Viiriiltriig m Dioste 13 DscomDer 1898 Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 22 November 1898. In de considerans is niet aangehaald art. 254 der gemeentewet. Na de nieuwe redactie van dit artikel acht de raad hot niet meer op het heffen van veergeld binnen de gemeente van toepassing. Het bestaande recht van 1fi cent voor elke overvaart met het recht van een wekelijksch abonnement van 5 cent kan gehandhaafd worden. Een lager recht kan niet gevorderd worden en voor het heffen van een hooger recht bestaat geen aanleiding. Het pontveer tegenover de Schoolstraat en het Wagen plein is thans verpacht voor 23.per jaardat tegenover den Nieuweweg en den Grachtswal voor ƒ650. en dat, tegenover de Oosterstraat en den Grachtswal voor ƒ131.te zamen uitmakende een bedrag van ƒ804.—, eene som, die ruimschoots voldoende is voor het gewoon en buitengewoon onderhoud der ponten. Eerstgemeld pontveer is verpacht tot 1 Mei 1900 en de beide andere tot 12 Mei 1901. De nieuwe verordening kan dus in werking treden met 1 Januari 1900. Daarom is in art. 3 ook geen melding gemaakt van intrekking der bestaande verordeningen, aangezien deze, zooals reeds is opgemerkt, met dat tijdstip van rechtswege vervallen. 8. Reclames tegen aanslagen in de directe belasting op het inkomen. Voordat de vergadering, in verband met de behandeling van deze reclames, met gesloten deuren wordt voortgezet, vraagt de lieer van Ketwich Verschuur het woord en zegt hij het volgen le Mijnheer de Voorzitter Ik deelde ter raadsvergadering van 12 November j.l. zonder de school of namen te noemen o. a. mededat de commissie van toezicht op 't lager onderwijs (waarvan twee leden tevens raadsleden zijn) van meening was, dat de kosten van vervanging eener onderwijzeres voor hare lessen in de handwerken, ten haren gerieve, om tijd voor hare studie voor de hoofdacte te winnen, door haar moesten worden gedragen en dat het salaris van die hulp, ad 100.niet ten laste van de gemeente, doch van de verzoekster had moeten komen. Het hoofd van de betrokken school komt nu in de Leeuwarder Courant beweren dat ik bij het doen dier mededeeling niet goed was ingelicht. Dat eene onder wijzeres in de 4e klasse in den regel niet minder lesuren heeft dan eene onderwijzeres met bevoegdheid voor vak k in de lagere klassen is mij sinds jaren bekend. Opdat de raad wetedat de commissie van toezicht feitelijk juist was in hare mededeelingen, moet ik, wederom in overleg met mijne medeleden dier commissie, met een enkel woord op die zaak terugkomen. Ik zal o. a. in 't kort de officieele stukken de zaak- rakende nagaan en het is niet mijne schuld als daarbij moet worden vermeldwat ik ter vorige vergadering inhield en ook thans liever verzwegen had. Zonder opgave van motief besluiten burgemeester en wethouders op 10 April 1897 om, op verzoek van het hoofd van gemeenteschool no. 11, mej. W. voor 't volgend schooljaar te ontheffen van hare verplichting tot het geven van handwerkonderwijs aan zijne school. Bij besluit van 21 Juli 1897 voorzien burgemeester en wethouders in die vrijstelling van mej. W.door mej. K. met de tijdelijke waarneming van dat onderwijs, tegen! eene belooning van 100.per jaar, te belasten. In het jaarverslag over 1897 van het hoofd van school no. 11 staat vermelddat de tijdelijke benoeming van mej. K. is geschied om mej. W.met het oog op hare studie voor de hoofdacte, in de vierde klasse te kunnen plaatsen. Wederom zonder aanvoering van motief is deze toestand bij besluit van burgemeester en wethouders van 30 Maart 1898 op voorstel van het hoofd der school bestendigd. Ter vergadering van de commissie van toezicht van 20 April 1898 kwam deze aangelegenheid opnieuw ter sprake en werd tot een onderzoek door den schoolcom- missaris besloten. In het betrekkelijk rapport van dien commissaris der school lees ik „Het wil mij voorkomen, dat door eene andere regeling „der lesuren de som van 100.aan de gemeente kon „worden bespaard. „Ik maakte deze opmerking aan liet hoofd der school „die echter van meening was, dat het er gelukkig bij de „gemeente op 100. niet aankwam. „Met het oog op de vele scholenkomt het mij echter „niet wenschelijk voor, dergelijke meeningen in voor de „stad Leeuwarden kostbare daden om te zetten." De commissie besloot toen de aandacht van burgemeester en wethouders op het onjuiste van dat besluit van 30 Maart te vestigen. Dit is niet