78 Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 25 Juni 1901.
9. Idem tot verleenen van eervol ontslag aan J. Tolsma
onderwijzer aan gemeenteschool no. 6.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
met ingang van 1 Augustus 1901 aan J. Tolsma op
verzoek eervol ontslag te verleenen uit zijne betrekking
van onderwijzer aan gemeenteschool no. 6.
10. Idem om mej. M. Slottje, hoofdonderwijzeres aan
de gemeentebewaarschool no. 4, in hare betrekking te be
vestigen na voltrekking van haar voorgenomen huwelijk.
Mejuffrouw Slottje verzoekt, met het oog op haar voor
nemen om zich in het huwelijk te begeven, overeenkom
stig het bepaalde bij het laatste lid van artikel 8 der
verordening op de gemeentebewaarscholen (Gemeenteblad
no. 27 van 1893) na haar huwelijk in hare betrekking
van hoofdonderwijzeres aan gemeentebewaarschool no. 4
te worden bevestigd.
Over dit verzoek is het advies gevraagd van de Raads
commissie voor de gemeentelijke bewaarscholen, die tot
inwilliging van het verzoek adviseert.
Burgemeester en wethouders kunnen zich met dit advies
vereenigen en stellen daarom voor te besluiten
Aan Mej. M. Slottje te kennen te geven, dat, bij aldien
zij aan haar kenbaar gemaakt voornemen om zich in het
huwelijk te begeven gevolg geeft zij hare betrekking van
hoofdonderwijzeres aan de gemeentelijke bewaarschool no.
4 kan blijven bekleeden.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dien
overeenkomstig besloten.
11. Idem om aan W. Andringa en A Krantsma ver
gunning te verleenen de sloot voor hunne huizen aan
den Stienserweg te dempen en om het aldaar staande
struikgewas weg te ruimen.
Burgemeester en wethouders stellen voor te besluiten
I. aan W. Andringa en A. Brantsma vergunning te ver
leenen tot demping der sloot tnsschen den Stienserweg
en de Landbuurt onder voorwaarde, dat
le. de geheele sloot, voor zooverre deze op de over
gelegde kaart in situatie en profillen is aangeduid, worde
gedempt
2e. voordat tot demping worde overgegaan de geheele
sloot worde schoongemaakthet daaruit komende vuil
verwijderd en vervoerd naar eene aan te wijzen plaats
3e. de demping niet anders geschiede dan met stoffen,
als genoemd sub 1 van art. 4 der verordening tot uit
breiding (gem. bl. no. 7 van 1898)
4e. door hen eene rioleering worde gemaakt, als op
de teekening in dubbel blauwe lijnen is aangegeven,
waarvan het gedeelte A B 0.20 M., de gedeelten B C
en C D 0.25 en C E 0.20 M. wijdte hebben in diameter,
terwijl het gedeelte C D in buizen van 0.25 M. wijdte
worde verlengd tot daar waar het aanwezige riool ook
0.25 M. wijd is en op die plaats worde aangesloten
5e. op het punt C een cementput gemaakt worde,
diep ongeveer 3 M. en ter wijdte van 1 M.op het riool
3 kolken geplaatst wordendaaraan te verbinden door
buizen van 0.15 M. in diameter, behalve de bestaande kolk
6e. de riolen, de put en de kolken, ramen enz. alle
worden gemaakt op de wijze, als zulks bij de gemeente
gebruikelijk is, van cementbeton, gegoten ijzer enz. en
alles voldoende aan de keur van den Directeur de Ge
meentewerken en de gewoonlijk doorhem toegepast wordende
proeven
7e. langs het geheele riool een straatgoot gemaakt
worde ter breedte van 0.60 M., bestaande uit straatklin
kers op hun kant gevleid op een laag zand van 0.20 M.
8e. het onderhouden en schoonhouden van het riool
na goedkeuring aan de gemeente overga voorzoover dit
riool buiten de op de teekening aangegeven roode stippel
lijn ligt en het gedeelte achter deze stippellijn bij hen in
onderhoud blijve
8a. dadelijk na de demping van de sloot en het aan
leggen der rioleering door de zorg en voor de rekening
van de adressanten een ijzeren hekwerk geplaatst worde
langs de op de teekening is rood aangegeven stippellijn,
loopende van het punt A langs B on C tot D
9e. de binnen de op de teekening is rood aangegeven
stippellijn, loopende van het punt A langs B en C tot D
gelegen gemeentegrond alsdan door hen worde overgeno
men voor een bedrag van 1
10e. zij zorgen, dat de rioolkolken A, B, C en E ten
allen tijde zullen kunnen afvloeien naar en door het riool
't welk uitmondt in de sloot zuidelijk van het land, be-
hoorende aan den heer Fedde van der Meer en mocht
de gemeente hierin worden verhinderd, zij, op hunne
kosten, de op de teekening blauw aangeduide sloot weer
geheel opgraven en in den thans bestaanden toestand
terug brengen.
