164 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 October 1907.
laten rusten. Van spreker zal dan ook niet verwacht
worden dat hij deze op den voorgrond plaatst.
Burgemeester en Wethouders hebben zich bij het
doen van hun voorstel allereerst laten leiden door
de overwegingen, die voorkomen in bijlage no. '28,
maar daarnaast door het feit, dat de Commissie voor
strafverordeningen, waarin al de juristen van den
Raad zitting hebben, hoewel er niet veel voor ge
voelende, zelf eene redactie aan de hand heeft gedaan,
waarmee het wel zou gaan. Deze wetenschap deed
Burgemeester en Wethouders besluiten hun voorstel
te handhaven, niettegenstaande de bezwaren van
Gedeputeerde Staten. In hoogste instantie kan dan
de zaak worden beslist.
De heer van Ketwich Verschuur (met verlof dei-
vergadering voor de derde maal het woord erlan
gende) doet opmerken, dat hij in de vergadering dei-
commissie heeft gezegd als het moet, dan moet het zóó.
Deze woorden bewijzen duidelijk, hoe spreker er ook
toen over dacht. Goedkeuring houden die woorden
zeker niet in.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt aangenomen met 20 tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen de heerenWilhelmij, de Jong,
Krijgsman, G. W. Koopmans, Lautenbach, Oosterhoff,
Beucker Andreae, Schoondermark, Menalda, Zandstra,
Besuijen, J. Koopmans, Hartelust, Beekhuis, Komter,
Burger, Becrends, Feitz, Baart de la Faille en Haver-
schmidt.
Tegen de heerenvan Ketwich Verschuur en Duparc.
15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
aankoop van gedeelten van erven aan het Oranjewaltje,
en van de daarlangs hopende sloot, alsmede om aan
Burgemeester en Wethouders voor demping daarvan en
voor straataanleg ter plaatse een crediet te verlcenen.
Dit voorstel luidt als volgt
Reeds eenigen tijd is bij ons aanhangig een voorstel
van den Gemeentelijken Inspecteur voor het Woning
toezicht, door den Directeur der Gemeentewerken en
dc Commissie voor Openbare Werken warm onder
steund, om te trachten tot de demping te geraken
van het zoogenaamde Oranjewaltje, eene midden in
do bebouwing liggende sloot, die even ten oosten
van de Blauwe brug aan de noordzijde in het Vliet
uitmondt.
Bij die voorstellen was opgemerkt, dat bij de
demping als verbeterde verbinding tusschen Cambuur-
straat en Noordvliet een straat met behoorlijk naar
het Vliet ufloopende rioleering zou kunnen worden
verkregen, wat al dadelijk een voordeel voor de volks
huisvesting in deze omgeving genoemd kan worden en
voorts dat het Oranjebrugje zou kunnen vervallen,
waardoor de gemeente van liet onderhoud daarvan zou
worden ontheventerwijl daardoor tevens de ge
legenheid ontstond om de Noordvlietkade ter plaatse
op de gewone breedte te brengen.
De pogingen, hierop in het werk gesteld om van
de betrokken aanliggende eigenaren afstand van hunne
rechten op dc sloot te verkrijgen, zoodat een straat
van 2.50 meter breedte bij ouderlingen rooilijn
afstand van 6 a 7 meter zou kunnen worden ver
kregen, kunnen geslaagd worden genoemd.
Voldoening aan de voorwaarden, die enkelen aan
den afstand verbonden hebben en de terugplaatsing
der afscheidingen zijn geraamd op 400.terwijl
de straataanleg volgens de begrooting van den Direc
teur der Gemeentewerken 1374.zal moeten kosten, j
totaal derhalve 1774.
Opgemerkt zij nog dat, voor zoover is nagegaan
kunnen worden, door de demping geene rechten van
meer noordelijk gelegen eigenaren op de sloot ge
krenkt worden.
Het betrekkelijk geringe kostenbedrag weegt o. i.