schriftelijk geschied, omdat do commissie nooit door burgemeester en wethouders in deze regeling gemengd wasbij de begrootingmeende men kon de zaak dan door een der leden tevens lid van den raad ter sprake worden gebracht. Bij de sectie-vergadering is hieraan door mij echter niet gedacht. Derhaloe Volgens het hoofd der school is mej. W.met het oog op hare studie voor de hoofdacteontheven van hare verplichting om onderwijs in de handwerken te geven. Zij moet dan ook vóór haar examen herhaaldelijk in enkele harer lessen vervangen zijnhetgeen wegens de uren, bestemd voor het handwerkonderwijs, niet mogelijk wasals zij daarvan niet was ontheven en daardoor in de 4e klasse koude geplaatst worden. Ook indirect heeft zij er door gewonnendewijl het doceeren in groote klassen met pasbeginnenden veel vermoeiender is dan in de hoogere leerjaren. Er is echter meer, dat ik thans wel moet mededeelen. Op goede gronden, die niet alle zijn op te sommen, is het oordeel ontstaan, dat, naast hare studie, de geringe ambitie van mej. W. voor het handwerkonderwijs oorzaak- is, dat, door de welwillendheid van het hoofd der school ten haren opzichteaan burgemeester en wethouders is verzocht geworden haar van dat onderwijs te ontheffen. Het verlangen om aan dat haar onaangenaam onderdeel harer taak te ontkomen is naar ons oordeel mede een van de ware motieven tot het verzoek om ontheffing van het geven van dat onderwijs en hare overplaatsing in de 4e klasse. Hiermede meen ik aan* den raad te hebben medegedeeld datgene, waarop dat college recht had en wat de commissie van toezicht thans niet mocht terughouden. U zal daaruit zijn gebleken I. dat de mededeelingen door mij op 12 November, namens de commissie van toezichf, zijn gedaan na degelijk onderzoek en dat ik recht had toen te zeggen dat de 100.belooning voor de vervangster van mej. W. de gemeentekas niet hadden mogen bezwaren II. dat een uitvalals het hoofd der school gemeend heeft te moeten publiceeren zeker niet pleit voor een onbevangen oordeel in deze. De voorzitter dankt den heer van Ketwich Verschuur voor zijne mededeelingen. De voorzitter sluit hierop deze openbare vergadering. Stoom Pook- cn Steendrukkerij van N. Miedema Co., Leeuwarden. Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwardenvan Dinsdag 13 December 1898. Tegenwoordig 22 leden. Afwezigde heer A. Vlaskamp. Voorzitter de heer Jhr. Mr. A. Röell, burgemeester. I. De notulen van de vorige op 22 November j.l. gehouden vergadering worden gelezen en goedgekeurd. II. Wordt medegedeeld 1. een missive van mevrouw wed. Roegholt, houdende dankbetuiging voor hare benoeming tot leerares in de handwerken aan de middelbare meisjesschool 2. bericht van aanneming der benoeming a. van Jkvr. Q. J. van Eijsinga tot voogdes van het N. S Weeshuis; b. van den heer G. Gratama tot voogd dezer in stelling c. van Mr. W. Kolff tot curator van het gymnasium d. van Mr. T. van Hettinga Tromp tot lid der com missie van loezicht op de scholen van middelbaar onderwijs 3. een missive van het bestuur van het St. Anthonv- gasthuis, waarbij wordt toegezonden een mandaat groot f 1641 wegens kosten en andere uitgaven ten behoeve van ziekenverpleging en desolate personen over 1898; 4. eene missive van voogden van het Old Burger Weeshuis, houdende toezegging van f 3000 voor instel lingen van weldadigheid over 1899; 5. dat bij publieke verpachting van het havengeld voor de jaren 1899, 1900 en 1901 de pacht is gegund aan H. A rends voor 6464 per jaar 6. dat bij de verpachting van den tol der trekschepen voor drie jaren de pacht is gegund van het gedeelte van Leeuwarden naar Franeker aan P. IJsselmuiden te Frane- neker voor f 12.50, voor het gedeelte van Franeker naar Harlingen aan J. Deelstra en R. van Dijk te Franeker voor f 3 per jaar 7. dat de huur van de woning Doelestraat no. 1 bij de openbare verhuring is gegund aan J. H. Stoett voor óén jaar voor f 187 y 8. dat door burgemeester en wethouders aan C. Lerk definitief in koop is afgestaan een gedeelte van bouwblok VIII aan het kanaal ter grootte van 115.50 c.A. voorden prijs van 6 per centiare met 15% reductie. III. Wordt ter tafel gebracht 1. een adres van de vereeniging van gardeniers „Een dracht maakt macht" tot niet aanneming van het voorstel van burgemeester en wethouders tot het leggen van een dam in de Potmarge. Zal worden behandeld met het betrekkelijk verslag van rapporteurs