Vergadering van Dinsdag 16 Mei 1905.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 Mei 1905.
97
Tegenwoordig 14, later 17 leden, te weten de heeren:
Oosterhoff, Beerends, van Ketwich Verschuur, Beucker
Andreae, Lautenbach, Jansen, Komter, Beekhuis, Duparc,
Troelstra, Haversehmidt, Menalda, Hijlkema, Wolil' en
later de heeren Feitz, Tromp en Baart de la Faille.
Afwezig de heeren Tigler Wijbrandi, van Messel,
Feddema, Koopmans, Schoondermark en Wilhelmij.
Voorzitterde heer A. E. Zimmerman, Burgemeester.
I. De notulen van de op Dinsdag 9 Mei 1.1. gehouden
vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt medegedeeld
1. Bericht van afwezigheid van de heerenTigler
Wijbrandij, van Messel en Feddema.
2. Kennisgeving van Mevr. de Wed. L. Nauta geb.
v. d. Berg, van het overlijden van haar echtgenoot, in
leven leeraar aan het Gymnasium alhier.
De Voorzitter gevoelt zich verzekerd, dat, evenals Bur
gemeester en Wethouders, ook de Baad met leedwezen
kennis zal nemen van dit bericht. De gemeente verliest
in den overledene een ambtenaar, die zich gedurende vele
jaren hoogst verdienstelijk heeft gemaakt, zoowel in zijn
ambtelijke loopbaan als in andere functies, waarin hij zijn
diensten aan de gemeente wijdde.
Het bericht wordt voor kennisgeving aangenomen.
3. De rekening van het Stads-Ziekenhuis over 1904.
Wordt gesteld in handen van de heeren Baart de la
Faille, Feddema en Tromp, om onderzoek en rapport.
4. Missive van het bestuur der Woningvereeniging
„Leeuwarden", houdende verzoek, dat de Raad 2 bestuurs
leden dier vereeniging benoeme.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wet
houders om prae-advies.
III. Wordt ter tafel gebracht
1. Voorstel van Burgemeester en Wethoudersom aan
den heer J. C. W. de Ronde, op zijn verzoek, eervol
ontslag te verleenen als Directeur der Gemeentelijke
Gasfabriek alhier.
Wordt aan do orde gesteld voor een volgende verga
dering.
2. Voorstel van Curatoren van het Gymnasium, tot
benoeming van een tjjdeljjken leeraar in de Fransche taal
aan die inrichting.
Wordt nog voor heden aan de orde gesteld.
IV. Rapporten.
Do heer van Ketwich Verschuur brengt rapport uit
namens de commissie, in wier handen is gesteld de reke
ning van het Nieuwe Stadsweeshuis, over het jaar 1904.
De heer Wolff brengt rapport uit namens de commissie,
in wier handen is gesteld de rekening van de Kamer
van Koophandel en Fabrieken, over het jaar 1904.
V. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den
oproepingsbrief vermelde punten.
1. Benoeming van een tijdelijleen leeraar in de Fransche
taal aan het Gymnasium.
Met algemeene (14) stemmen wordt benoemd de heer
J. G. Brederode, leeraar aan de Rijks lioogere burger
school alhier.
2. Voortzetting der behandeling van de voorstellen der
Commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen tot
vaststelling van de bouw- en woningverordening voor deze-
gemeente en de daarop ingediende amendementen (bijlagen
nos. 1416 en 17).
Aan de orde is artikel 4, met de nadere voorstellen,
die door de gecombineerde commissie ten aanzien van
dit artikel zijn gedaan (Bijlage no. 17).
De Voorzitter verzoekt de leden nota te nemen van
een wijziging, die de gecombineerde commissiën nog in
haar voorstel aanbrengen. In dat voorstel leest men:
Straten eerste klasse zijn die straten, welke de Raad
in het reehtstreeksch belang acht van de gemeente."
Voor de laatste woorden „van de gemeente" moet
gelezen worden „van het algemeen verkeer", en ook in
de volgende drie alinea's moeten de woorden „der ge
meente" door die uitdrukking worden vervangen.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Troelstra, deelt mede, dat hij met den heer
Hijlkema in zooverre tot zijn genoegen heeft kennisge
nomen van de gewijzigde lezing, door de commissiën
aan het artikel gegeven, als daarbij acht is geslagen op
het door den heer Hijlkema met spreker te zamen inge
diende amendement, dat de commissiën aanleiding heeft
gegeven om het artikel nog eens onder handen te nemen.
Maar aan de hoofdzaak, zooals de voorstellers van het
amendement zich die gedacht hadden, is door de com
missiën toch niet voldaan. Zij hebben overgenomen het
voorstel om de straten anders te classitieeeren, maar in
do toelichting op het amendement is juist gezegd, dat de
voorstellers, indien zij „geen andere opmerkingen hadden
te maken, dit hun waarschijnlijk geen aanleiding zou
hebben gegeven" om voor verkeers- of woonstraten te
lezen straten eerste, tweede klasse.
Dan is uit het amendement gelicht de bepaling,
omtrent dc afstanden tusschen de rooilijnen, zooals die
waren ontleend aan art. 9, wat den voorstellers in alle
opzichten goed is, maar tevens is door de nadere toelichting
verduidelijkt, wat men bedoelt met de straten 2de en
3de klasse, waarlangs geen gebouwen mogen worden
gesticht hooger dan 7 meter. Zooals spreker is gebleken
uit de toelichting, wilden de commissiën in afwijking
van art. 14, dat in het algemeen bepaalt hoe hoog de
gebouwen hoogstens mogen zijn, ten aanzien van do
classificatie der straten voor de geringere bijdrage, de
hoogte meer beperken. Daarbij kunnen de voorstellers
van het amendement zich ook neerleggen, mits het
duidelijker in het voorstel zelf worde omschreven. Het
is blijkbaar de bedoeling om in elk raadsbesluit, betref
fende den aanleg van nieuwe straten, afzonderlijk de door
dc aanvragers voorgestelde hoogte te regelen. Spreker
kan dat stelsel aanvaarden met een nadere redactie-wijziging
evenwel.
Waar het echter op aankomt, dat is, dat spreker met
zijn medevoorsteller van het vroegere amendement heeft
gewezen op de onduidelijkheid ten aanzien van hetgeen
te verstaan is onder een verkeersstraat, nu straat eerste
klasse.
In de eerste plaats blijft incn zeggen, dat het zijn moet
ecu straat van een zekere breedte. Later leest men,
dat het een straat is, die door den Raad is verklaard
te zijn in het reehtstreeksch belang van het algemeen
verkeer. Dat is spreker zóó onduidelijkdat hij er
gisteren nog eens het oordeel over heeft gevraagd van
een scherpzinnig rechtsgeleerde, die het volkomen met
spreker eens was, dat die bepaling aan duidelijkheid
zeer veel te wenschen overlaat.