170 Verslag van do handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 October 1907. Schort men intusschen de uitvoering van het raads besluit van 20 Augustus op, dan kan de Woning- vereeniging er wellicht nog profijt van trekken, vrees voor hooger rente bestaat er niet, daar de lage koers van den dag van aanvraag, S1,^ °/0, toch gehandhaafd blijft, De heer Baart de la Faille wil een enkel woord richten aan het adres van don heer van Ketwich Verschuur. De lange rede van dat raadslid, die moest dienen om duidelijk de bedoeling en de wordings geschiedenis der Woningwet te doen uitkomen, heeft op spreker den indruk gemaakt van wat de Franschen noemen enfoncer une porte ouverte. Spreker gelooft dat de Raad het met hem eens zal zijn, dat de be doeling geen andere is, dan woningen te verhuren tegen den kostenden prijs. Dit is het dan ook juist wat de Woningvereeniging „Leeuwarden" wenscht. Er is geen kwestie van, dat deze zich op philan- tropisch gebied zal bewegen. Spreker is van oordeel, dat de leden der vereeniging voldoenden waarborg geven, dat dat denkbeeld niet bij verrassing zal insluipen. Als dit vaststaat kan er geen reden zijn om in een Kon. besluit bepalingen op te nemen, die de Woning vereeniging bemoeilijken en het is daarom dan ook, dat spreker is meegegaan met het denkbeeld van den heer Besuijen om een protest tot de Tweede Kamer te richten. De heer Besuijen zal zeer kort zijn. De indruk' dien hij van de rede van den heer van Ketwich Ver schuur heeft gekregen, is eenigszins anders dan die van den heer Baart de la Faille. Bij spreker staat het vast, dat de heer Van Ketwich Verschuur er niets van weot en er niets van begrijpt. Nog zelden heeft spreker iemand met zoo weinig kennis van zaken hooren spreken De Voorzitter verzoekt den heer Besuijen zich dergelijke uitdrukkingen niet tegenover een medelid te veroorloven. De heer Besuijen vervolgtSpreker en de overige voorstanders van adresseeren willen juist, wat blijk baar de heer Van Ketwich Verschuur erg wenschelijk vindt, de woningen verhuren tegen den kostenden prijs. Waar hij zich tegen verzet is het verhuren tegen den te bedingen prijs. Dit is lang niet hetzelfde. De laatste is de kostende prijs winst. Spreker wil juist vermijden, dat er winst gemaakt wordt. Het stelsel-van Gijn contra het stelsel-Faber is niet, zooals de heer van Ketwich Verschuur meent kostende prijs contra lager dan de kostende prijs, maar marktprijs tegen kostenden prijs. Een bewijs, dat de heer van Ketwich Verschuur niet gelukkig is in zijn woordenkeus, is dat hij John Burns sociaal-democraat noemde. Dit is niet juist. John Burns was een vooruitstrevend arbeider, thans Engelsch minister. Wat betreft het self-supporting-zijn der vereeni ging, dat is juist wat spreker wenscht. De opmer king echter over de county-council te Londen was juist, maar wordt verkeerd overgebracht als beweerd wordt, dat deze woningen verhuurd worden tegen marktprijs. Een vereeniging is immers self-supporting, wanneer tegen den kostenden prijs wordt verhuurd. Zij wordt meer dan self-supporting, wanneer tegen den marktprijs wordt verhuurd. De heer Faber heeft in Engeland een onderzoek ingesteld om te weten te komen of men daar doet wat door den heer van Gijn gewenscht wordt. Wat bleek den heer Faber? Dat de fout zit in eene verkeerdo vertaling van het woord mercial prize. Om duidelijk te doen uitkomen, dat ook anderen jrfiet willen wat de heer van Ketwich Verschuur ver dedigt, leest spreker het volgende voor uit liet sociaal-democratisch blad „de Gemeente" De