22 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Februari 1907.
grooting voor het jaar 1906, evenals op die voor
1905, toegestaan voor:
a. kosten van rechtstreeks van gemeentewege
verstrekte voeding en kleeding aan behoeftige school
kinderen 300.
b. subsidie aan voreenigingencommissiën of
schoolbesturen, ten behoeve van het verstrekken van
voeding aan behoeftige schoolkinderen 5.
c. kosten ter uitvoering van het bovenomschreven
raadsbesluit 50.
Uit het toegestaan bedrag sub a hebben met in
achtneming van de bij het raadsbesluit van 27
Augustus 1901 gestelde bepalingen uitsluitend ver
strekkingen van schoeisel plaats gehad.
Aanvrage om andere kleeding of om voedsel zijn
door de hoofden niet aan Burgemeester en Wethouders
overgebracht.
De verstrekkingen hadden plaats in de maanden
Januari, Februari en December en bestonden, behalve
waar het gold kinderen met mismaakte voeten, waar
voor 3 paar schoenen werden vervaardigd, in klompen.
Het getal verstrekte paren klompen bedroeg 1083,
als volgt verdeeld over de scholen der 3o klasse
Gemeenteschool no. 8 346
259
10 227
11 251
tegen 1126 in totaal in 1905.
De behoefte, die de kinderen naar het oordeel der
betrokken hoofden aan schoeisel hadden, werd door
Burgemeester en Wethouders na ingesteld onderzoek
in verreweg de meeste gevallen erkend.
De kosten van de klompen en schoenen hebben een
gezamenlijk bedrag gevorderd van f 304.18, zoodat
de toegestane som van 300.in 1906 mot een be
drag van 4.18 is overschreden.
Van hot toegestaan bedrag sub b is in 1906 geen
gebruik gemaakt, terwijl dat sub c aan de personen
die door Burgemeester en Wethouders zijn belast met
hot onderzoek naar de vraag, of do behoefte die naar
het oordeel der schoolhoofden bestaat, door hun college
kan worden erkend, geheel is of zal worden uitgekeerd.
De lieer Besuijen zal niet in herhalingen treden van
hetgeen hij gezegd heeft in do vorige vergadering,
maar het zal ieder wel duidelijk zijn, dat, in verband
met het gesprokene op 12 Februari, hij tegen zal
stemmen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om
a. hot ontwerp in den aangeboden vorm vast te stellen:
b. afschrift te doen tookomen aan den districts
schoolopziener,
wordt aangenomen mot 17 tegon 2 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Beucker Andreae, Lauten-
bach, Monalda, Wilhelmij, Oosterhoff, van Ketwich
Verschuur, Beerends, Burger, Koopmans, Schoonder-
mark, Feddema, Feitz, Duparc, Haverschmidt, Baart
ue la Faille, Tigler Wijbrandi en van Messel. Tegen
de heeren: Besuijen en Zandstra.
4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
K. IFifs Wz. vergunning te verleenen tot het maken
van een inrit in het trottoir aan de Kanaalstraat.
Overeenkomstig de conclusie van dit voorstel, wordt
met algemeene stemmen besloten
aan den heer K. Wits Wz. alhier vergunning te ver
leenen tot het maken en tot wederopzeggens toe heb
ben van bedoelden inrit onder voorwaarde
a, dat de inrit ten genoegen van Burgemeester en
Wethouders door en op kosten van den adressant
worde aangelegd in klinkers in zand en ter plaatse,
op de ingezonden situatie-teekening aangeduid, terwijl
de afgesneden einden van den trottoirband rond moeten
worden bijgwerkt;
b. dat de inrit voor den duur der vergunning door
adressant of zijne rechtverkrijgenden worde onder
houden in gelijke materialen als de overige gedeelten
van het trottoir door de gemeente worden onderhouden,
terwijl bij opheffing van den inrit het trottoir ter plaatse
in gelijken staat moet worden gebracht als waarin
het zich bevond op het tijdstip waarop de vergunning
werd verleend, een en ander ter beoordeeling van den
Directeur der Gemeentewerken en op kosten van den
adressant of diens rechtverkrijgenden
c. dat als erkenning van het eigendomsrecht der
gemeente op den grond, waarop de inrit wordt ge
maakt, door adressant of zijno rechtverkrijgenden
jaarlijks vóór of op 1 Mei, het eerst vóór of op
1 Mei 1907, ten kantore van den gemeente-ontvanger
worde betaald eene recognitie van 1.
5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tut
onderhandsche verhuring van gemeente-eigendommen.
Het voorstel luidt als volgt:
Wij hebben de eerhier bij aan Uwe vergadering over
te leggen adressen van 1°. H. S. Hitman, 2° J. E..
Schreuder, II. G. Schuurmans, Wed. Tjeerdema en
A. Kuitert, vrouw van Ellens; 3°. M. Elskamp;
4°. S. de Boer, wed. IJ. Geertsma, huurders van
woningen aan de gemeente in eigendom toebehoorende,
die daarbij opnieuw inhuring van deze pandon ver
zoeken.
