154 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 26 November 1901. I. de huurovereenkomst betreffende een plek grond aan de Eestraat, aangegaan met J. van der Meij alhier, voor den tijd van één jaar loopende tot 12 Mei 1902 te ontbinden, mits de loopende huur door dezen worde be taald. II. Het opgeheven publiek privaat aan het Hoekster- kerkhof met ingang van den 1 December 1901, aan J. van der Meij onderhands te verhuren voor den tijd van vijf aaneenvolgende jaren, tegen een huursom van f 30 per jaar, telken jare in twee termijnen op 12 Mei en 12 November, het eerst vóór of op 12 Mei 1902 te voldoen, ouder voorwaarde, dat lo. de huurder het gehuuide alleen bezige voor ber ging van handwagens, onderdeelen daarvan en 12 M3. onbewerkt ijpenhout, maar geenszins voor andere voor werpen of materialen, van welken aard ook en het even min als werkplaats worde gebruikt 2o. burgemeester en wethouders het recht hebben de huur ten allen tijde op te zeggen, zonder daarvoor eenige vergoeding schuldig te zijn, zullende de huur in zulk een geval verrekend worden met den dag, waarop het gebruik zal zijn geëindigd 3o. de huurder in geen geval zonder schriftelijke goed keuring van burgemeester en wethouders deze huur aan anderen overdrage 4o. het gehuurde niet worde overdekt of daaraan iets gewijzigd zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders 5. de op deze verhuring vallende kosten zijn voor rekening van den huurder. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot ver betering van den waterafvoer van het Reigersplein. Bij adres dd. 31 Mei 1901 vorzoeken II. Rolf, P. van der Weerdt en J. Th. ten Hove, eigenaren van de per- ceelen Waeze no. 42, Reigersplein no. 7 en Wirdumer- dijk no. 39, verbetering van den waterafvoer van het Reigersplein. De directeur der gemeentewerken over dit verzoek gehoord, adviseert bij missive dd. 18 Juni d.a.v. no. 512/58. Met diens advies vereenigen zich burgemeester en wet houders en dientengevolge berichtten zij adressanten, dat zij bereid zouden worden bevonden den Raad de noodige voorstellen tot verbetering aan te bieden, zoo door hen en den heer P. Dijkstra verklaringen werden gegeven, als bedoeld in het slot van aangehaald adres, nl. dat 1. de heeren van der Weerdt en Dijkstra het aan hen behoorende riooltje in de Nauwesteeg aan de gemeente kosteloos in eigendom overdragen 2. adressanten te zamen in de voor den verderen rioolaanleg door de gemeente te maken kosten voor f 180. willen bijdragen, te verdoelen als volgt a. de heer Rolf 120.of 6.— grondrente; b. de heer van der Weerdt 35. c. de heer ten Hove 25.— 3. de heeren ten Hove en van der Weerdt voor den waterafloop hunner perceelen, elk op eigen kosten onder- grondsche aansluiting met de nieuwe rioleering maken. Deze verklaringen werden respectievelijk gegeven bij missives dd. 31 Oct., 9 Juli, 31 October en 28 October. Adressant Rolf verkiest de betaling eener grondrente ad 6.per jaar. Onder overlegging der betrekkelijke stukken en teeke- ningen, stellen burgemeester en wethouders voor te be sluiten in den waterafvoer van het Reigersplein de verbetering aan te brengen, aangegeven in de missive van den direc teur der gemeentewerken dd. 18 Juni 1901, no. 512/58, waarvan de kosten zijn geraamd op 250. onder voorwaarde, dat belanghebbenden in deze kosten bijdragen gelijk boven omschrevenwelke sommen te betalen ten kantore van den gemeenteontvanger, onmiddellijk na vol tooiing der werken en de grondrente jaarlijks vóór of op 12 Mei; het eerst vóór of op 12 Mei 1902. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen. 8. Prae-advies op een adres van H Keij e. a., bewo ners van den Harlingertrekweghoudende verzoek om aanleg van een voetpad langs een gedeelte van dien weg. Het voorstel is van den volgenden inhoud Bij Uw besluit van 8 October j.l. werd in onze handen gesteld ter fine van praeadvies een adres d.d. 4 October, van H. Keij e. a., bewoners van den Harlingertrekweg, houdende verzoek om een voetpad te doen aanleggen van de trambrug af tot aan het huis door genoemden onder teekenaar bewoond. Wij hebben de eer U in herinnering te brengen de behandeling van ons prae-advies op een gelijksoortig adres derzelfde adressanten in uwe vergadering van 27 Augus tus j.l. (Handel, bladz. 103 105). Het verzoek is toen gewezen van d6 hand en de in diening van het tegenwoordig adres is blijkbaar een uit vloeisel van de aan die beschikking voorafgegane discussiën. Dit nader adres stelden wij in handen van den Direc teur der gemeentewerken, die daarover adviseert bij mis sive d.d. 23 October 1901, no. 865/83, welke hierbij wordt overgelegd: een pad als nu gevraagd,zal een lengte moeten hebben van ongeveer 120 meter; aangelegd op eene breedte van 0.70 meter, zullen de kosten bedragen 300.