74 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 April 1907.
Spreker zal daarover niet verder uitweiden, doch
meent als zijn gevoelen te moeten uitspreken, dat de
Raad zich schuldig maakt aan groote inconsequentie,
wanneer hij nu langs een omweg weer de vrije be
schikking tracht te krijgen over de gelden die voor
een speciaal doel zijn verkregen en nog pas geleden
op zijn voorschriften op het Grootboek zijn ingeschre
ven voor dat doel, kennelijk om te voorkomen, dat
die gelden voor andere doeleinden worden gebruikt.
Door een bezit te belasten of te bezwaren met een
rentelast hooger dan dat bezit opbrengt, maakt men
het van rentegevend, rentenemend en door aanneming
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders
zal die rentelast met circa 80 tot 100 °/0 de draag
kracht van het verpande bezit overtreffen. De eige
naar van zoodanig bezit zal spoedig inzien, dat verkoop
ervan en aflossing van de er op rustende schuld
economisch juister is.
In twee gevallen kan spreker zich denken dat er
iets voor het voorstel wordt gevoeld en wel
1°. als de maatregel zeer tijdelijk is, om overeen
afzienbaren moeilijken tijd heen te komen en
2°. wanneer veel kansen bestaan dat de waarde
der bezitting zal rijzen.
Geen dezer beide gevallen is hier aanwezig. Burge
meester en Wethouders toch beoogen, binnen de
perken der begrooting, ook voor de volgende jaren
over het bedrag te kunnen beschikken en bij den
tegenwoordigen stand van de rente zal, als die nog
eenigen tijd zoo blijft, de kans grooter zijn dat de
koersen van de Nederlandsche Werkelijke Schuld
eerder zullen dalen dan rijzen.
Spreker hoort zeggen, dat de gemeente toch over
voldoende middelen beschikt om zich, wanneer zij
wil, te allen tijde weer van die schuld te ontdoen en
dus de inschrijvingen weer vrij te maken. Hij vraagt,
is het dan heusch niet beter de heele affaire te laten.
Wanneer de gemeente toch zoo gemakkelijk steeds
en te allen tijde weer in het bezit kan komen van
het geld, dat men door de transactie bedoelt te krijgen,
daar zal het toch zeker ook weinig moeite kosten om
ook nu in eene eventueele behoefte aan kasgeld te
voorzien zonder de rentegevende bezittingen te be
zwaren, die wij. zooals de wethouder van financiën
heeft verklaard, onbezwaard en ongeschonden aan het
nageslacht moeten achterlaten. De paar honderd
gulden, die allicht door deze wijze van doen kunnen
worden bezuinigd, zijn te duur gekocht en spreker
vreest, dat hier de zuinigheid de wijsheid wel eens
zou kunnen bedriegen. Zij toch, die beweren, dat
de gemeente steeds en te allen tijde het geleende
kan aflossen, verliezen deze waarheid uit het oog, dat
het onder dezelfde omstandigheden gemakkelijker is
te nemen dan terug te geven. In de praktijk toch
wil het zoo gaarne, dat het juist in moeielijke tijden
wenschelijk is, dat het geleende wordt terugbetaald.
Waar toch bij gelijke omstandigheden het nemen ge
makkelijker gaat dan het geven, daar klimt zeker bij
minder gunstige omstandigheden de moeite voor het
het terugbetalen in sterke mate.
Om deze en nog andere redenen, reeds vroeger uit
eengezet, zal spreker stemmen tegen dit voorstel.
Alvorens te eindigen wil spreker zich nog een
enkele opmerking veroorloven.
In hot voorstel van 27 November wordt als eenig
motief voor de verpanding opgegeven een financieel voor
deel van f 500.wanneer een jaar lang f 100.000.
wordt opgenomen. Deze f 500.als maximum,
kan worden verkregen, volgens de toelichting van
Burgemeester en Wethouders, door bij de Nederlandsche
Bank te leenen naar den rentevoet van beleening op
binnenlandsche effecten.