De woningen van de adressanten sub 2". bedoeld,
resp. gelegen aan den Oostersingel, do Tuinen en do
Westerplantage, werden tot dusverre mondeling bij
de week verhuurd. Hot is wenscholijk hieraan een
einde to maken en ook hun in liet vervolg slechts bij
schriftelijk contract to verhuren.
M. Elskamp verzoekt bij zijn adres do huur van do
woning Kruisstraat no. 25 van f 200.— tot ƒ175.
per jaar to verlagen. Nadat wij hom hadden mede
gedeeld, dat wij bezwaar moesten maken dit zijn
verzoek bij U te ondersteunen, heelt hij, blijkens zijn
overgelegd schrijven d.d. 10 Dec. 1.1. verklaard ge
noegen te nemen met de bestaande voorwaarden.
Voorts zal de huurprijs van de woning Kalvergloppo
no. 197 met 0.10 per week moeten worden verhoogd,
omdat hot, gelijk wij de huurster, do wed. Geertsma
reeds modedeelden, in onze bedoeling ligt die woning
overeenkomstig baron wensch aan de waterloiding to
doen aansluiten.
Ton slotte achten wij het wenschelijk, aan de wed.
Tjeerdema geb. Schuurmans de benedenwoning Tuinen
no. 40 slechts te verhuren onder de bijzondere voor
waarde, dat de huur eindigt en deze woning door
haar moet worden ontruimd binnen zes weken na den
dag waarop hare dienstbetrekking tot de gomeento
afloopt.
Overigens bestaat bij ons tegen deze verhuring
geen bezwaar, waarom wij onder overlegging van do
betrekkelijke adviezen van den Directeur der Gemeente
werken, alzoo de eer hebben U voor te stellen te
besluiten
I. met ingang van 12 Mei 1907 te verhuren op
de voorwaarden die Burgemeester en A\ ethouders
geraden zullen voorkomen
A. voor den tijd van drie jaren de woningen
Oldegalileën no. 40, met bijbehoorende bergplaats no.
32, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectio F
no. 2079 als huis, groot 1 A. 34 cA., aan H. S,
Hitman voor 48.per jaar;
B. voor den tijd van écn jaar:
1°. de woning Kruisstraat no. 25, kad. bekend
gemeente Leeuwarden, sectie B no. 1392, als huis
en erf, groot 1 A. 50 cA., aan M. Elskamp voor
200.-
2°. de woning Oostersingel no. 114, kad. bekend
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Februari 1907. 23
gemeente Leeuwarden, sectie F no. 1294 als huis
en erf, groot 66 cA., aan J. E. Schreuder voor f 1.20
per week
3°. de benedenwoning Tuinen no. 40 bij de bewaar
school no. 6, kad. bekend gemeente Leeuwarden,
sectie B no. 3117, als huis en erf, groot 1 A. 20 cA.,
aan H. G. Schuurmans wed. Tjeerdema voor 75.
per jaar;
3°. de woning Westerplantage no. 6, gedeelte van
het perceel kad. bekend gemeente Leeuwarden, sectie B
no. 3302, als huis en erf, groot 2 A. 80 cA., aan Aukje
Kuitert vrouw van S. Ellens, voor 1.25 per week;
5°. de woning Kalvorgloppe no. 197, deel uit
makende van het kad. perceel gemeente Leeuwarden,
sectie C no. 1645, als huis en erf, geheel groot 1 A.
10 cA., aan S. de Boer, wed. IJ. Geertsma voor
1.60 per week.
II. Te bepalen, dat de huur der eigendommen,
bedoeld sub B, na expiratie van den huurtijd, stil
zwijgend geacht zal worden van jaar tot jaar te zijn
verlengd, indien zij niet door een van beide partijen
drie maanden te voren wordt opgezegd, welke ter
mijn echter voor de benedenwoning Tuinen no. 40 bij
beëindiging van de dienstbetrekking der tegenwoor
dige huurster met de gemeente op zes weken wordt
gesteld.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt met algemeene stemmen aangenomen.
6. Nader voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot aanwijzing van een rooilijn voorj den weg Achter
de Hoven.
Dit voorstel luidt als volgt:
Na de toezegging van den toenmaligen voorzitter
in Uwe vergadering van den 8sten Januari is door
ons college aangaande de bij ons schrijven van 20
December 1906 no. 4076/161 voorgestelde rooilijn voor
het meest westelijk gedeelte van den weg Achter de
Hoven nader overleg gepleegd met de Commissie
voor de Openbare Werken. Het dientengevolge door
haar uitgebrachte advies van 23 Januari zal door U
bij de stukken worden aangetroffen. Zij blijkt daarin
een afstand der rooilijnen nabij den spoorovergang
van 15 Meter en verderop van 12 Meter voor te
staan, doch na kennisneming van de naderhand nog
ingekomen rapporten van den Inspecteur voor het
Woningtoezicht en den Directeur der Gemeentewerken
is in hare meening in zooverre verandering gekomen,
dat in overweging gegeven wordt de rooilijn op
resp. 20 en 12 Meter onderlingen afstand te projecteeren.
