66 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 April 1907.
zaak opnieuw van alle zijden is beschouwd, en dat
toen, na een uitvoerig contradictoir debat, in weerwil
van het ongunstig advies van een der inspecteurs,
op wien ook nu een beroep is gedaan, de bepaling
van 1893, zelfs eenigszins verscherpt, met groote
meerderheid van stemmen bleef gehandhaafd. Laat de
Raad nu toch, zegt spreker, eerbied hebben voor zijn
eigen, nog zoo kort geleden genomen besluiten.
In 1905 werd door spreker gezegd, dat het toen
eigenlijk een geldquaestie gold. Zóó is het ook nu.
Zij, die de kosten van het middel van den heer Fed-
dema kunnen betalen, zullen het gaan toepassen.
Anderen, en dit zijn honderden en honderden, die
het geld er niet voor hebben, zullen ook verder den
afvoer der faecaliën slechts door een ton kunnen doen
plaats gebben.
Zij, die geld er voor over hebben, zullen dan een
soort van vrijbrief krijgen, om hun faecaliën, zij het
dan ook in verdunden toestand, in de openbare
wateren te loozen. Maar honderden en honderden
kleine woningen, allereerst arbeiderswoningen, zullen
van het middel zijn verstoken. Bovendien, welke
waarborg is er, vraagt spreker, dat ook op deze wijze
kiemen van besmettelijke ziekten niet in de openbare
wateren worden overgebracht
Eenige jaren geleden had de cholera zich weder
in Europa vertoond. Ook Nederland bleef er niet
geheel vrij van, enkele gevallen kwamen mede in
Leeuwarden voor op het Vliet. Wat bleek toen bij
onderzoek? Dat de ziekte was voorgekomen in een
gemeente, waarvan het openbare water verbinding-
had met het vaarwater langs het Vliet. Zeker viel
hier aan een causaal verband te denken.
Spreker wil eindigen met de aandacht te vestigen
op den bijzonder gunstigen gezondheidstoestand, waarin
de gemeente Leeuwarden reeds sedert jaren verkeert.
In 1906 was het sterftecijfer hier gedaald tot even
boven 10 per 1000 inwoners, het laagste cijfer van
de twaalf grootste steden van Nederland. Zeker is
de veronderstelling niet gewaagd, dat deze toestand
voor een goed deel óók is te danken aan de uit
stekende maatregelen ten allen tijde door vroegere en
latere gemeentebesturen, voorgelicht door hygiënisten,
verordend. Laten wij, zegt spreker, dit niet vergeten
en trachten te behouden het groote voorrecht, dat
wij boven tal van groote steden bezitten, en daarom
niet besluiten tot een maatregel, die voor den gezond
heidstoestand van Leeuwarden inderdaad gevaar kan
opleveren.
De heer Tromp heeft niet alle door den heer Baart
de la Faille te berde gebrachte argumenten gehoord.
Hij sluit zich echter volkomen aan bij die welke hij
wel heeft gehoord. Speciaal dat hier wegens gemis
aan stroom ontbreekt de zelfzuivering van het water.
De andere argumenten, die spreker tegen liet amen-
dement-Feddema heeft, zijn op het rijtje af door den
heer Duparc genoemd.
Desinfectie is het best mogelijk bij de toepassing
van het tonnenstelsel.
De gezondheidstoestand hier en in Groningen is
zoo goed. Volgens de laatste statistiek staan juist deze
beide steden bovenaan, zoodat hij huivert, om zooals
de heer Beekhuis wil, van stelsel te veranderen, juist
uit een hygiënisch oogpunt.
Spreker heeft van den heer Feddema wel uitspraken
gehoord van deskundigen, doch niet hunne motieven.
Hij verklaart dan ook niet mee te kunnen gaan met
het voorstel van den lieer Feddema en dit uitsluitend
op hygiënische gronden.
Hij is het met den heer Duparc eens dat men,
sprekende over afvoer van faecaliën, de aesthetica maar
moet elimineeren, want deze beide begrippen passen
niet bij elkaar.