andere huurders echter, die niet uit hun wo ningen zijn verdreven, doch voor wie niottemin een woning, ook een even goede doch goedkoopere woning, dringend noodig was, zullen aan de woningvereenigiuu den gangbaren huurprijs moeten betalen, ook wanneer de kosten, die de bouwvereeniging voor hen heeft gomaakt, do kosten voor rente, aflossing en onderhoud dus, in eenige gemeenten nog vermeerderd met innings- kosten, de gezamenlijke kosten dus, minder zouden bedragen, zelfs aanzienlijk minder, dan de boven genoemde algemeen geldende huurprijs. Hoe staat het met dien vrij algemeen geldenden of „bedingbaren" huurprijs van arbeiderswoningen In een zeer groot aantal gemeenten is de huurprijs die „kan worden bedongen" zeer hoog, of betrekkelijk hoog. Do huurprijs die „kan worden bedongen", wordt niet bepaald door wat de huurders gaarne besteden, of in verband met hunne inkomsten redelijker wijze besteden kunnen, doch door wat zij besteden moeten om een behoorlijk dak boven hun hoofd te hebben. Er zijn een aantal gemeenten, kleinere en middelsoort steden en ook dorpen, waar het bouwen en verhuren van arbeiderswoningen een zeer winstgevend bedrijf is. Wij spreken nu niet vaD het bij uitstek voor- deelige opkoopen, oplappen en verhuren van krotten of slechte woning-kazernes. We nemen nu eens aan dat die krotten worden opgeruimd. Doch wij spreken van het nieuw bouwen (mot behulp van hypotheek tot stel vier procent, welke rente veel jaren lang de geldende is geweest) en verhuren van arbeiders woningen, of het koopen van nieuwgebouwde arbei derswoningen eveneens op grondslag van hypotheek, met de bedoeling die te verhuren. Wij kennen gemeenten en er zijn er zonder twijfel zeer veel meer dan wij er kennen, waar het verhuren van zulke arbeiders woningen een bij uitstek gezochte brood- en geld winning is van kleine en middelsoort renteniers. Ook van timmermans- en metselaarsbazen, die een centje overleggen en die door het verhuren van arbeiders woningen proboeren om renteniertjes te worden. Wij kennen gemeenten, en wij verwachten dat ieder die aan dit onderwerp eenige aandacht heeft geschonken, er ook kent, waar de woninghuur „die kan worden bedongen" hoog genoeg is, om op grondslag van vier procent rente over de kosten van grond en bouwen, en bij voldoend onderhoud, de bouwsom in 30 en ook in 25 jaar af te lossen. (De hier aangenomen grond slag van 4 procent rente is voor woningen op den voet der woningwet gebouwd nog aanzienlijk te hoog, wijl over de Rijks voorschotten thans 3\ procent rente wordt berekend). De werkelijkheid is dat de „gezeten" arbeider, met redelijke vaste inkomsten, die kans ziet, hoewel niet zonder moeite, met zijn loon rond te komen, een grooter stuk loon voor huishuur betaalt, dan de vol ledige koston der woningvoorziening noodig maken. Dit meerdere, eenige stuivers, ook wel eenige dubbel tjes per week, wordt geheven als schatting door het bouwkapitaal, in hooge rente door den geldschieter, of in winst door den woningeigenaar-verhuurder. Wat is het gevolg? Dat de arbeider, die regel matig zijn huishuur betaalt, veel slechter woont dan noodig is. Met do huishuur, dio van hem wordt „bedongen", zou hij de volledige kosten van een betere woning kunnen betalen. Doch die betere woning' ligt thans buiten zijn bereik, wijl voor betere wonin gen een hoogere huur „kan worden bedongen". Zoo zou naar onze meeniug aan de woningver- O O eenigingen en ook aan de gemeonten, die ter uitvoering Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 October 1907. 