160 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 October 1907. De heer Beerends doet opmerken, dat ontheffing wordt verleend van de verplichting tot het dempen eener sloot. Dit is toch zeker iets dat van invloed kan zijn op gezonde huisvestingdaarom meent spreker dat het beter ware geweest dat vooraf de gezond heidscommissie ware gehoord. De Voorzitter antwoordt dat daarop niet meer kan worden teruggekomen. De heer Beerends repliceert dat dit ook zijne be doeling niet is, hij wenschte alleen er de aandacht op te vestigen en te doen uitkomen dat het voorstel van den heer Baart de la Faille terug gaf de bedoeling van de Woningwet. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het aangaan van eene tijdelijke geldleening. Dit voorstel luidt als volgt: Bij raadsbesluit van 18 September 1906 zijn Bur gemeester en Wethouders gemachtigd tot het onderhands aangaan eener tijdelijke geldleening voor buitenge wone werken, tot een bedrag van hoogstens ƒ145,000.—, voor den tijd van één jaar, welke termijn thans is verstreken. Op de gemeente-begrooting voor het dienst jaar 1907, zooals die laatstelijk is gewijzigd bij raads besluit van 11 Juni j.l. komt voor eene tijdelijke geldleening van 187,665.55'"' voor aflossing van eene vroegere tijdelijke leening en eene ad 16.600. voor in 1907 uit te voeren buitengewone werken, samen tot een bedrag van 154,'265.555. Daar liet noodzakelijk is over deze sommen of althans een gedeelte daarvan te kunnen beschikken, hebben wij de eer U voor te stellen te nemen het hierna volgend besluit De Raad der gemeente Leeuwarden; Gezien de begrooting der inkomsten en uitgaven van de gemeente over het dienstjaar 1907, zoo als die laatstelijk is gewijzigd bij raadsbesluit van 11 Juni 1907, waarop tot dekking van de daarin aangebrachte buitengewone uitgaven eene som van 154,265.555 als tijdelijke geldopneming is uitgetrokken; Overwegende dat er noodzakelijkheid bestaat tot de opneming van dat bedrag, althans voor een groot gedeelte, over te gaan; Gelet op art. 194 litt. a der Gemeentewet Besluit Burgemeester en Wethouders te machtigen tot het onderhands aangaan eener tijdelijke geldleening, ten laste der gemeente Leeuwarden, tot een bedrag van hoogstens 154,000.ter bestrijding van de in de begrooting voor den dienst van 1907 aangebrachte buitengewone uitgaven voor den tijd van één jaar, af te lossen uit de opbrengst van een later te sluiten geldleening op langen termijn, zulks tegen eene rente hoogstens gelijkstaande met 1f.1 °/0 boven de rente van beleening van binnenlandsche effecten bij de Nederlandsche Bank en verder op de wijze en onder zoodanige voorwaarden en bepalingen, als zij in het financieel belang der gemeente het meest nuttig en noodig zullen achten. De heer Beerends doet opmerken, dat er in de geschreven toelichting van het voorstel een fout is geslopen. Er staat nl. 137,655.dit moet volgens de begrooting zijn 137,665. De Voorzitter zal het nazien. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt mot algemeene stemmen aangenomen. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot onderhandsche verpachting voor de kermissen in 1909, 1910 en 1911 van de standplaats voor een bioscope op het Wilhelminaplein. Dit voorstel luidt als volgt Van A. Bonner, bioscoophouder, is een aanbod ingekomen voor de kermissen van 1909, 1910 en 1911 over de bioscope-standplaats te kunnen beschik ken voor eene som van 1675.per jaar. Gelijk bekend, is de plaats voor 1906, 1907 en 1908 voor 1000.per jaar afgestaan en volgens de overtui ging van den Commissaris van Politie is de thans door Benner gedane aanbieding zóó gunstig, dat het aanbeveling verdient haar reeds nu te aanvaarden. Wij kunnen ons met dit voorstel vereenigen en heb ben mitsdien de eer U in overweging te geven to besluiten Aan A. Benner, bioscoophouder, voor de kermissen van 1909, 1910 en 1911 de daartoe bestemde stand plaats af te staan voor eene bioscope of biograaf, ten hoogste lang 27 M. en diep 10 M. op het Wilhelmina- plein, voor eene jaarlijksche pachtsom van ƒ1675. en op nader door Burgemeester en Wethouders te stellen voorwaarden. De heer de Jong vraagt of Burgemeester en Wet houders, toen zij het aanbod van Benner kregen, ook hebben gevraagd, wat Lohoff wil geven. Wat Benner kan, meent spreker, kan Lohoff ook. Er zou misschien wel meer uit zijn te slaan, al geeft spreker toe, dat het verschil groot is. De Voorzitter zal den heer de Jong in besloten zitting op diens vraag antwoorden. De op onbare vergadering wordt geschorst. Na heropening wordt het voorstel van Burgemees ter en Wethouders met algemeene stemmen aange nomen. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders be treffende de door Gedeputeerde Staten voorgenomen ver hooging van de bezoldiging vati den gemeente-ontvanger. Dit voorstel luidt Wij hebben de eer met een concept-brief aan Gedeputeerde Staten wederom aan U over te leggen het door U van dat college onder dagteekening van den 12en September 1.1. ontvangen schrijven, hou dende verzoek het oordeel Uwer Vergadering te mogen vernemen omtrent eene voorgenomene verhooging van de bezoldiging van den ontvanger dezer gemeente, welk schrijven in onze handen om prae-advies is gesteld. Onze meening aangaande het voorstel van Gede puteerde Staten kan genoegzaam blijken uit de door ons ontworpen missive, welke te verzenden wij U alzoo in overweging geven. Dit ontwerp luidt als volgt Ingevolge het bepaalde bij art. 104 der Gemeente wet wordt door Uw college bij nevensvermeld schrij ven het oordeel onzer vergadering verzocht aangaande de verhooging van de bezoldiging van den ontvanger dezer gemeente van f 2200.op 2700.op welk bedrag Uw college voornemens is de wedde te be palen, gelet op den omvang van het geldelijk beheer in verband met de hooger opgevoerde levenseischen in de laatste dertig jaar. Opgemerkt moet worden, dat in deze gemeente met een en ander reeds min of meer rekening gehouden is door aan den ontvanger, die vóór 1866, toen zijne wedde 1600.bedroeg, zijne bureaukosten geheel zelf had te betalen,-in 1867 voor het eerste eene geringe vergoeding voor die uitgaven toe te kennen, welke vergoeding geleidelijk tot 1878 met kleine be dragen werd verhoogd, totdat in 1883 eene som van Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 October 1907. 161 f 450.in 1891 f 1000.en in 1904 J 1250. voor dat doel op de begrooting werd uitgetrokken. Inmiddels was ook de bezoldiging verhoogd en in 1873 van f 1600.op f 2000.en in 1878 op 2200.gebracht. Hiertegenover staan de gewone ontvangsten volgens de afgesloten gemeenterekenin genin 1867 ad 366,941.—, in 1906 1,047,954.665. Op bijgevoegde lijst zijn van verschillende jaren de cijfers vermeld. Wil het aan den Gemeenteraad dus voorkomen, dat voor deze gemeente de aangehaalde gronden tot eene aanmerkelijke verhooging van de ontvangers-jaarwedde niet zóó krachtig spreken als wellicht voor andere, nu dertig jaar geleden de ontvanger nog een gedeelte van zijne toen lagere jaarwedde aan bureaubehoeften had te besteden, terwijl uit zijne bezoldiging thans daarvoor geene uitgaven meer behoeven te worden bestreden, de Raad had het oogenblik om tot eene herziening van het ontvangers-salaris over te gaan, liever anders gekozen gezien. Bij Koninklijke Bood schap van 5 April 1907 toch is bij de Tweede Kamer een ontwerp-wijziging der Gemeentewet ingediend waarbij de mogelijkheid geopend is om bepaalde gelden, die tot dusver over de gemeentekas loopen, n.l. die van gemeentebedrijven, voortaan daarbuiten te houden en door een afzonderlijk rekenplichtig ambtenaar te doen beheeren. Eveneens is het mogelijk gemaakt dat voor andere, niet tot een bedrijf behoo- rende inkomsten, zoodanige ambtenaren worden aan gesteld, die verplicht zijn bij den Ontvanger op ge zette tijden te storten, tengevolge waarvan de ge meentekas, tot ontlasting van den ontvanger, geruimen tijd van het beheer dier gelden kan zijn ontheven. Een en ander kan in de verantwoordelijkheid van den ontvanger eene aanmerkelijke verlichting brengen en het ware volgens het oordeel van den Gemeente raad mitsdien wenschelijker geweest het lot van dit wetsontwerp af te wachten, alvorens eene herziening van het ontvangerstractement ter hand te nemen, waarvoor als voornaamste motief geldt het aanwezig zijn eener omstandigheid de verhoogde verant woordelijkheid waarin het meergemelde wetsontwerp juist beoogt eene verandering ten goede aan te brengen. Het is op grond van het voorafgaande dat de Gemeenteraad van Leeuwarden Uw college adviseert althans op dit tijdstip niet tot eene verhooging van de bezoldiging van den ontvanger dezer gemeente over te gaan. Aan heeren Gedeputeerde Staten van Friesland. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra zegt dat het hem bij het nazien der stukken getroffen heeft, op welk een doeltreffende wijze in den loop der jaren rekening is gehouden met de steeds klimmende behoeften en meerdere verant woordelijkheid van den gemeente-ontvanger. Niet alleen, dat het salaris naar evenredigheid is verhoogd, maar ook is dit met de toelage voor bureaubehoeften geschied naar gelang van de ver meerderde werkzaamheden. Bij het lezen ervan kon spreker de verzuchting niet onderdrukken och hadden Burgemeester en Wethouders met dezelfde moederlijke zorg gewaakt over de behoeften der lagere beambten en werklieden in de verschillende takken van dienst. Indien dit gebeurd ware had spreker niet zoo hard behoeven te strijden voor lotsverbetering dier lagere beambten en werklieden. Dit laatste tusschen twee haakjes. Spreker is van oordeel, dat naar aanleiding van hetgeen in de laatste jaren voor den gemeente ontvanger is gedaan, er voor den Raad volstrekt geen reden is tot eene nieuwe salarisregeling over te gaan. Bovendien acht spreker liet tijdstip door Gedepu teerde Staten ongelukkig gekozen, daar wij zooals bij Koninklijke Boodschap is toegezegd binnen niet al te langen tijd eene wijziging van de Gemeente wet hebben te wachten, waarbij mogelijk de werk zaamheden en de verantwoordelijkheid der gemeente ontvangers zullen worden geregeld. Op grond van een en ander kan spreker zich dan ook zeer goed vereenigen met het voorstel ven Bur gemeester en Wethouders en dringt hij er bij den Raad op aan dat voorstel te steunen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. 12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders inzake de verleening van een erediet ter bestrijding der kosten, gepaard gegaan met het door de Commissie voor de ver plaatsing van het asehland ingediende voorstel. Dit voorstel luidt als volgt: Volgens bij ons ontvangen opgaaf is met den arbeid der Oommissie voor de verplaatsing van het asehland, wier plannen Uwe vergadering onlangs hebben bereikt, noodzakelijker wijze het maken van eenige onkosten gepaard gegaan, ter goedmaking waarvan het ge- wenscht is alsnog bij de begrooting de gelegenheid open te stellen. Wij hebben derhalve de eer U voor te stellen te be sluiten in afwachting van de nadere voorstellen inzake regularisatie der betrekkelijke uitgaaf, ter bestrijding van de met het indienen van het voorstel der com missie tot verplaatsing van het asehland gepaard gegane kosten, een erediet beschikbaar te stellen van 550— Met algemeene stemmen wordt dienovereenkomstig besloten. 13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders lot opnieuw vaststelling van verordeningen op de heffing n invordering van havengeld in de gemeente (bijlage no. 27). De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Besuijen doet opmerken dat de ver ordening in art. 2 bepaalt, dat het recht bedraagt „bij elke aankomst" enz., terwijl verder geen uitzon dering of beperking voorkomt. Een dergelijke bepaling werd ook aangetroffen in de verordening tot heffing van kanaalgelden voor de provincie, waarbij ook bij het gaan door de bruggen telkens kanaalgeld werd gevraagd. Kwam dus een schip of een boot vaker per dag aan, dan werd even als hier vaker per dag kanaalgeld geheven. Dit nu is door Provinciale Staten op voorstel van Gedeputeerde Staten onder algemeene goedkeuring afgeschaft en bepaald, dat bij vaker varen door de brug op denzelfden dag slechts eenmaal kanaalgeld verschuldigd is. Men overwoog dat deze bepaling allereerst ten goede zou komen aan de passagiersbooten. Deze toch hebben tegenwoordig een zeer zware concurrentie, met name aan fiets, spoor en tram, terwijl zij het aantal beurten niet verminderen kunnen om aanslui tingen te blijven treffen en op poene van heelemaal onbeteekenend te worden. Men wilde deze booten te hulp komen en deed dat op deze billijke wijze. Het komt spreker voor, dat alle daarbij gebruikte argumenten gelden voor de overeenkomstige wijziging van do heffing van havengeld. Een dergelijke ver betering zou in onze gemeente ten goede komen aan den stoombootdienst Dokkum, de eenige welke meer als eenmaal per dag, n.l. viermaal, aankomt en welke boot zeer veel schade ondervindt van lokaalspoor, tram Veenwouden—Dokkum, maar vooral van fietsen. Bovendien moet niet vergeten worden dat die boot maar heel even aan den wal komt en de heffing dus on billijk is tegenover schep en, diesoms dagen blij ven liggen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1907 | | pagina 5