Spreker heeft op 27 November 1.1. reeds gezegd
nog niet overtuigd te zijn, dat werkelijk voordeel
wordt verkregen. Spreker grondde dit op het feit,
dat er steeds sprake was van verbintenissen, ook wel
van beleenen, doch ook van opnemen van geld in
rekeningcourant. In de vergadering van 11 December 1.1,
heeft spreker op de desbetreffende vraag van den
wethouder van financien ten antwoord gekregen, dat
het eventueel voordeel is berekend naar den koers
van beleening voor binnenlandsche effecten.
Nu staat in het nieuwe voorstel niets meer van het
voordeel, niets van het sluiten naar den koers van be
leening voor binnenlandsche effecten, maar geschiedt
de verpanding voor het aangaan van verbintenissen
met de Nederlandsche Bank zonder meer. In den
aanhef van het ontwerp wordt weer gesproken van
geldopneming, hetzij bij wijze van rekening-courant,
hetzij als beleening, terwijl de secretaris van de
Nederlandsche Bank in zijn missive aan Burgemeester
en Wethouders ten slotte zegt: „Onze voorwaarden
van rekening-courant zijn u bekend, naar wij meenen".
Uit een en ander is af te leiden, dat er nog in
het geheel geen zekerheid bestaat, welke verbintenissen
zullen worden aangegaan en waar de eene verbintenis
bij de andere l°/0 renteverschil geeft, daar is zeker
de winst, die men met deze operatie denkt te behalen,
nog vrij onzeker.
De heeren Baart de la Faille en Tromp verlaten
de vergadering.
Ook de heer G. W. Koopmans wil alléén komen op
het kapitaal van f 112.000.In 1810 is die in
schrijving geconfisqueerd door de toenmalige regeering
en in de gemeentekas gestort, zoodat de gemeente er
geheel baas over is. Het komt spreker voor, dat het
beter is dat deze inschrijving wordt verkocht. Men
ontvangt 21/a of ongeveer 3 °/0 naar den stand der
effecten en moet 6 a 7 betalen. De heer Beerends
vraagt hoe lang dit zal duren. Spreker weet dit ook
niet. Hij gelooft dat als men er eenmaal mee bezig is,
de zaak aan het lijntje zal worden gehouden. Het spijt
spreker, dat Gedeputeerde Staten het besluit niet
hebben goedgekeurd. Bij het vorig besluit waren wij
netjes uit, namelijk bij een huis van verkoop met
recht van wederinkoop, nu moeten wij naar „Ooine
Jan".
Spreker vraagt, komt het den wethouder van
financien niet beter voor de inschrijving te verkoopen,
of is de tijd daar om een definitieve leening te
sluiten Spreker is van oordeel, dat de gemeente
Leeuwarden wel geld kan krijgen voor 4 0 a pari.
De heer Komter zou bijna zeggen dat er door de
beide sprekers enkele ketterijen zijn verkondigd ten
opzichte van een goed beheer der gemeentelijke geld
middelen. Hij zal trachten de argumenten van de
heeren te beantwoorden, beginnende met den heer
Koopmans, die het gedeeltelijk met den heer Beerends
eens is en meent, dat het beter zoude zijn de in
schrijvingen te verkoopen. Spreker wijst er op,
dat de gemeente de inschrijvingen heeft gekregen
met het doel om er zekere uitgaven mee te bestrijden
b. v. de tractementen van predikanten en het onder
houd van straten. Het ligt dus voor de hand, dat
zij niet kunnen worden verkocht want dan gaan de
inkomsten op den duur verloren en zijn de op het
nageslacht overgaande uitgaven ongedekt. Ook heeft
de heer Koopmans gevraagd of het niet beter is een
définitieve leening te sluiten. Dit is een punt dat
aan de orde komt zoodra de geldmarkt ruimer wordt
en enkele uitgaven, die te wachten zijn b. v. voor
den nieuwen politiepost, verandering van de gasfabriek
enz., daarin kunnen worden opgenomen.
Komende tot den heer Beerends, zegt spreker dat
enkele van diens ai gumenten van een bankiers stand
punt bezien misschien volkomen juist zijn, doch hem
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 April 1907.