De heer Koopmans zou gaarne van een der voor
standers van het amendement vernemen, wat ervóór
is om te veranderen, welke betere toestand er
door veranderen geboren wordt. Zoo als het nu
geregeld is, is het best.
De heer Feddema zou bijna schromen het woord te
voeren waar zich de beide mederaadsleden ge
neeskundigen, tegen zijn amendement verklaren, ware
het niet dat de beide door spreker genoemde inspec
teurs hadden gezegd, dat de toestand gebrekkig is en
de door spreker voorgestelde wijziging geen nood
lottige gevolgen zal hebben.
Spreker zal den heer Koopmans mededeelen welke
betere toestand in het leven wordt, geroepen d ooi-
toepassing van het closetsysteem. Spreker is geen
privaat binnenshuis bekend, dat niet een onaangename
lucht verspreidt. Elk huis verkeert in dit opzicht
in ongunstige conditie. En al worden ook allerlei
hulpmiddelen aangebracht tot. verbetering, tot nu toe
is er geen enkele gevonden dat hygiënisch goed is.
Alleen door waterspoeling komt er voor de bewoners
binnenshuis verbetering.
Waar nu twee inspecteurs zeggen dat er voor ver
ontreiniging van de grachten geen bijzonder gevaar
bestaat, kan dat argument vervallen.
De nieuwe bacteriologen ook zijn van oordeel dat
afvoer van faecaliën in riolen van geen schadelijken
invloed zal zijn op den boezem, omdat de faeces bij
het verlaten der riolen geheel zullen zijn verteerd.
Wanneer het riool de voorgeschreven wijdte heeft
doet het dienst als septic tank.
Spreker is van oordeel, dat een riool, dat alleen
menagewater afvoert, nadeeliger stoffen loost dan een
facaeliënriool.
De wijziging door den heer Beekhuis voorgesteld
kan spreker niet. overnemen. AVel beoogt dat geachte
raadslid hetzelfde doel, maar spreker wil het verbod
in de verordening intact, laten. Wanneer het hebben
van waterclosets eene uitzonderingsbepaling blijft,
wordt de taak van Burgemeester en Wethouders ge
makkelijker.
De heer Duparc heeft gezegd, dat de maatregel
alléén een verbetering zou zijn voor hen die het
betalen. Het spijt spreker dat de heer Besuijen niet
hier is, want dan zou hij zeker in den heer Duparc
een nieuwen collega zien. Het gaat, mijnheer Duparc,
niet aan dit amendement, met zoodanige stellingen te
bestrijden; ook de finantieel minder bevoorrechte kan
van de verbetering profiteeren; bij het stichten van
nieuwe arbeiderswoningen kan natuurlijk met de
bepaling rekening worden gehouden.
Spreker zou willen eindigen, maar niet dan na
nogmaals het gevoelen van de heeren inspecteurs
der volksgezondheid aan deze vergadering op het
hart te hebben gebonden.
De heer Duparc wenscht nog terug te komen op
een paar punten, die in 1893 door hem waren aange
wezen en die, naar hij meent, ook thans nog wel in her
innering mogen worden gebracht. Tot dat jaar was het
gebruik van tonnen voor den afvoer van faecaliën nog
niet verplichtend gesteld, de gemeente gaf alleen de ge
legenheid er voor. Binnen betrekkelijk weinige jaren
hadden alle ingezetenen zich er van voorzien,
op 151 na, die er steeds onwillig toe waren. Er
werd van gezegd „Heb maar geduld, ook deze zullen
van zelf wel komen." De Raad wilde hierop echter
niet wachten. Hij was van oordeel, dat deze 151
ingezetenen niet het. wapen mochten behouden, de
openbare wateren te verontreinigen, zelfs met de
kiemen van besmettelijke ziekten. Met groote meer
derheid van stemmen werd toen het gebruik van
tonnen verplichtend gesteld.
