Yirtitt m DiisJi 28 Domtor 1831
158 Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 14 December 1897.
1898 in werking zullen treden, is aanschaffing van eenige
toestellen en voorwerpen noodig.
Bij art. 13 der nieuwe verordening, regelende het
nieten en wegen van granen (gemeenteblad no. 24 van
1897) zijn in alinea 1 de voorwerpen genoemd, waarvan
de meters-wegers moeten zijn voorzien en die zij op eigen
kosten moeten aanschaften.
De verderenaar het oordeel van burgemeester en wet
houders vereischte toestellen en voorwerpen voor het meten
en wegen, worden volgens de bepaling van het derde lid van
dat artikel door de gemeente geleverd en onderhouden.
In verband hiermede heeft de beurscommissie bij missive
dd. 13 Nov. j.l. no. 201 eenige voorwerpen aangevraagd,
waarvan de gezamenlijke kosten door haar worden ge
raamd op ƒ517.60.
Voorts geeft de beurscommissie in overweging, om,
ter bespoediging van de werkzaamheden der meters-wegers,
hunne wacht te doen aansluiten aan het telefoonnet.
Burgemeester en wethouders kunnen zich met het
hiervoor aangevoerd motief vereenigen.
Zij stellen deshalve voor, te besluiten:
Burgemeester en wethouders te machtigen
1. voor rekening der gemeente aan te schaffen de
voorwerpen, door de beurscommissie aangevraagd bij
missive dd. 13 November 1897 no. 201 te betalen uit
het fonds voor onvoorziene uitgaven tot een bedrag van
ƒ517.60;
2. met ingang van 1 Januari 1898 de korenmeters-
wacht te verbinden aan het Leeuwarder telephoonnet en
de kosten van abonnement te nemen voor rekening der
gemeente, eveneens te bestrijden uit het fonds voor
onvoorziene uitgaven.
Dit voorstel wordt zonder discussie en hoofdelijke stem
ming aangenomen.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot over
dracht van eene strook grond op den hoek van de Koning
straat en de Voorstreek aan H. Arends en T. Zandleven.
Bij adres dd. 6 December 1897, deelden H. Arends,
timmerman en T. Zandleven koopmanbeiden wonende
alhier, hun voornemen mede, om, ter vervanging van de
bergplaats (potkast) in de Koningstraat, twee verkoop
huizen te doen bouwen.
In verband hiermede wenschen zij van de gemeente in
eigendom over te nemen het westelijk gelegen terrein
waarop thans een urinoir en zandhok staan, ten einde
hierdoor in de gelegenheid te worden gesteld drie ver
koophuizen naast elkaar te stichten volgens de bij het
adres overgelegde teekening.
Zij bieden voor dezen grond ƒ68 per M2 aan.
De directeur der gemeentewerken adviseerdebij missive dd.
10 November j.l. no. 789/1 tot inwilliging van het verzoek.
Burgemeester en wethouders kunnen zich met de motie
ven voor dit advies vereenigen.
Aan het urinoir bestaat geen bepaalde behoefte, wegens
de aanwezigheid van meer dergelijke voorwerpen in de
omgeving, terwijl voor zandberging een andere gelegenheid
kan worden gemaakt bij de urinoirs in de Korfmakersstraat.
Waar de wegruiming van deze voorwerpen dus geen
bezwaar behoeft op te leverenverdient volgens burge
meester en wethouders de voorgenomen stichting van een
gebouw, zooals op de teekening is aangeduid, aanbeveling,
omdat hierdoor eene belangrijke verbetering van den wel
stand daar ter plaatse zal tot stand komen.