- Het is Uwe vergadering bekend, dat door ons steeds het beginsel is voorgestaan, dat, indien voor den Har lingertrekweg meerdere kosten moeten worden gemaakt, dan waartoe de gemeente verplicht is, dat meerdere door de rechtstreeks belanghebbenden moet worden betaald. Na ernstige overweging van dit herhaald en duidelijker uiteengezet verzoek, meenen wij echter in den geest Uwer vergadering te handelen door voor ditmaal het maken van een uitzondering op dit beginsel voor te stellen en, zoo wel wegens het aanmerkelijk minder kostenbedrag, dan aanvankelijk was begroot, als wegens het onvermogen van adressanten om de thans geraamde som van 300 bij een te brengen, U in overweging te mogen geven te besluiten voor rekening der gemeente een verhoogd voetpad van straatklinkers, ter breedte van 70 centimeter met rollagen aan weerszijden, te doen aanleggen van de Harlingervaartsbrug af tot het huis bewoond door H. Keij, waarvan de kosten zijn geraamd op 300. II. adressanten te berichten, dat aan hun verzoek zal worden voldaan. De heer van Messel kan zich in principe zeer wel met het voorstel van burgemeester en weihouders vereeni gen, maar vindt toch de breedte van het voorgestelde pad (nl. 70 cM., voor één persoon juist genoeg), wel wat smal voor twee personen, bijv. voor een kind en zijn begeleider. Spr. zou dus aan burgemeester en wethouders in over weging willen geven het pad wat breeder te willen doen maken. De heer Beekhuis is van oordeel, dat het wel geen betoog behoeft, dat, als het denkbeeld van den heer van Messel mocht doorgaan, de kosten belangrijk hooger zou den zijn. In de vergadering van 27 Augustus, waarin afwijzend werd beschikt op het eerste verzoek van dezelfde adres santen, sprak de heer Jansen van eene breedte van 60 centimeter; dat zou reeds de verzoekers tevreden hebben gesteldtrouwens dat dit ook het geval zal zijn bij aan neming van het aanhangige voorstel, kan spr. verzekeren met het oog op de kosten valt dus het denkbeeld van den heer van Messel niet te verwezelijken. De heer Haverschmidt wijst op eene onjuistheid in het prae-advies. Burgemeester en wethouders stellen voor, dezen keer bij uitzondering de kosten van het voetpad te doen dragen door de gemeente, op grond van het onver Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 26 November 1901. 155 mogen der onderteekenaars. Dit moge nu waar zijn met de mede-onderteekenaars, de eerste, blijkbaar de steller en schrijver van het adres, is een gegoed koopman en landeigenaar, die in den hoofdelijken omslag voor 1400 tot 1600 gulden staat aangeslagen. De heer Beekhuis zegt, dat burgemeester en wethouders dezelfde gedachte hebben gehad als de geachte vorige spreker, maar het was natuurlijk moeilijk één der belang hebbenden te laten betalen en de anderen vrij te stellen en daarom heeft men daarvan maar afgezien. Zonder hoofdelijke stemming wordt daarop het voorstel van burgemeester en wethouders aangenomen. 9. Praeadvies op een adres van het bestuur der Friesche Tuinbouwvereeniging om de beschikking te mogen hebben over een schoollokaal ten dienste van een te houden land bouw winterschool. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt besloten Aan bet bestuur der Friesche Tuinbouwvereeniging alhier, ten behoeve van het houden van een tuinbouw- wintercurcus, des Maandags- en Woensdagsavonds van 51/,8'/j uur, tot wederopzegging in gebruik af te staan het benedenlokaal no. 1 van gemeenteschool no. 11, met gebruik van vuur en licht, tegen betaling van f 30 per cursus als vergoeding voor vuur en licht en van 40 cent per avond voor het schoonmaken van het lokaal en verdere met het gebruik van het lokaal in verband staande werk zaamheden. 10. Voorstel van burgemeester en wethouders om in koop over te nemen van P. de Langeen strookje grond aan de Wolvesteeg grenzende aan het onlangs door de gemeente gekocht perceel. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt besloten: van F. de Lang, kopergieter alhier, in koop over te nemen een plek grond, groot ongeveer 3 M3., gelegen tusschen de perceelen kadastraal bekend, gemeente Leeuwarden, in sectie B, nos. 1210 en 1256, op de hierbij overgelegde teekening rood gearceerd, tegen een koopsom van 40, op voorwaarde, dat deze eenerzijds tusschen zijn erf en bedoelden plek grond eene deur plaatse, en de gemeente anderzijds zorge voor eene scheiding van het overige gedeelte van het erf met perceel alsvoren bekend no. 1210, welke scheiding in eigendom en onderhoud aan den verkooper zal overgegaan. 