171 dor Woningwet rijksvoorschot ontvangen, de plicht jnoeten worden opgelegd om de woningen in geen geval te verhuren boven den kostenden prijs. De huurprijs dus, die juist voldoende is om te voorzien in rente van het voorschot, verder hoogstens 4 procent rente over verschil tusschen voorschot en bouwkosten (het kapitaal dus verstrekt door vereeniging of ge meente), verder het vereischte voor aflossing in 50 jaar (zoo lang die te korte termijn niet op 80 is ge steld), verder de kosten van onderhoud. De aflossing zou enkel over de bouwkosten en niet over den prijs van den grond moeten worden berekend. Vooral bij een aflossingstermijn van 80 jaar, doch in veel gemeenten ook bij een van 50, zou deze huur prijs aanzienlijk lager zijn dan die, welke tot op dat oogenblik voor gelijkstaande woningen „kon worden bedongen". Of voor denzelfden huurprijs, dien de arbeider thans opbrengt, zou hem een betere, veel betere woning worden verschaft. Hier wordt duidelijk bewezen, dat spreker wenscht wat ook de heer Borgesius wil en wat hij ook heeft volgehouden, n.l. verhuren tegen den kostenden prijs. Dan is de vereeniging self-supporting. Ten slotte wenscht spreker er nog op te wijzen, dat hij niet genegen is, zich te verdedigen tegen des heeren van Ketwich Verschuur's aantijging, als zou hij met opzet sommige zinnen uit Borgesius' rede hebben uitgelicht. Hij wijst alleen op zijn raad, gegeven in zijn eigen Bijlage 29 aan de heeren, n.l. „Men leze deze interessante rede verder in de Handelingen." Evenmin zal spreker debatteeren over de niet be langrijke kwestie of Burgemeester en Wethouders al of niet „een nederlaag" geleden hebben. Do heer Komter meent dat hij aan zijne verplich ting te kort zou doen door bij de behandeling van dit onderwerp te zwijgen. Spreker kan niet mede gaan met dit voorstel, en het spijt hem dat zijne poging, om de indiening daarvan te verdagen, is mislukt. Terwijl tot heden do plannen der Woningvereeni ging, zoowel bij Burgeineestor en Wethouders als in den Raad, vrijwel onverdeelde instemming vonden, dreigt nu verschil van gevoelen te ontstaan, tot nadeel van de zaak zelf. Spreker heeft echter hoop dat ook dit geschil nog tot eene goede oplossing zal worden gebracht. De heer van Ketwich Verschuur heeft, na aange toond te hebben, dat het de bedoeling is van de Woningwet om de woningen te verhuren tegen den kostenden prijs, terecht de aandacht gevestigd op het woord uitsluitend. Waar Spr. zich tot zoover met dit betoog kan vereenigen, is het hem onverklaarbaar, hoe die geachte spreker op deze gronden het goed recht kan verdedigen om te eischen, dat zal wor den verhuurd voor den te bedingen prijs. Wat hieromtrent uit het verslag der Tweede Kamer van 14 en 15 December 1905 te halen is, heeft ook spreker nog eens overgelezen en hij is daardoor (in tegenstelling met Burgemeester en Wethouders) ver sterkt in zijne overtuiging, dat het zeer noodzakelijk is pogingen te doen om het Koninklijk besluit van 12 .Juli 1907 gewijzigd te krijgen. Spreker wijst den Raad op het gesprokene door den heer Borgesius, Handelingen 1905 bladzijden 659661, daarna op hetgeen uit de Memorie van Andwoord is geciteerd, pagina 666, laatste regels, en de eerste regels van bladzijde 667. Verder op wat de heer Pierson zegt op pagina 669670 en Minister Rink op pagina 728730, de heer Borgesius op pagina 732 en ton slotte de heer Pierson op pagina 733. Na aandachtige lezing van een en ander kan men niet anders dan constateeren dat minister Rink is eene voorstander van eene onbekrompen toepassing der