Burgemeester en wethouders stellen voor, te besluiten
I. het sub II omschreven terrein te onttrekken aan
den publieken dienst
II. behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten
den met roode arceering op de situatie-teekening aange-
duiden, na amotio van den zich daarop bevindenden
opstal vrij te vallen grond, ten kadaster bekend gemeente
Leeuwarden in sectie B no. 384, ter oppervlakte van
6.87 M2, gelegen op den hoek van de Koningstraat en
de Voorstreek, aan H. Arends en T. Zandleven, beiden
alhier, in eigendom over te dragen tegen een prijs van
ƒ68 per M2, onder voorwaarden
a. dat op kosten van de koopers de opstal op gemeld
terrein moet worden afgebroken en de afbraak met toe-
behooren, zoomede alles wat in den grond mocht worden
gevonden ter beschikking van het gemeentebestuur ge
steld en goed gesorteerd aan den stadstimmerwinkel moet
worden gebracht binnen drie maanden na de aanvaarding
van het gekochte
b. dat het op dezen grond door de koopers te stichten
gebouw moet zijn voltooid vóór den 1 Januari 1899;
c. dat de op deze overdracht vallende kosten komen
ten laste van de koopers,
en voorts onder de bepalingen, nader door burgemeester
en wethouders vast te stellen
III. als rooilijn voor de bebouwing van sub I be
doeld terrein vast te stellen de roode lijn aangegeven
op de door den directeur der gemeentewerken bij zijne
missive dd. 10 November 1897, no. 789/1 overgelegde
teekening.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Bekhuis heeft met genoegen kennis genomen
van dit voorstel. Naar het hem voorkomt, zullen door
de uitvoering van het bouwplan van de adressanten
belangrijke verbeteringen tot stand komen. In de eerste
plaats zal het urinoir, eene inrichting, die hier minder op
hare plaats is, verdwijnen en in de tweede plaats zal de
welstand worden verbeterd, zonder dat dit der gemeente
eenig financieel offer zal kosten. Integendeel, zij zal er een
niet onbelangrijk geldelijk voordeel van hebben.
Burgemeester en wethouders zeggen, dat zij zich met
de motieven van het advies van den directeur der gemeen
tewerken kunnen vereenigen. In dit advies komt eene
uitdrukking voor, die spr.'s aandacht trok, maar waar
omtrent niets door burgemeester en wethouders wordt
opgemerkt. De directeur schrijft n.l.dat indien het ge
projecteerde gebouw wordt gesticht op de wijze als op
de teekening is aangeduid, er zal worden gehandeld in
strijd met art. 1 der verordening tot voorziening tegen
en bij brand, maar hiervoor door burgemeester en wet
houders dispensatie kan worden verleend.
Spr. had gaarne gezien, dat burgemeester en wethouders
hierover een enkele opmerking in hnn voorstel hadden
gemaakt, bijv. in dien geest, dat zij zich bereid verklaar
den omindien door den raad op hun voorstel werd
ingegaan, de bedoelde dispensatie desgevraagd zou worden
verleend.
Spr. vraagt nu van burgemeester en wethouders geen
bepaalde toezegging, maar wel moet hij verklaren, dat
hij zich voor het voorstel zal verklaren in de overtuiging,
dat burgemeester en wethouders zullen medewerkenom
het plan van bebouwing van het onderwerpelijk terrein
te doen uitvoeren geheel overeenkomstig het bij het
adres gevoegde ontwerp.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel wordt hierop zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
8. Het tweede suppletoir kohier van de directe belasting
op het inkomen dienst 1897
In verband hiermede wordt de vergadering tijdelijk
met gesloten deuren voortgezet.
Na heropening der vergadering wordt besloten
a. het tweede suppletoir kohier der directe belasting
op het inkomen ten behoeve dezer gemeente over het
dienstjaar 1897na daarin aangebrachte wijzigingen
vast te stellen opeen belastbaar inkomen van f 14813.93 "2
en het totaal der aanslagen ten bedrage van f 788.12.
b. de aanslagen invorderbaar te stellen in twee ter
mijnenvervallende den 15 Februari en den 1 April 1898.
De vergadering wordt hierop door den voorzitter gesloten.