Wat. het beroep van den heer Feddema op de
Verslag van do handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 April 1907. 67
beide inspecteurs van de volksgezondheid betreft,
zou spr. willen zeggen, dat deze mannen zich op een
doctrinair standpunt plaatsen. De Raad heeft, te letten
op de toestanden te Leeuwarden, niet op wat in
andere plaatsen geschiedt, waar bovendien, gelijk
door den heer Baart de la Faille zoo duidelijk is
aangetoond, de toestanden zoo geheel verschilllen
met die te Leeuwarden.
Ten slotte zei de heer Feddema, dat het hem speet,
dat de heer Besuijen niet tegenwoordig was, want
dan zou deze spreker „collega" kunnen noemen.
Deze woorden van den keer Feddema hebben spreker
op zijn beurt leed gedaan. Is het zóóver gekomen
ook in deze zaal, dat men niet meer mag spreken
óók voor de belangen van de mindere standen, van
de arbeiders, zonder terstond onder de sociaal-demo
craten te worden gerangschikt Spr. is afkeerig van
zulke woorden, en ongetwijfeld geldt dit yoor ieder,
die, zonder sociaal-democraat te zijn, ook de be
langen van de arbeiders bepleit, waar dit te pas komt.
Spr. zal intusschen, wat anderen er ook van mogen
zeggen, zoolang hij nog lid van den Raad is, ja zoo
lang het leven hem wordt geschonken, voortgaan op
dezelfde wijze op te komen voor de belangen van
al de ingezetenen, zonder zich te storen aan eenig
verwijt, dat. hij daardoor in de lijn komt van sociaal
democraten of van welke andere partij ook.
De heer Baart de la Faille zal de hèeren Feddema
en Beekhuis met een enkel woord beantwoorden.
De heer Beekhuis heeft in overeenstemming met
het amendement van den heer Feddema gezegd, dat
aan Burgemeester en Wethouders zou kunnen worden
opgedragen vrijstelling te verleenen. Het is echter
voor dat college zeer moeilijk dit toezicht uit te
oefenen en het zal blijken een maatregel op papier
te zijn.
De heer Feddema heeft gezegd dat hij geen privaat
kent of het verspreidt een onaangename geur. Wan
neer toch maatregelen Van ventilatie'worden toegepast
zooals die tegenwoordig bekend zijn, gelooft spreker
niet dat dat bezwaar aan de tegenwoordige inrichting
kleeft..
In het systeem-Feddema schuilt bovendien nog een
ernstig gevaar, n.l. dat van de opstijgende rioolgassen.
Wanneer men nu weet. hoe groot dat gevaar is, dan
gelooft spreker dat het ernstiger is dan dat waarvoor
de heer Feddema vreest bij het tegenwoordig systeem.
Wanneer bovendien, zooals dat geachte raadslid
zegt, het riool zou moeten werken als septic-tank,
zou de eigenaar zich zeer te beklagen hebben.
De heer Beekhuis meent dat het geen terugkeeren
is tot den vroegeren toestand, omdat er doorspoeling
plaats heeft. Dit lijkt wel mooi, maar het is bekend
hoe bochtig de huisriolen dikwijls zijn, zoodat die
doorspoeling wel wat illusoir zal blijken.
Nog wenscht spreker te wijzen op eene omstandig
heid, waarmee wel rekening mag worden gehouden.
Bij een tamelijk beperkten wateraanvoer van de water
leiding, is destijds door den heer Feddema herinnerd,
dat het vaak is gebeurd, dat. de bovenverdiepingen
Zaterdags bij een groot verbruik, van water verstoken
waren. Bij invoering van het systeem-Feddema zou
nog veel meer water aan de waterleiding worden
onttrokken, want voor elke doorspoeling is 15 a 20 L.
water noodig. Dit oefent grooten invloed uit op
de beschikbare hoeveelheid water.