Woningwet, die de dwingende voor waarde van den te bedingen huurprijs slechts in bijzondere gevallen zal stellen en wel daar, waar twijfel bestaat of de vereeniging wel uitsluitend in het belang der volkshuisvesting werkzaam is, terwijl het feit, zoo zegt de Minister, „dat de vereeniging hare woningen hetzij voor zeer lagen prijs verhuurt, hetzij voor niet ter bewoning afstaat, in verband met andere feiten, het bewijs zou kunnen opleveren, dat de vereeniging niet uitsluitend de verbetering van de volkshuisvesting tot werkkring heeft". Uit 's Ministers rede blijkt niet welke andere feiten hij bedoelt. Spreker wijst in dit verband echter op een enkele passage van den oud-minister Pierson op pagina 670 1 kolom, waar hij zegt „Vermoedelijk zijn er wel gemeentebesturen, waarin „belanghebbenden zitting hebben, die het zeer aan- „genaam zouden vinden als de woninghuur flink naar „beneden werd gedrukt, opdat ook zij lager loonen „aan de arbeiders zouden kunnen uitbetalen, maar „of dat juist het doel moet zijn wat men wenscht „te bereiken, is een andere vraag". Nu de regeering de voorwaarden van den te bedingen huurprijs, die zij, zooals spreker zooeven aantoonde, slechts bij uitzondering wil stellen, voor deze ge meente heeft gesteld, volgt daaruit, dat bij haar twijfel bestaat of de Woningvereeniging „Leeuwarden" wel in het uitsluitend belang der volkshuisvesting werkzaam zal zijn. Dat die twijfel niet gerechtvaardigd is en op on voldoende kennis van toestanden en personen moet berusten, behoeft hier nauwelijks te worden gezegd. Wel mag met nadruk worden geconstateerd, dat twijfel aan de zuivere bedoelingen van den Raad en de vereeniging, ontmoedigend en verlammend werkt. Er moet dus een misverstand bestaan en dit ver moeden alleen reeds noopt er toe, eene poging te wagen om met de Regeering tot beter overleg te geraken en het misverstand op te lossen. Mocht dit gelukken, dan zal zulks ongetwijfeld ten goede komen aan de veerkracht en bezieling, waarmede de vereeniging haar taak zal vervullen. Ten opzichte van de huur, die de vereeniging zal ontvangen, is de kwestie zelf misschien niet van zoo groot belang. Of wij hebben de voorwaarde van verhuren tegen den te bedingen prijs, of wij hebben geen voorwaarde, zoodat de vereeniging alleen gebonden is aan haar eigen berekeningen en verplichtingen, getoetst aan de bedoeling der Wo ningwet om niet te verhuren beneden den kostenden prijsdit is misschien voor de huuropbrengst vrij gelijk, want spreker vermoedt, dat de kostende en de te bedingen prijs hier niet zoo heel veel van elkaar zullen verschillen. De kostende prijs is echter iets tastbaars, dat in een rekensom kan worden verkregen, de te bedingen prijs daarentegen kan niet met juistheid worden be paald en is voor eene nauwgezette, eerlijke toepassing niet vatbaar. Hoe komt men aan den te bedingen prijs Het best zou nog zijn bij advertentie de woningen te huur te presenteeren. Veronderstel in dat geval dat er 10 woningen zijn en de 5 hoogste bieders komen van het platte land en bieden 1.80. Nu zou de Woningvereeniging gaarne bepaald zien, dat men eerst een paar jaar in Leeuwarden moet wonen om hare woningen te kunnen huren, zij zou deze hoogste bieders willen afwijzen, doch dan komt zij reeds in conflikt met de te bedin gen huur. Voor de andere 5 zal f 1.75 worden geboden door personen die nu een goede woning hebben voor b.v. 2.Thans volgen er huurders die niet meer kunnen betalen dan 1.50 a 1.60; menschen die

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1907 | | pagina 10