Stoom Uoek- en Steendiukkerij van N. MIEDEMA Co.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwardenvan Dinsdag 28 December 1897. 159
Tegenwoordig 17 leden.
Afwezigde heeren Mr. H. D. van Ketwich Verschuur,
R. H. Dijkstra, Mr. A. Menalda, Mr. C. Beekhuis, C. L.
B. J. Feitz en S. H. Hijlkema.
Voorzitterde heer Mr. J. S. baron van Harinxma
thoe Slootenburgemeester.
I. De notulen van de vorige op 14 December j.l.
gehouden vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt medegedeeld
1. dat door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd
a. de gemeente-rekening over 1896,
b. het 2e suppletoir kohier der directe belasting op
het inkomen
c. het raadsbesluit tot overdracht van grond op den
hoek van de Koningstraat en de Voorstreek,
d. de gemeente-begrooting voor 1898
2. dat bij koninklijk besluit van 3 December j.l.no.
44is goedgekeurd het raadsbesluit tot het heffen van
schoolgelden voor het openbaar lager onderwijs
3. bericht van den heer Dr. J. Baart de la Faille
dat hij de benoeming tot curator van het gymnasium
aanneemt
4. bericht van den heer Jhr. A. Bowierdat hij de
benoeming tot voogd van de stads-armenkamer aanneemt
5. eene missive van mej. E. Posthuma en andere
onderwijzeressen en onderwijzers aan gemeentescholen
houdende dankbetuiging voor de verhooging hunner
jaarwedden
6. dat door burgemeester en wethouders aan H. Ger-
meraad voorloopig in koop is toegewezen een gedeelte
van bouwblok VIII aan den Verkorteweg, ter oppervlakte
van 126 M2.tegen 7.50 de M2.
7. dat bij publieke verpachting van de tolhekken aan
den Harlinger trekweg, door burgemeester en wethouders
is gegund voor den tijd van drie jaren dat te Ritzumazijl
aan H. J. Walstra voor f 300 per jaar, te Kingmatille
aan T. v. d. Wal voor f 465 per jaar, en deKootille aan
J. T. Trinks voor f 175 per jaar;
8. dat bij publieke verhuring de huur van de herberg
„de Bleek" voor den tijd van 5 jaren is gegund aan
G. P. Klopma voor 966 per jaar;
9. dat de minister van binnenlandsche zaken geen
termen heeft gevonden het raadsbesluit van 23 Nov. jl.,
om van het besluit van Gedeputeerde Staten tot niet-goed-
keuring van het raadsbesluit van 28 September j.l. tol het
verleggen van den toegangsweg tot de stad langs de
gasfabriek niet in hooger beroep te gaanwegens strijd
met de wet of het algemeen belang ter vernietiging voor
te dragen.
De heer Haverschmitlt vindt in deze mededeeling van
den voorzitter aanleiding tot eene vraag. Het is hem
bekend, dat sommige leden er prijs op stellen kennis te
nemen van het advies van den voorzitter ter begeleiding
van zijn bericht aan de Koningin-Regentes en spr'svraag
is, of de burgemeester ook bezwaar maakt, dit stuk te
doen drukken en als extra-bijlage bij het raadsverslag te
voegen.
De Voorzitter geeft in antwoord op de vraag van den
heer Haverschmidt te kennen, dat hij geen bezwaar heeft.
Dit lid bedoelt toch zeker de toelichting door spr. aan
de Koningin-Regentes gezonden op zijn besluitom geene
uitvoering te geven aan het bekende raadsbesluit.
De heer Bekhuis heeft persoonlijk geen bezwaar tegen
het drukken van bedoeld stuk maar, nu deze zaak toch
is afgedaan, zou hij liever zien dat er nu verder niet
meer over gedacht of gesproken werd.