uit de sectiën van den raad 2. een voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhand ehe verhuring van de linnenbleekerij aan den Hoekstersingel 3. als. i n naar aanleiding van een verzoek van T, Zandleven, treffende de stichting van eene grootere be waarplaats van benzine; 4. als' n naar aanleiding van een adres der Leeu warder s' cartonfabriek om huur van een stuk weiland 5. al n naar aanleiding van een verzoek om onder- handscln besteding van het leggen en onderhoud var bestratingen 6. ven naar aanleiding van een verzoek der aan- sprekei ing om wijziging der instructie voor d( gemeenteboden 7. tot verkoop van waardelooze en onbruik bare voorwerpen 8. t onderhandsche verhuring van den molei „de Arend"; 9. LL Vtoir kohier van den hoofdelijken omslag 10. het verslag van rapporteurs uit de sectiën van den raad omtrent het onderzoek van het voorstel van burgemeester eu wethouders tot het leggen van een dam in de Potmarge. Wordt besloten, de stukken sub 2 tot en met 10 voor de leden ter visie te leggen om ze in eene volgende ver gadering te behandelen, en dat sub 10 tevens te doen drukken in de bijlagen tot 's raads handelingen 11. eene missive d.d. 11 December j.l. van het hoofd van gemeenteschool no. 11 omtrent de aanstelling van een onderwijzeres in de handwerken aan zijne school. Deze missive luidt als volgt Edel Achtbare Hoeren In uwe vergadering van 12 November j.l. zijn door den heer van Ketwich Verschuur eenige mededeelingen gedaan naar aanleiding van de benoeming eener tijdelijke on derwijzeres in de handwerken aan mijne school. Niemand hebben deze mededeelingen zeker meer verbaasd dan mij zelf. Overtuigdin deze zaak niet anders te hebben ge handeld, dan een eerlijk ambtenaar betaamt, meende ik aan mijn goeden naam verplicht te zijnin de Leeuwarder Courant op de onjuistheid der gedane mededeelingen te wijzen. In uwe vergadering van 22 November j.l. is daarna door den heer van Ketwich Verschuur een betoog gele verd, waaruit de juistheid van het op 12 November ge- zegde zou moeten blijken. Ik neem daarom de vrijheid u nauwkeurig mede te deelen hoe de zaken, door den heer van Ketwich Ver schuur genoemdzich werkelijk hebben toegedragen. Op 1 Mei 1897 vertrok do onderwijzer Brandenburg, die met het onderwijs aan het vijfde leerjaar was belast geweest. Eerst op 1 Augustus zou zijn opvolger in functie treden. Mej. Wijbrandi ging nu met hare klasse van het derde naar het vierde leerjaar overomdat het mij be denkelijk voorkwam, in 't onderwijs aan een der hoogere I leerjaren door tijdelijke hulp te voorzien. Bij eene vorige vacature had ik daaromtrent droevige ervaringen opgedaan. Hieruit moge blijkendat er ter wille van mej. Wijbrandi geen onderwijzer van eene hoo gere naar eene lagere klasse is overgebrachtmaar dat hare plaatsing in het vierde leerjaar door de omstandig heden als van zelf werd aan de hand gedaan, Dit leerjaar bleef zoodoende in uitstekende handen, want mej Wijbrandi is eene onderwijzeres, die zeker door zeer weinigen wordt overtroffen wat geschiktheidijver en toewijding betreft. In geen enkele klasse heeft ze bewijzen gegeven van „geringe ambitie" en uit de resultaten van haar onder wijs is die allerminst gebleken. Was dus hare plaatsing vóór eene hoogere klasse in het belang der school in het algemeen en van hare eigen leerlingen in het bijzonderzij was ook wel degelijk in haar eigen belang. 1. Met het oog op hare studie voor de hoofdakte was het voor haar van belang, dat ze kennis maakte met het onderwijs in de hoogere leerjaren. 2. Hare kansenom in aanmerking te komen voor eene school met uitgebreid leerplan, waarvoor ze met het oog op hare bevoegdheid voor Fransch en Duitsch moeite wilde doen werden aanmerkelijk verbeterd omdat voor flinke betrekkingen van dien aard niet zoo gemakkelijk personen worden gekozen die steeds voor eene lagere klasse staan. Dit beseffende, heeft mej. Wijbrandi geen moeite ont zien hare klasse vooruit te brengen en menig uurtje heeft ze moeten besteden om zich voor te bereiden op de door haar te geven lessen, die meerendeels nieuw voor haar waren. Hoe gemakkelijk had de heer van Ketwich Verschuur door een grondig onderzoek harer klasse tot de overtui- ging kunnen komen dat hier aan het onderwijs waarlijk niet te kort was gedaan maar dat tijd noch moeite was gespaard.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1898 | | pagina 1