Spreker handhaaft zijne bezwaren, maar vraagt den
Voorzitter thans zich te willen uitspreken of hij ook
het bezwaar deelt dat deze zaak hier feitelijk niet
kan worden behandeld op grond van het straks aan
gehaalde artikel 6 van de gezondheidswet. In dit
geval gelooft spreker dat er niets anders overschiet
dan het onder de aandacht der Gezondheidscommissie
te brengen.
De Voorzitter doet opmerken dat hij, door het
debat te openen, reeds getoond heeft de zienswij zo
van den heer Baart, de Faille niet. te deelen. Had
hij dat wel gedaan, dan zou hij direct van die mee
ning blijk hebben gegeven. Ook heeft spreker de
vraag, of het door den heer Feddema ingediende
voorstel wel als amendement is te beschouwen, be
vestigend beantwoord.
Spreker geeft den leden, die zeker allen wel eene
gevestigde opinie omtrent de zaak zullen hebben, in
overweging de discussie zooveel mogelijk te beperken
hij meent zelfs wel het voorstel te mogen doen de
beraadslagingen thans te sluiten.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Het. amendement-Feddema wordt verworpen met
19 tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heerenBeekhuis, Beucker
Andreae, Feddema.
Tegen de heeren Lautenbach, Beerends, J. Koop
mans, AVi-lhelmij, Tigler Wybrandi, Oosterhoff, Schooq-
dermark, Kom ter, van Messel, Menalda, Duparc,
Burger, G. AV. Koopmans, Haverschmidt, Zandstra,
van Ketwich Verschimr, Feitz, Baart, de la Faille en
Tromp.
Art. 39 wordt met algemeene stemmen aangenomen.
De heer Feddema trekt het. amendement, op art.
18 in.
Art. 18 en 19 worden met algemeene stemmen
aangenomen.
Op art. 20 is door den heer Besuijen een amende
ment ingediend, luidende(zie bijlage no. 10).
„In het eerste lid in plaats van „2 M3."'te lezen
„4 M3."
De heer Zandstra neemt het. amendement over.
Spreker zegt., dat het voor de hand ligt, dat dit
amendement is ingediend, omdat hij zelf kennis-heeft
gemaakt met watergebrek. Een regenbak van 2 M3.
toch is veel te klein om te voorzien in de redelijke
behoeften van een niet al te groot gezin. Nu is het
wel de vraag of 4 M3. voldoende is, dit betwijfelt
spreker ook nog, maar het is in elk geval eene ver
betering.
Dr. Lindeman te Berlijn heeft nagegaan hoeveel
water er per dag en per hoofd noodig is. Hij komt
tot de conclusie dat dit te Berlijn 62.72 L., te Keulen
80 L. bedraagt, gemiddeld dus 70 L.
Prof. Prausnitz geeft in zijn werk Hygiëne een
heele specificatie van gemiddeld waterverbruik. Hij
meent dat 150 L. per hoofd en per dag toereikend
is voor alle behoeften. AVil men zoo weinig mogelijk
geven, dan is er voor een arbeidersgezin 30 a 40 L.,
voor rijken 70 a 80 per hoofd en per dag noodzakelijk.
Het komt spreker voor dat bij de hier voorge
schreven vangoppervlakte een inhoud van 2 M3. te
klein is. Bij een eenigszins belangrijken regenval is
de bak spoedig vol en loopt over. Dit kan bij een
inhoud van 4 M3. niet zoo gemakkelijk gebeuren.
AVanneer de Raad echter verder wil gaan en
dwingend voor wil schrijven aansluiting aan de water
leiding, dan zou spreker het amendement wel kunnen
intrekken.
De Voorzitter vreest, dat, wat de heer Zandstra
wenscht, in vele gevallen bij bestaande woningen
onmogelijk, of in verhouding tot haar huurprijs buiten
sporig kostbaar zal blijken te zijn. Een inhoud van
2 M3. is destijds bij de vaststelling der verordening
aangenomen, omdat men van oordeel was dat hier
mede voldoende in de behoefte werd voorzien. Aroorts