62 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 April 1907.
10. dat het verslag van den toestand der gemeente
over 1906 gereed is en eerlang in druk zal verschijnen.
De punten 810 worden voor kennisgeving aan
genomen.
III. Wordt ter tafel gebracht:
1. Aanbeveling van Burgemeester en Wethouders
voor de benoeming van een lid in het bestuur der
Woningvereeniging „Leeuwarden", wegens periodieke
aftreding van den heer J. Bubberman.
Heeft ter visie gelegen, om nog heden te worden
behandeld.
2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
onderhandsche verhuring van de perceelen Oldega-
lileën nos. 36 en 38 en ontbinding van de bestaande
huurovereenkomst van eerstgenoemde woning.
Zal in eene volgende vergadering worden behandeld.
3. Alsvoren tot hernieuwde vaststelling van het
reglement voor de Stads Bank van Leening.
Zal worden gedrukt als bijlage tot het Raadsverslag.
De heer Feitz is intusschen ter vergadering verschenen.
IV. Rapporten.
De heer Beucker Andreae deelt mede, dat het
onderzoek van het kohier van den Hoofdelijken Omslag
in de sectiën is afgeloopen. Tot rapporteurs zijn
benoemd de heeren Beerends, Wilhelmij en Beucker
Andreae. Het rapport is gereed. Spreker verzoekt
dit als gelezen te beschouwen en stelt voor het in
eene volgende vergadering te behandelen.
De Voorzitter stelt voor te besluiten overeenkomstig
het voorstel der commissie.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
V. Hierna komen de voor heden op den oproepings
brief vermelde punten aan de orde.
1. Benoeming van een lid in het bestuur der Woning-
vereeniging Leeuwarden, wegens periodieke aftreding
van den heer Bubberman.
De Voorzitter deelt mede dat de heer Bubberman
niet voor eene herbenoeming in aanmerking wenscht
te komen. Burgemeester en Wethouders bevelen aan
de heeren
1. G-. Pijselman.
2. C. H. Groeneveld.
Wordt overgegaan tot de benoeming.
Uitgebracht zijn 20 stemmen te weten
op den heer G. Pijselman 19,
C. H. Groeneveld 1, zoodat de heer
G. Pijselman benoemd is.
2. Rapport der Commissie, belast geweest met het
onderzoek van eene af- en overschrijving op de begrooting
van het Stads-Ziekenhuis, dienst 1906.
Met algemeene stemmen wordt de conclusie van
het rapport, strekkende tot het verleenen van de
gevraagde machtiging, aangenomen.
3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
aan A. Knobbe, eervol ontslagen werkman bij de stads
reiniging, een jaarlijksch pensioen te verleenen.
Dit voorstel luidt
Bij ons is ingekomen een adres van A. Knobbe
alhier, die daarbij eervol ontslag vraagt als werkman
bij de stadsreiniging, onder toekenning van pensioen.
Blijkens de hierbij overgelegde geneeskundige ver
klaring is adressant lichamelijk niet meer geschikt
zijne betrekking verder naar behooren waar te nemen.
Op grond daarvan is hem dan ook bij ons besluit
van 14 Maart 1907, in afschrift hiernevens gevoegd,
eervol ontslag uit die betrekking verleend met ingang
van 16 Maart 1907.
Volgens art. 1 der verordening (gemeenteblad no.
32 van 1893) komt adressant in aanmerking voor
pensioen vanwege de gemeente, waarom wij onder
overlegging van een staat waarin het pensioen is
berekend, dat hem krachtens de artt. 35 der aan
gehaalde verordening kan worden toegekend de eer
hebben U voor te stellen te besluiten
aan A. Knobbe, met ingang van den datum, waarop
hem eervol ontslag uit zijne betrekking is verleend,
een jaarlijksch pensioen toe te kennen van f 205.
Met algemeene stemmen wordt dienovereenkomstig
besloten.
4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
aan S. van der Meiden en H. Keverkamp ten behoeve
van een hun toebehoorend perceel land over gemeentelijk
terrein uitweg te verleenen naar den weg Achter de
Hoven.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij nevensgaand adres verzoeken S. van der Meulen,
bloemist en H. Keverkamp, gardenier, beiden alhier
woonachtig, hun ten behoeve van het perceel land,
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie G
no. 7330, uitweg te willen verleenen naar den open
baren weg Achter de Hoven over de aan de gemeente
toebehoorende strook grond, kadastraal bekend in
sectie G no. 7422.
Onder overlegging der ingewonnen adviezen van
den gemeentelijken Inspecteur voor het Woningtoe
zicht en den Directeur der Gemeentewerken, meenen
wij dat tegen inwilliging van het verzoek geen
bezwaar kan bestaan.