75
minder geschikt schijnen voor toepassing op gemeente-
finantiën. Het tijdelijk opnemen van geld heeft zoo
als men weet tweeërlei strekking
1°. voor uitgaven voor buitengewone werken, die
bestemd zijn om ter gelegener tijd te worden op
genomen in een definitieve leening, zooals b. v. de
uitgaven voor de watergasfabriek en andere. Voor
elke afzonderlijke buitengewone uitgaaf een defini
tieve leening te sluiten, zou groote bezwaren mede
brengen en om deze te ontgaan, dient dus de tijde
lijke geldopneming in de eerste plaats.
In de 2° plaats dient dezeom te voorzien in de
behoefte aan kasgeld, om de loopende zaken gaande
te houden. Dit zou niet noodig zijn als men de
ontvangsten kon regelen naar de uitgaven, doch het
spreekt van zelf, dat zulks niet mogelijk is.
Naarmate het tijdelijk benoodigd bedrag voor
buitengewone uitgaven grooter of kleiner is, is dit
natuurlijk ook het geval met de behoefte aan tijdelijke
leeningen. Als men de vorige begrooting nagaat, kan
men zien, dat wij hier niet staan voor een nieuwe
zaak, maar dat wij te doen hebben met een post,
die sinds jaren op de begrooting voorkomt. Het
nieuwe in het voorstel bestaat alleen hierin, dat de
gemeente het geld direct zal leenen van de Neder
landsche Bank, terwijl zulks tot dusverre geschied
is door tusschenkomst van een kassier. De bewering,
dat het niet in het belang der gemeente is dezen
directen weg te bewandelen, door die tusschenkomst
te laten vervallen, wil er bij spreker niet in. De
heer Beerends sprak bij de vorige gelegenheid van een
eersten stap op den verkeerden weg, spreker zou het
een verbeterden en „verkorten weg" willen noemen.
Die bank nu eischt, zooals bekend is, van elk die
van haar leent een pand. Om aan die formaliteit
te voldoen wordt op de inschrijvingen de aanteekening
gemaakt, dat zij aan de Nederlandsche Bank verpand
zijn. De grootste en welvarendste gemeenten hande
len op dezelfde wijze. De heer Beerends heeft gevraagd
wat de bedoeling is geld op te nemen in rekening
courant of in beleening. De bedoeling is deze zoo
lang een groot bedrag voor eenige maanden noodig
is, wordt dit opgenomen bij wijze van beleening op
binnenlandsche effecten, terwijl daarnaast met kleine
bedragen in rekening-courant wordt gewerkt. Dit
laatste evenwel subsidiair voor zoover het wenschelijk
is. Het verbaast spreker dat de heer Beerends tegen
deze manier van handelen met spookgestalten ageert,
die hij, naar spreker veronderstelt, zelf niet ziet.
De heer Beuker Andreae betuigt zijn adhaesie met
het door den heer Beerends gesprokene. De Raad
weet, dat spreker zich bij de vorige behandeling
dezer zaak als beslist tegenstander heeft doen kennen.
Het verschil zit enkel hierin, dat de gemeente, als
zij geld blijft opnemen op de tot nu toe gevolgde
wijze eenige meerdere rente moet betalen. Spreker
heeft er reeds op gewezen dat de gemeente door de
eigendommen te beleenen onwillekeurig den weg kan
opgaan van vermindering van het kapitaal. Hij is
van oordeel dat het het beste is dat de gemeente
houdt wat zij heeft. Laten wij over dit klein rente-
verschil heenstappen en den tot nu toe gevolgden
weg blijven bewandelen.
De heer Beerends zegt, dat hetgeen door den heer
Komter wordt medegedeeld, dat n.l. de opname van
gelden slechts voor korten tijd is omdat een definitieve
leening zal worden gesloten, in strijd is met het
oorspronkelijk voorstel en zeker ook met hetgeen
daarmede door Burgemeester en Wethouders wordt
beoogd.