II. Burgemeester en wethouders te machtigen het
struikgewas ter bedoelder plaatse te doen verwijderen.
Alvorens tot de behandeling van dit voorstel wordt
overgegaan, deelt de heer Beekhuis mede, dat daarin een
klein abuis is ingeslopen, dat nl. niet is opgenomen de
voorwaardedat na de demping van de bedoelde sloot
en het aanleggen der rioleering, door de zorg en voor
rekening van de heeren Andringa en Brandsma een
ijzeren hekwerk geplaatst worde langs de op de overge
legde teekening in rood aangegeven stippellijn, loopende
van het punt A langs B en C tot D, welke voorwaarde
wel voorkomt in het advies van den directeur der ge
meentewerken.
De heer Baart de la Faille kan zich over 't geheel
wel met het voorstel van burgemeester en wethoudeis
vereenigen, alleen de laatste door hen voorgestelde voor
waarde komt hem voor adressanten te bezwarend voor.
Den adressanten wordt dan immers de plicht opgelegd
te zorgen, dat de rioolkolken op de overgelegde teekening
aangeduid met A, B, C en E ten allen tijde zullen kunnen
afvloeien naar en door het riool hetwelk uitmondt in de
sloot zuidelijk van het land behoorende aan den heer
Fedde van der Meer, terwijl zij, zoo hierin verhindering
ontstaat, op hunne kosten de sloot weer geheel moeten
doen opgraven en in den vorigen toestand terugbrengen.
Spr. vraagt welken waarborg dan de adressanten hebben
voor het in het vervolg bestaan blijven van den door hen
gewenschten toestand?
Hij gelooft dat een andere manier moet worden gevon
den, waardoor de adressanten meer zekerheid krijgen.
De heer Beekhuis wenscht mede te deelen, dat wel
eene dergelijke sterke voorwaarde moet worden opgelegd.
De sloot toch waarin de rioolkolken mot A, B, C, E, op
de overgelegde teekening aangeduid, zullen moeten uit
monden behoort aan den heer Fedde van der Meer. Nu
is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat deze of diens recht
verkrijgenden te eeniger tijd daarvan niet gediend zullen
zijn, waarom deze voorwaarde voorzichtigheidshalve moet
worden opgelegd.
De heer Baart de la Faille dankt den heer Beekhuis
voor de verstrekte inlichtingen.
Hij wijst er op, dat ten behoeve van andere huizen,
aan de noordzijde van den Stienserweg een riool is aan
gebracht, uitloopende naar de oostelijke sloot en meent
dat dit voor Andringa en Brantsma ook zou kunnen
geschieden.
De heer Dijkstra meent naar aanleiding van het ge
sprokene door den heer de la Faille te moeten opmerken
dat er een tijd kan komen, dat uitvoering zal moeten
worden gegeven aan de opgelegde bepaling, om de sloot
in den vorigen toestand terug te brengen.
Hij vraagt daaromwelk belang heeft de gemeente
bij de overname in onderhoud en beheer van het riool
Hij meent dat alleen de aanvragers daarbij belang hebben.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 25 Juni 1901
79
De heer Beekhuis zegt, dat het gemeentebelang bij de
overname van het riool is, de aansluiting aan het be
staande riool in den Stienserweg.
De heer Dijkstra ziet de noodzakelijkheid nog niet in
om het riool in eigendom te hebben en wenscht de over
name van het riool facultatief te stellen. Als de gemeente
net niet noodig mocht hebben, wenschte hij het niet
over te nemen.
De Voorzitter zegt, dat de overname van het aan te
leggen riool reeds «dadelijk wenschelijk is, omdat dit riool
voor belanghebbenden van geen belang is daar het alléén
moet voorzien in de afwatering van den weg.
De heer Dijkstra weet, dat het riool alleen moet dienen
voor afvoer van hemelwater, (daar de afvoer van menage
water aan de westzijde voldoende is) doch daarvoor kan
het ook dienen zonder eigendom van de gemeente te zijn.
De heer Beekhuis zegt, dat overname van het riool
ook wenschelijk is, omdat het in gemeentegrond zal wor
den aangebracht.
De heer Dijkstra is door de laatste van den heer
Beekhuis ontvangen inlichtingen bevredigd.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierop het voorstel
aangenomen.