Wij hebben derhalve de eer U voor te stellen te
besluiten
aan adressanten tot wederopzeggens toe het recht
van uitweg te verleenen over het aan de Zuidzijde
van den weg Achter de Hoven gelegen en aan de
gemeente toebehoorend perceel kadastraal bekend
in sectie G no. 7422, onder voorwaarde
1. dat op hunne kosten in het staketsel, geplaatst
aan de Zuidzijde van het terrein, een draaibaar hek
worde aangebracht, hetwelk voortdurend in goeden
staat moet worden onderhouden ten genoegen van
Burgemeester en Wethouders
2. dat door adressanten jaarlijks vóór of op 12
Mei, voor het eerst op 12 Mei 1907, ten kantore van
den gemeente-ontvanger worde betaald eene recognitie
ten bedrage van f 1.
Met algemeene stemmen wordt dit voorstel aange
nomen.
5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders inzake
het adres van J. C. van der Meiden om met hem eene
overeenkomst aan te gaan betreffende de sloot en de
schutting enz. langs zijn perceel aan de Wijbrand cle
Geeststraat.
Dit voorstel luidt als volgt
Door aankoop destijds van het huis van de familie
van Asperen aan den Grachtswal is de schutting die
het perceel ten noorden afscheidde van het erf van
den heer van der Meulen, met dezen massaal ge
worden. Deze schutting, die zich in zeer bouwvalligen
toestand bevindt, is door den straataanleg ter plaatse
aan de Wijbrand de Geeststraat komen te liggen,
ontsiert daar de omgeving en moet noodzakelijk in
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 April 1907. 63
een beteren staat van onderhoud gebracht worden.
Aan de oostzijde wordt het terrein van den heer
van der Meulen voorts begrensd door een sloot, die
mede van de gemeente en hem gemeenschappelijk
eigendom is hierin en -door beweert genoemde heer
dat hem een recht van opslag en vaart in zuidelijke
richting en langs de Soldatengracht tot de stadsgracht
toekomt. De aanleg van de Wijbrand de Geeststraat
zou hem mitsdien in zijne rechten hebben verkort.
Ten einde nu tot een vergelijk te komen, biedt de
heer van der Meulen bij adres van 7 December 1906,
in onze handen om praeadvies gesteld, aan Uwe
Vergadering zijn medewerking tot eene transactie
aan, die op het volgende neerkomt
a. de gemeente doet van haar recht op de schut
ting, adressant van zijn beweerd recht van opslag
afstand
b. adressant verplicht zich tot het maken van een
steenen muur met zooveel deur- en lichtopeningen
als hij verkiest en met toegang tot de straat, terwijl
do rooilijn voor de gebouwen, die hij eventueel aan
de Wijbrand de Geeststraat wenscht te stichten en
die kennelijk hunne voorgevels aan die straat hebben,
zal zijn op 1.50 M. uit den achterkant van het trottoir.
Tot hetgeen sub a werd voorgesteld was ons
college wel te vinden, niet zoozeer omdat het van
meening was dat het gepretendeerde recht op de
sloot door de overgelegde akte waarlijk voldoende
aannemelijk was gemaakt ook uit een van onzent-
wege ingesteld onderzoek ten kadasterkantore was
immers niet gebleken, dat een zoodanig recht inder
daad bestond als wel omdat de gemeente van
eene waarschijnlijke verplichting om in het onderhoud
der schutting bij te dragen werd ontheven en de
welstand ter plaatse zou worden bevorderd, indien
deze door eene steenen afscheiding zou worden ver
vangen.
Wat punt b aangaat, mocht evenwel vrees worden
gekoesterd dat, indien eenmaal de muur met de ramen
en deuren zou zijn tot stand gekomen, daarmede, in
verband met de bestaande loods of werkplaats, tegelijk
onmiddellijk aan de straat een gebouw zou zijn ont
staan, dat niet geplaatst was in een wenschelijk
geachte, meer achterwaarts gelegen rooilijn.
Betreffende dit laatste zijn met den heer van der
Meulen mitsdien nadere onderhandelingen gevoerd,
waarbij zijnerzijds nog het verlangen werd te kennen
gegeven
1°. dat de gemeente aan hem het haar toebehoo
rende gedeelte sloot ten oosten van zijn perceel zou
afstaan, waarna de geheele sloot zou worden gedempt;
2°. dat hij ten hoogste twee inritten in het trottor
aan de Wijbrand de Geeststraat zou mogen hebben.
