds op de begrooting
voor 1897 overgebracht tot verevening van de in dit
jaar uit te keeren subsidie aan de waterleidingmaatschappij.
Er blijft dus van het saldo over een bedrag van f 9560,