In haar eerste advies was bovendien nog aangeraden
reeds thans een besluit te nemen omtrent breedte
van rijweg en trottoirs aldaar. Dit laatste komt ons
voor met de kwestie der rooilijnen niet in onmiddellijk
verband te staan en zal kunnen blijven opgeschort
totdat inderdaad de bebouwing daar ter plaatse de thans
aan te wijzen rooiïng zal hebben gevolgd en veran
dering der bestrating zal worden ter hand genomen.
Bij het andere gedeelte van haar advies kunnen
wij ons evenwel aansluiten, zoodat wij, met wijziging
van ons bovengenoemd voorstel van 20 December 1906,
de eer hebben U in overweging te geven te besluiten
als rooilijnen voor de bebouwing langs het meest
westelijk gedeelte van den weg Achter de Hoven
vast te stellen de op de teekening getrokken roode
lijnen, hebbende van den spoorwegovergang bij de
Maria Louisastraat af tot aan de kad. perceelen sectie
G, nos. 6775 en 4957 een onderlingen afstand van 20
Meter en van daar af tot aan de nos. 6780 en 5865
een onderlingen afstand van 12 Meter.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt met algemeene stemmen aangenomen.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders
a. tot wijziging van het besluit tot heffing en veror
dening op de invordering van begrafenisrechten op de
begraafplaats
b. tot wijziging van de verordening op de inrichting
en het gebruik van de algemeene begraafplaats en de
begrafenissen bijlage no. 5).
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
Daar geen der leden het woord verlangt, worden
de algemeene beraadslagingen gesloten.
De Voorzitter stelt voor alsnu over te gaan tot
artikelsgewijze behandeling.
De heer Burger verzoekt verlof nog even tot de
algemeene beschouwingen te mogen terugkeeren, want
hij verkeerde in de meening dat de bouwverordening in
behandeling was.
De Voorzitter antwoordt, dat de Raad zal moeten
beslissen of hij in de reeds gesloten algemeene beraad
slaging wil terugkeeren.
Waar spreker intusschen weet, doordat de heer
Burger hem van te voren met hetgeen hij wenschte
te zeggen, heeft in kennis gesteld, dat eene goede
behandeling der zaak gebaat is door alsnog de alge
meene beraadslaging te heropenen, doet hij daartoe
het voorstel, rekening houdende met het feit dat de
sluiting van het debat alleen aan onoplettendheid
van dat lid was te wijten.
De algemeene beraadslaging wordt alsnu heropend.
De heer Burger heeft deze wijziging in de veror
dening nauwkeurig bestudeerd. Spreker vindt het
doel sympathiek, want het beoogt de afschaffing van
een groot gescharrel met de administratie en de inning
van postjes van 0.20 en 0.10, dat aan de gemeente
misschien meer kost dan het opbrengt.
Hierover wil spreker niet uitweiden. In de toelich
ting echter op bladz. 103 bijlage no. 5 staat:
,,De thans voorgestelde wijziging komt nu hier
„op neer dat terwijl voor de tijdelgk in gebruik
„afgestane graven, een vorm om zich het recht op
„een graf te verzekeren, die zelden voorkomt, alleen
„vooruitbetaling van het grafgeld toegelaten is, be
houden blijft in plaats van een facultatieven afkoop
„voor 6.voor elk eigen graf, thans de verplichte
„afkoop in het leven wordt geroepen voor:"
Spreker ziet hieruit, dat het dubbeltjessysteem ge
handhaafd wordt voor hen, die een graf gehuurd
hebben. Hij vraagt daarom of er ook bezwaar be
staat een stap verder te gaan en ook voor die graven
het onderhoud afkoopbaar te stellen. Dit zou voor
de administratie dezelfde vereenvoudiging geven.
De heer Zandstra zal niet in herhalingen vervallen.
Hij had dezelfde opmerking willen maken als de heer
Burger. In verband echter met de voorgestelde
wijziging van art. 10, meent spreker dat die wijziging
ook in art. 11 moet plaats hebben.
Do heer Feddema wil een enkele opmerking maken.
Spreker leest in de memorie van toelichting bij art. 10:
„Hoewel ook de wet den termijn van tien jaar aan-
„geeft als den kortsten, waarna een graf mag worden
„geroerd, heeft de ondervinding met onzen kleibodem
„opgedaan, toch de wenschelijkheid aangetoond een
„graf voor geen korteren tijd dan voor vijftien jaar
in gebruik te geven".
Spreker vraagt of het nu de bedoeling is, dat er in
werkelijkheid niet aan een graf mag worden geroerd
dan na 15 jaar. Het is niet imperatief voorgeschreven.