Volgens het oorspronkelijk voorstel zullen de op
te nemen gelden toch strekken
1°. om buitengewone uitgaven te dekken
2°. om steeds weer te voorzien in de behoeften
aan kasgeld óók nadat voor het bedrag, uitge
geven voor buitengewone uitgaven, door eene
definitieve leening is voorzien.
En uit de toelichting èn uit de daarbij genoemde
som, die Burgemeester en Wethouders door deze
transactie hopen uit te sparen, blijkt ten duidelijkste
dat het in de bedoeling ligt steeds en doorloopend
over het bedrag te kunnen beschikken.
Als het eerste alleen Avaar was, dan zou het op
nemen van gelden op de voorgestelde wijze een
maatregel zijn waar spreker zich allicht niet tegen
zou verzetten, omdat het dan was een tijdelijke maat
regel, die in afzienbaren tijd weer afloopt.
Waar het echter een duurzame maatregel geldt
om gewone huishoudelijke uitgaven te bestrijden,
krijgt de zaak een heel ander karakter.
Men verpandt iets Avat men niet weer denkt vrij
te maken.
Spreker noemt het geen spoken, maar een kAvaad
als men een bezit belast boven zijn draagkracht
en hij blijft er dan ook bij, dat door deze manier
van handelen het nageslacht in plaats van een rente-
gevend, een rentenemend bezit zal Avorden nagelaten,
terwijl op dat bezit nog rusten plichten, die door het
voorgeslacht en door ons daarop zijn en worden ge
legd. De toekomstige bezitter zal terecht trachten
zoo spoedig mogelijk zich van zulk een bezit te
ontdoen.
Spreker vraagt nog of het telken jare steeds toe
nemend gebrek aan kasgeld, dat kennelijk ook plaats
vindt buiten de voor buitengeAvone uitgaven gedane
voorschotten, ook kan worden weggenomen door
strenger naleving van de verordening op de invor
dering van den hoofdelijken omslag of door het wijzigen
dier verordening, Avaardoor het regelmatig inkomen
der middelen Avordt verzekerd.
De heer Komter doet opmerken dat, toen voor
ongeveer 3 jaar eene leening gesloten Averd, er ge
durende korten tijd kasgeld in overvloed Avas. Daarna
heeft echter de gemeente opnieuw buitengeAvone uit
gaven gehad en is al heel spoedig weer behoefte
ontstaan aan tijdelijke leeningen. Zoo zal het ook
gaan in de volgende jaren. Direct na het sluiten
eener definitieve leening, AAraarbij meestal ook geld
wordt geleend voor Averken die nog niet zijn uitge
voerd, zal men de tijdelijke geldleeningen misschien
voor korten geheel kunnen aflossen. Hoe lang echter
die periode zal duren kan spreker niet bepalen. Hij
wijst slechts op dit verloop om aan te toonen, dat
de tijdelijke leeningen inderdaad een tijdelijk karakter
dragen. Bovendien heeft de Raad bij elke begrooting
zelf te bepalen of en tot welk bedrag geld tijdelijk
zal Avorden opgenomen.
De heer Beerends (met verlof der vergadering voor
de 3e maal het woord erlangende) zegt er bij te
blijven, dat het verpanden der grootboekinschrijvingen
op geen enkele grond is te verdedigen, nu ook het
vroeger geschetste voordeel zeer tAvijfelachtig is ge-
Avorden, doordat niet meer vaststaat dat tegen de
laagste rente zal Avorden geleend.
Wat de heer Komter zegt van een kassiersstand
punt is spreker niet recht duidelijk, alleen meent hij
zich te herinneren dat vroeger wel eens door een
kassier aan de gemeente geld is geleend tegen
boven de beleeningsrente op binnenlandsche effecten,
en waar dat gelijk staat met 1/2 °/0 boven de rente
die betaald moet worden voor debetzijde van debet-
liouders, daar is het niet zeker dat het voordeel
steeds aan denzelfden kant staat. Wel weet hij dat de
stortingen of gedeeltelijke aflossingen bij den dag de