Bij die onderhandelingen is verkregen dat de door
adressant aan de Wijbrand de Geeststraat gewenschte
gevel dadelijk in een rooilijn van 1.50 M. uit den
achterkant-trottoir zal worden teruggebouwd, terwijl
de tusschengelegen ruimte als stoep zal worden aan
gelegd. Wel is waar is de afstand tusschen de
rooilijnen in dat gedeelte straat nu 3.50 M. kleiner
dan verder op, doch op dit punt werd vasthouden
aan de rooilijn ook daar op 5 meter niet geraden
geacht, omdat de geheele verbetering er door in
gevaar werd gebracht, daar adressant voor de op
offering van een zoo aanmerkelijke strook van zijn
terrein wel niet te vinden zou zijn geweest. Voor
den afstand van het slootgedeelte, waardoor mede de
plaatselijke welstand wordt bevorderd, is 150.be
dongen, waartegenover de gemeemte harerzijds reeds
thans een begin zal maken, n.l. voorzoover adressants
terrein strekt, met den aanleg van een riool in de
aldaar voor straat opengehouden grondstrook. Tegen
de vergunning tot het maken der inritten eindelijk,
mits op de gewone voorwaarden, is geen bezwaar
gevonden.
Wij meenen dat de transactie aldus in het be
lang der gemeente is en kan worden aanvaard, zoo
dat wij, ónder overlegging van het adres en de verder
gewisselde stukken, de eer hebben U voor te stellen
te besluiten
A. in het gedeelte Wijbrand de Geeststraat, ge
legen langs de kadastrale perceelen gem. Leeuwarden
sectie G nos. 3195 en 584Ö, als rooilijn aan de noord
zijde vast te stellen de op de teekening op een
afstand van 1.50 M. uit den achterkant van het
trottoir getrokken roode lijn
B. met Johannes Christoffel van der Meulen,
eigenaar van het perceel gemeente en sectie alsvoren
no. 5840 de navolgende overeenkomst aan te gaan
1. de adressant doet afstand van alle rechten van
opslag in de sloot beoosten zijn voornoemd eigendom,
die hij c. q. mocht kunnen laten gelden en van alle
daaruit voortvloeiende rechten:
2. de gemeente Leeuwarden draagt in algeheelen
eigendom aan den adressant over de thans tusschen
de gemeente en hem gemeenschappelijke schutting
tusschen het erf van dezen en de Wijbrand de Geest
straat
3. adressant verbindt zich vóór 1 Januari 1908
in de plaats van deze schutting een nieuwen gevel
in de sub A genoemde rooilijn te maken, waarvan,
onverminderd de bepalingen der Bouw- en andere
vigeerende verordeningen, de teekening en samen
stelling door Burgemeester en Wethouders moeten
worden goedgekeurd en verkrijgt, onder reserve van
het vorenstaande, het recht, daarin zooveel deur- en
lichtopeningen te maken als hij noodig oordeelt, ter
wijl de tusschen trottoir en rooilijn gelegen ruimte
als stoep zal worden aangelegd en onderhouden
4. het maken van ten hoogste twee inritten in
het trottoir vóór liet voornoemde perceel aan de
Wijbrand de Geeststraat wordt toegestaan onder ver
plichting van den eigenaar om voor eiken inrit eene
recognitie van 1.per jaar te betalen en verder
op de gebruikelijke door Burgemeester en Wethouders
nader te stellen voorwaarden
5. aan adressant wordt het aan de gemeente
behoorende meest oostelijk gedeelte der sub 1 go-
noemde sloot, voorzoover gelegen langs het no. 5840
op de teekening rood gearceerd en ter grootte van
50 M2., de juiste grootte nader door een landmeter
van het kadaster op te meten, in koop overgedragen
voor eene som van 150.vóór het verteekenen
der akte van overdracht ten kantore van den gemeente
ontvanger te voldoen, onder bepaling dat de kosten
van overdracht, uitmeting enz., voor zijne rekening
komen en verder op de voorwaarden die Burgemeester
en Wethouders geraden zullen voorkomen, terwijl de
op te trekken grensscheiding naar genoegen van
Burgemeester en Wethouders moet zijn, waartegen
over van gemeentewege voor rioolaanleg langs de
over te nemen strook zal worden zorg gedragen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt met algemeene stemmen aangenomen.
6. Voortzetting der behandeling van het voorstel der
Commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen
tot wijziging van de Bouwverordening (bijlagen nos. I,
7, 8, 9 en 10).
De beraadslaging wordt geopend en aangevangen
met de behandeling van art. 7.
De artt. 7, 8 en 15 worden met algemeene stemmen
aangenomen.
Aan de orde is art. 18, waarop een amendement
is ingediend door den Heer Feddema.