11. Gemeente-begrootingdienst 1902. (Zie Bijlagen 21, 28 en 29.) De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff zegt, namens rapporteurs, burge meester en wethouders dank voor de beantwoording der vraag, of de leden van den Raad vrijen toegang hebben tot de gemeentelijke inrichtingen, zooals de gasfabriek, het armhuis, het ziekenhuis enz.het antwoord zelf, dat die vraag ongetwijfeld ontkennend moet worden beantwoord, zou spr. wel wat kras willen noemendan zouden dus de leden in 't geheel geen toegang hebben en de leden van een college niet, tenzij speciaal door dat college ge machtigd aan een lid, dat zich persoonlijk van het een of ander op de hoogte zal willen stellen, zal dus de toe gang kunnen geweigerd worden. Spreker veronderstelt, dat het pertinent ontkennend antwoord te wijten is aan de toevoeging in de vraag van het woordje „vrije." Volgens zijne aanteekening heeft het lid, dat in de Se sectie de vraag stelde, wel de woorden „vrije toegang" gebruikt, maar zeker heeft hij bedoeld of de leden van den Raad toegang hebben en heeft hij dus willen vragen hebben de raadsleden het recht een bezoek te brengen aan de gemeentelijke inrichtingen bijv. wan neer dè Raad voor dergelijke inrichtingen gelden moet toestaan. Wordt die vraag ontkennend beantwoord, dan zou spr. willen vragen, of het niet beter was voor de deur een bord te plaatsen met de woorden „wacht u voor den hond." Intusschen zal het hem aangenaam zijn nadere inlich tingen omtrent de zienswijze van burgemeester en wet houders te ontvangen. De heer Troelstra zegt, dat burgemeester en wethou ders de vraag hebben opgevat in den zin gelijk de heer Oosterhoff zoo pas uiteenzette en daarop hebben zij ontkennend geantwoord, derhalve, dat de leden van den Raad niet het recht hebben vrijen toegang te eischen. Als men komt met een verzoekdan gelooft spr., dat men den aankloppende niet zal weigeren, maar het reeht van vrijen toegang, dat hebben de leden niet. Zoo is zelfs in de door den Raad vastgestelde beurs- verordening opgenomen, dat burgemeester en wethouders vrijen toegang tot het beursgebouw hebben ieder raadslid daarentegen zou, tijdens de beurs wordt gehouden, de gewone entrée moeten betalen. Waar dus niet aan de leden zulk een recht uitdrukkelijk wordt gegeven, daar moet de vraag, door een lid der 3e sectie gedaan, ont kennend worden beantwoord. De heer Melchers zegt het lid der 3e sectie te zijn, die de bewuste vraag heeft gedaan en hetgeen hem daar toe genoopt heeft, was het verlangen eene zaak van com petentie te beslissenwelke positie n.l. hebben de leden van den Raad tegenover burgemeester en wethouders en welke tegenover de gemeente, wier vertegenwoordigers zij zijn. Het is niet noodig of gewenscht, dat de leden van den Raad altijd zien door rapporten of brillen der com missies. Ten slotte gaat alles onder de verantwoordelijkheid van den Raadwil deze eene werkelijke verantwoorde lijkheid zijn, dan moeten de leden kennis kunnen krijgen van alles, wat er in de gemeente omgaat; spr. wijst er op, dat het in deze geen quastie is van vertrouwen of wantrouwen, maar van competentie. Het is natuurlijk de bedoeling niet, om met de deur in 't huis te vallen, maar, gelijk de heer Oosterhoff' verduidelijkte, geldt het de beantwoording der vraag, of de leden van den Raad zullen worden toegelaten, als zij willen. Als de hoofden der gemeentelijke inrichtingen zich onwillig betoonen, om de leden binnen te laten, dan zou hij dit zeer onverstandig achten, maar als nu bijv. gezegd wordt heden niet, kan dan een lid toch binnenkomen of moet men steeds permissie vragen aan de machten over die inrichtingen gesteld? Het is juist zoo van belang om eens te kunnen gaan kijken, vóórdat misschien alles wordt klaargemaakt, naar het eten, werken enz. Den Voorzitter blijkt, na het gesprokene door den heer Melchers, dat burgemeester en wethouders de vraag terecht hebben opgevat als competentiequaestie en dan is het antwoord van burgemeester en wethouders z. i. correct zeker staat de Raad volgens de grondwet aan het hoofd der gemeente, maar zijn bevoegdheden zijn bij de gemeen tewet geregelddeze onderscheidt scherp tusschen de bevoegdheden van den Raad en die van burgemeester en wethouders, en draagt die op aan de onderscheiden colleges; daaruit vloeit van zelf voort, dat niet elk lid individueel kan doen, waartoe alleen de Raad of het college van dagelijksch bestuur in zijn geheel de bevoegdheid heeft. Speciaal moet ontkennend beantwoord worden de vraag, of elk lid van den Raad als zoodanig toegang kan eischen tot de door den heer Melchers bedoelde instellingen, als b.v. het Armhuis. Bij art. 179t der gemeentewet is aan burgemeester en wethouders opgedragen het toezicht op zoodanige instel lingen; dit toezicht valt buiten den werkkring van den

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1901 | | pagina 2