De Voorzitter kan zich wel indenken in het standpunt
van den heer Haverschmidt. Om geheel van de zaak op
de hoogte te kunnen zijn ook van de motieven, die spr.
hebben geleid tot toepassing van art. 70 gemeentewet, is
het niet ondienstigzijne toelichting te doen drukken,
welk stuk volkomen vatbaar is voor openbaarmaking.
Het is niet de beloeling, tegeneen reeds genomen besluit
te reageeren maar om het complex van op deze zaak
betrekking hebbende stukken in eene beperkte ruimte
bijeen te hebben.
De heer Troelstra schaart zich aan de zijde van den
heer Bekhuis. Het hier bedoelde stuk ging van den
burgemeester persoonlijk uit en behoort niet in de bijlagen
tot het verslag van 's raadshandelingen thuis. Iets anders
ware het in de gegeven omstandigheden het stuk voor
de leden ter inzage te leggen alle leden kunnen er dan
konnis van nemenwaardoor aan het door den heer
Haverschmidt te kennen gegeven verlangen zou worden
voldaan.
De heer Haverschmidt blijft van meening, dat de
toelichting een deel uitmaakt van de in deze zaak gewis
selde stukkendie alle zonder uitzondering zijn gedrukt
en hij meent zijn verzoeknu de voorzitter zelf voor
publicatie iste kunnen handhaven.
De vraag, of dit stuk in de bijlagen zal worden gedrukt,
wordt in stemming gebracht en met 10 tegen 7 stemmen
wordt hiertoe besloten. Tegen stemden de heeren Troel
stra KolffBekhuisBeucker AndreaeDuparcvan
Sloterdijck en Wijbrandi.
10. dat tot burgemeester dezer gemeente, met ingang
van 16 Januari 1898, is benoemd de heer Mr. J. S. baron
van Harinxma thoe Slooten.
Naar aanleiding van deze mededeeling richt de heer
Duparc de volgende toespraak tot den voorzitter:
De raad kan niet volstaan met de door u gedane
mededeeling eenvoudig voor kennisgeving aan te nemen.
Sedert 1863 was het slechts eenmaal gebeurd, dat een
aftredend burgemeester van Leeuwarden als zoodanig werd
herbenoemd. Het was uw onmiddellijke voorganger die
echter niet lang daarna tot gelijke betrekking te Rotterdam
werd geroepen. Geen van de overige drie burgemeesters
had eene herbenoeming verlangd.
Thans staan wij voor uwe herbenoeming.
Vergun mij, als oudste lid van jaren en van dienst in
deze vergadering, mede namens de overige raadsleden en
den secretaris, u hartelijk geluk te wenschen met het
door u opnieuw van H. M. onze geëerbiedigde Koningin-
Regentes ontvangen blijk van vertrouwen. Reeds vóór
gij in 1892 als burgemeester van Leeuwarden optraadt,
kondet gij wijzen op een langdurigen, eervollen staat van
dienst als raadslid, waarvan de laatsto jaren als wethouder.
Wij weten dus wie en wat wij aan u hebben. In al
deze betrekkingen hebt gij u steeds geheel gewijd aan de
behartiging der aan uwe zorgen toevertrouwde groote
belangen en hebt gij als onze voorzitter onze beraadsla
gingen ten allen tijde geleid op even waardige als on
partijdige wijze. En moge er soms verschil van gevoelen
tusschen u en ons hebben bestaan, de wederzijdsche waar
deering heeft er nimmer onder geledenevenmin als de
onderlinge goede verstandhouding.
Ga gij nu verder rustig en met vertrouwen uwen weg.
Wij zullen u daarbij vergezellen en u- steunenzooveel
wij vermogen.
Ik hoop slechts, dat onder uw nieuw zesjarig bestuur
Leeuwarden moge toenemen in bloei en in welvaart, en
dat ook voor u persoonlijk en» voor geheel uw huis mogen
zijn weggelegd de zegeningen, die gij zelf slechts kunt
verlangen.