tegen te behalen voordeelen wel op, weshalve wij de
eer hebben U voor te stellen te besluiten
a. voor den koopprijs van 1.op voorwaarden,
door ieder der na te noemen eigenaren op zijne be
trekkelijke verklaring van afstand gesteld en op nader
door Burgemeester en Wethouders te stellen voor
waarden in eigendom over te nemen
1. van T. Tromp, een gedeelte van de sloot be-
hoorende bij het perceel ten kadaster bekend in sectie
G no. 559b, op de teekening in zwarte arcure en
door de letters ABC aangeduid
2. van H. G. Brouwer, T. Bijlsma en G. Lubberts,
wed. R. Vermeulen, de gedeelten sloot en erf van
de perceelen sectie G nos. 2727, 2728 en 6990, een
en ander in zwarte arcure op de teekening aangeduid
3. van B. J. Gerritsen, het gedeelte van de sloot
en gedeelten van de erven behoorende bij de perceelen
sectie G nos. 6468 en 2737, in zwarte arijure op de
teekening aangeduid
4. van D. Span, het gedeelte van de sloot en
gedeelten van de erven behoorende bij de perceelen
sectie G nos. 2736 en 3734, in zwarte arcure op de
teekening aangeduid
5. van F. Kramer, het gedeelte van de sloot en
gedeelten van de erven behoorende bij de perceelen
sectie G nos. 2735, 2732 en 2731, in zwarte ar9ure
op de teekening aangeduid
6. van Sj. Brouwer, het gedeelte van de sloot en
gedeelte van het erf behoorende bij het perceel sectio
G no. 2733, in zwarte arcure op de teekening aan
geduid
7. van J. W. Fransen, het gedeelte van de sloot
en gedeelte van het erf behoorende bij het perceel
sectie G no. 2729, in zwarte arcure op de teekening
aangeduid
8. van G. Bontekoe, echtgenoote van F. H. van
Setten, het gedeelte van de sloot behoorende bij het
perceel sectie G no. 3757, in zwarte arcure op de
teekening aangeduid
b. Burgemeester en Wethouders voor de demping
van do Oranjesloot en voor den straataanleg- aldaar
met bijbehoorende werken een crediet toe te staan
van 1774.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Besuijen is over de indiening van het
voorstol zeer verheugd, want hij vindt het een zeer
groote verbetering voor die buurt. Spreker wenscht
echter de aandacht te vestigen op de sloot, die nu
in een bocht om de huizen van de Tichelstraat en
Noordvliet-Slot heen loopt. Het zou gewenscht zijn
dat Burgemeester en Wethouders do oiidorhoudplich-
tigen op hun plicht wezen. Dan zou de toestand daar
nog veel meer worden verbeterd.
De heer Duparc zal zich gaarne mot het voorstol
van Burgemeester en Wethouders vereenigen, ten
eersten om het voorstel zelf en ten tweeden omdat
het een allerkostelijkst precedent schept, indien de
demping van het Pieterseliewaltje weer eens ter
sprake mocht komen.
Do beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt overeenkomstig het
voorstol van Burgemeester en Wethouders besloten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 October 1907. 165
16. Nader voorstel van Burgemeester en Wethouders
vizake den verkoop van grond, aan de Oosterkade en de
Gedempte Keizersgracht aan P. van der Maën.
Dit voorstel luidt als volgt
In Uwe vergadering van 9 Juli 11. werd inzake den
afstand van grond aan de Oosterkade en de Gedempte
Keizersgracht aan P. van der Maën in beginsel be
sloten, dien grond niet, met het oog op eventueele
toekomstige verkeersbelangen, in handen te houden,
doch hem aan den aanvrager voor verbetering van
zijn naastgelegen woning en plaatsing van den geheelen
nieuwbouw in de rooilijn af te staan, gelijk ook wel
indertijd daar ter plaatse gemeente-eigendom ter
beschikking van particulieren was gesteld. Een nader
voorstel word mitsdien van ons tegemoet gezien.
Al dadelijk hebben wij, ons zettende om aan dat
verlangen te voldoen, als onze meening vooropgesteld
dat, moge ook in vroegere jaren het toenmalig ge
meentebestuur als regel den grond achter do rooilijn
aan de Oosterkade aan iederen aanvrager, die in de
rooilijn wenschte te bouwen, misschien veelal gratis,
hebben afgestaan, men toch te allen tijde geheel vrij
is, om, zoo dit wenschelijk geoordeeld wordt, van
dien regel af te wijken, daar ten voordeele van eige
naren van panden aldaar, van geen verkregen rechten
sprake kan zijn.
In dien gedachtengang, en in de overtuiging dat
van de gemeente toch niet geeischt behoeft te worden
van haren grond voor minder prijs afstand te moeten
doen dan door iederen particulier zou worden bedongen,
is thans van van der Maen/8.per M'2., de totaal
oppervlakte van beide bleekjes bedraagt circa 72 M2.,
voor den grond gevraagd en bovendien een naar den
in den laatsten tijd gebruikelijken penning 33 be
rekende afkoopsom voor alle door hem verschuldigde
grondpachten ad 2.40,*) zoodat behoudens nadere
uitmeting 555.20 zou verschuldigd zijn.
Betrokkene is evenwel slechts in zooverre genegen
bevonden hierop in te gaan, dat door hem een som van
100.is aangeboden, zoodat wij, onder mededeeling,
dat de onderhandelingen met hem dus tot geen resul
taat hebben geleid en volgens ons oordeel de waar
digheid der gemeente verbiedt deze opnieuw te doen
openen, de eer hebben U voor te stellen te besluiten
Burgemeester en Wethouders te machtigen aan P.
van der Maën in antwoord op zijn adres van 20 Maart
(lees April) 1907 te berichten, dat op hetgeen door hem
daarbij verzocht is, niet kan worden ingegaan.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Burger heeft over dit voorstel iets te
zeggen dat misschien wel eenige discussie zal uitlokken.