12. Prae-advies van burgemeester en wethouders op
een adres van G. Jellema om tijdelijke afwijking van het
bij raadsbesluit van 26 Maart 1901 goedgekeurde bouw
plan aan de N. Zijde van het Nieuwe Kanaal.
Overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wet
houders wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
besloten, het verzoek van G. Jellema te wijzen van de hand.
13. Voorstel van burgemeester en wethouders tot aan
neming der voorwaarden gesteld door het walerschap
Het Leeuwarder Oud- en Nieuwland" tot het ten behoeve
van de landen der Magere Weide" gébruik maken van
den Schapendijk.
Na het leggen van een gedeelte van den Noord-
Frieschen locaal-spoorweg op een paar perceelen van de
Magere Weide heeft de huurder dier landen behoefte ge
kregen, om van het Schapendijkje als reed gebruik te
maken en wel van het punt, waai deze spoorweg het
dijkje snijdt, tot aan den Stienserweg.
Volgens art. 3 van het reglement van het waterschap
,,het Leeuwarder Oud- en Nieuwland" behoort het Scha
pendijkje tot de werken daarvan en volgens art. 4 van
dit reglement rust de voldoening der uitgaven voor de
verharding van het dijkje op de perceelen, welke met reed
en drift daarover bevoorrecht zijn, naar evenredigheid van
de kadastrale grootte en het belang der eigendommen.
Het bestuur van het waterschap heeft zich bereid ver
klaard, voorwaardelijk vergunning te verleenen tot het
ten behoeve van de landen der Magere Weide gebruik
maken van het Schapendijkje. De huurder der landen
over de voorwaarden gehoord, verklaart zich genegen
jaarlijks 5 °/0 rente te betalen van de door het water
schapsbestuur van de gemeente gevorderde bijdrage in de
kosten van besinteling van het Schapendijkje en de ge
vorderde jaarlijksche retributie van 10, te rekenen van
den 5 Maart 1900, te voldoen.
Burgemeester en wethouders hebben geen bezwaar
tegen de aanneming der vastgestelde voorwaarden en
stellen daarom voor te besluiten
de door het bestuur van het waterschap ,',het Leeu
warder Oud- en Nieuwland" gestelde voorwaarden, ver
bonden aan de vergunning tot het ten behoeve van de
landen der „Magere Weide", gelegen ten westen van den
lokaalspoorweg, van den Schapendijk, van het punt waar
de spoorweg het dijkje snijdt, tot aan den Stienserweg
als rijweg gebruik te mogen maken, aan te nemen en
derhalve te betalen
le. eene som in eens van 118.57s als het aandeel
der gemeente in de kosten van besinteling van den
Schapendijk
2e. eene jaarlijksche retributie van 10.als buiten
gewone vergoeding voor het gebruik maken van den
Schapendijk, te rekenen van den 5 Maart 1900 af, tot aan
de eerstvolgende herziening der klassificatie van het
waterschap, met bepaling, dat de huurder der Magere
Weide jaarlijks 5 °/0 zal moeten vergoeden van,/118.575
bovenvermeld en bovendien 10.— jaarlijksche retri
butie, als vergoeding voor het gebruik van den Schapendijk.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dien
overeenkomstig besloten.
14. Idem om aan C. Goudtimmerman alhierver
gunning te verleenen tot het plaatsen van een voorsprong
en stoep en het hebben van een raamuitzicht gevende
op gemeentegrond.
Burgemeester en wethouders stellen voor te besluiten
aan C. Goud, timmerman alhier,
a. vergunning te verleenen tot
le. het plaatsen van een voorsprong aan een gedeelte
van den voorgevel van een te stichten burgerhuizinge op
het erf van het café „Frisia", plaatselijk bekend Eebuurt
No. 22, op gemeentegrond, over eene breedte van 0.20
M. en eene lengte van 2.60 M.
2e. het leggen van twee stoeptreden op gemeentegrond,
te zamen ter oppervlakte van 2.25 M. lengte bij 0.50 M.
breedte;
b. tot wederopzegging vergunning te verleenen tot het
hebben van een draaibaar raam in den Westelijken gevel
van het te bouwen huis, onder voorwaarde, dat door
hem jaarlijks voor den 12 Mei, alzoo voor het eerst vóór
12 Mei 1902, ten kantore van den gemeenteontvanger
worde betaald eene retributie van 1 als erkenning van
het eigendomsrecht der gemeente op de in te nemen ge
deelten gemeentegrond.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dien
overeenkomstig besloten.
De voorzitter sluit hierop de vergadering.
Stoom Boek- en Steendrukkerij van N. MIEDKMA Co. Leeuwarden.