Hot komt hem niet van zooveel belang voor dat dit
punt heden wordt behandeld. Omdat nu over het
volgende punt zeker vrij wat discussie te verwachten
is, stelt spreker voor de behandeling te verdagen tot
de volgende vergadering.
Het eenige wat den Voorzitter bekend is, is dat
P. van der Maën een paar maal op de secretarie is
geweest om te vragen of en wanneer er een besluit
genomen wordt.
Burgemeester en Wethouders hobben natuurlijk
geen bezwaar in uitstel van behandeling, omdat de
gemeente bij eene spoedige afdoening hoegenaamd
geen belang heeft.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt thans besloten dit
punt voor heden van de agenda af te voeren.
-) De door van der Maën opgegeven grondpacht van 0.90
rust alleen op de beide achter de rooilijn gelegen te verbouwen
panden.
De Voorzitter stelt voor den heer Besuijen verlof
te verleenen tot het stellen der aangekondigde vragen.
Het gevraagde verlof wordt verleend.
De heer Besuijen zegt, dat zijne vragen aldus
luiden
1. Zijn van Burgemeester en Wethouders voor
stellen te verwachten tot wijziging der bouw- en
woningverordening in dien zin, dat meer bepalingen
worden getroffen, waaraan steigerwerken moeten
voldoen
2. Zijn Burgemeester en Wethouders geneigd
maatregelen te nemen waardoor het toezicht op het
steigermateriaal en de steigerwerken wordt verbeterd
Het droevig ongeval, dat aan den metselaar H.
Steenkamp is overkomen, tot groote ontsteltenis der
gansche gemeente, is de directe aanleiding tot het
stellen dezer vragen.
Het spreekt van zelf dat spreker, na het vernemen
van het ongeluk, voor zoover hem dat mogelijk was,
onderzocht heeft, of hier ook nalatigheid en daar
door schuld van anderen in het spel was. De
conclusie, waartoe spreker gekomen is, is deze, dat,
zoo van nalatigheid sprake kan zijn, dat verwijt zou
moeten worden gericht tot ons zelf, d. w. z. tot den
Raad, die bijna geen voorschriften heeft gegeven, de
samenstelling van steigeringen betreffende.
In de bouw- en woningverordening wordt alleen
in art. 75 bepaalddat elke steigering moet zijn
voorzien van een schriksteiger. Anders niets. Het
komt spreker, na het voorgevallene in den laatsten
tijd, voor, dat deze bepaling beslist onvoldoende is,
en dat Vrijdag weer op droevige wijze de noodzake
lijkheid gebleken is, genoemd artikel met meerdere
bepalingen aan te vullen. Ook het ongeval met den
steigerwerker van T. Bijlsma voor eenigen tijd op
Schilkampen voorgekomen, zou misschien voorkomen
zijn, wanneer meerdere eischen aan steigerwerken waren
gesteld.
Eenige van 'de spreker wenschelijk voorkomende
bepalingen zijn deze
1. Schrikplanken tusschen de juffers. Zooals men
misschien weet, was op de Grachtswal slechts een
dunne schroot aanwezig, die gebroken is.
2. Vanghoeken telkens bij iedere steigerhoogte.
Indien een vanghoek, als bij het Museum, aanwezig
ware geweest, was misschien het ongeluk voorkomen.
Deze dienen tevens voor de beveiliging van het pas-
seerende publiek.
3. Verbod van losse ladders op steigers, die uit
steken boven de schrikplank.
Daardoor was het ongeval ook voorkomen, want
dan had men direct gedaan wat nu na het ongeval
gebeurd is, n.l. een steigertje rond den schoorsteen
gezet.
4. Zoo spoedig mogelijk van binnen schoren der
steigers b.v. direct aan de eerste balklaag.
5. Verbod van steigers op de toppen der juffers,
zooals in de Wijbrand de Geesstraat vertoond is.
6. Het aanbrengen van klossen onder de koppe
ling van steigerpaal en schakel.
7. De kortelingen op een afstand van een Meter of
korter.
Door deze laatste bepalingen wordt in hot alge
meen meer stevigheid aan de steigerwerken gegeven
en zou liet ongeval op Schilkampen zijn voorkomen.
Een en ander overwegende kwam hot spreker
wenschelijk voor aan Burgemeester en Wethouders
te vragen of van hen voorstellen te wachten zijn
tot wijziging der bouwverordening in dien zin, dat
meerdere bepalingen worden getroffen, waaraan stei
gerwerken moeten voldoen.
Wat de tweede vraag betreft, is spreker bij zijn
onderzoek gebleken, dat het algemeen oordeel der