168 Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 October 1907.
„Maar wat zegt de Minister
„De zaak is blijkbaar bij hem in overweging, maar
„intusschen verwijst hij naar de bepalingen van het
„Koninklijk Besluit waar te lezen staat, dat de ver-
„eenigingen uitsluitendmoeten werkzaam zijn in
„het belang der volkshuisvesting en nu beweert de
„Minister, dat die bepaling hem het recht geeft om
„voor het toestaan van voorschot en bijdrage het
„verhuren tegen marktprijs als voorwaarde te stellen
„dat hij van dat recht gebruik zal maken zegt Z. E. niet.
Daarop zegt de heer Pierson, minister van Finan
cien en ambtgenoot van Mr. Borgesius in 1900, het
geboortejaar dor Woningwet
„Te zorgen voor hen, die den huurprijs niet kunnen
„betalen, is niet de taak der vereenigingen, zij vorderen
„steeds den kostenden prijs. Het is de taak van een
„goed georganiseerde armenzorg om te voorzien in
„het ontbrekende, dat niet kan betaald worden door
„sommige huurders."
Voor menschen, die uit hunne woningen gezet zijn
geldt de uitzondering van art. 32, doch verder gaat
de wetgever niet.
En dan vraagt de hoer Pierson
„wat is toch aan te voeren tegen de bepaling, dat
„woningen als regel zullen verhuurd worden tot de
„prijzen die ter plaatse te bedingen zijn De zaak
„der vereeniging, zegt dit Kamerlid, moet self
supporting, financieel uitvoerbaar zijn, zij moet zich
„zelf kunnen bedruipen."
Dit is het stelsel der regeering, terwijl do markt-
prijs en de kostende prijs der goede arbeiderswoningen,
ook volgens zijne ervaring, zooals de heer Pierson
zeide, hier te lande over 't algemeen vrijwel parallel
loopen, ja op een zeer groot aantal plaatsen die
normale huurprijs lager is dan de kostende prijs.
Dit is ookvervolgt de heer Piersonhet
stelsol der county-council in Londen, die zoo krachtig
tot verbetering der woningtoestanden medewerkt.
John Burns, de vroegere arbeider, sociaal-democraat,
thans minister van den arbeid in Engeland zeide dan
ook het systematisch goedkoop maken der woningen
is niets anders dan een subsidie aan de werkgevers
op het punt der loonen.
Minister Rink zegt daarop
Bij de vraag of financieele steun aan die vereeni
gingen zal gegeven worden, heeft de Regeering wel
degelijk te letten op den huurprijsdie is voor de
Regeering geen onverschillige zaak. Art. 30 der wet
zegt dan ook „uitsluitend aan de vereenigingen in
het belang der volkshuisvesting werkzaam" en volgens
art. 12 van het Koninklijk Besluit wordt de toelating
ingetrokke als blijkt, dat ze niet uitsluitend in dat
belang werken.
Voor dien financieelen steun is dus eisch het uit
sluitend ten doel hebben der volkshuisvesting.
Derhalve kan de vraag of een Vereeniging verhuurt
voor zeer lagen prijs, of om niet ter bewoning afstaat,
zeker geen onverschillige zaak zijn op dezen factor
moet de Regeering letten, terwijl zij mede beslist
of wel financieelen steun mag worden verleend zoo
danige ingebruikgeving kan het bewijs leveren dat
de Vereeniging niet uitsluitend de verbetering der
volkshuisvesting tot werkkring heeft.
Nog op wat de heer Borgesius zeide en in de nota
bijlage 29 op pag. 299 staat vermeld, repliceert de
heer Pierson
„Ik leg mij neer bij 's Ministers verklaring, dat hij
„elk geval op zich zelf zal beoordeelen. Mij is het
„niet te doen om een theorie of formule, maar om
„een door en door kerngezonde practijk van de
„Woningwet. Wij zullen nu nagaan hoe de Minister
„de wet uitvoert op dit punt. Mocht ik er mij niet mede
„kunnen vereenigen (als lid van het Woningcollege
„heb ik goede gelegenheid tot waarneming), dan zal
„ik mij stellig van het uitoefenen van critiek niet
„onthouden."
Met Burgemeester en Wethouders vraagt spr.mag
nu uit een en ander, (en speciaal uit de gezegden
van den minister Rink en uit de rede van den oud-
minister Pierson), de gevolgtrekking gemaakt worden,
dat de huurprijzenclausule eon ramp is voor de volks
huisvesting en dat zo voortaan voor goed van de
baan zou zijn Geenszins. Juist het tegenwoordig
Koninklijk Besluit van 12 Juli 1907 toont, dat Minister
Rink het nog geheel met den heer Pierson eens is
en dat, wat de heer Borgesius op 15 December 1905
heeft doen zeggen, „dat bezwaar is nu vervallen",
enkel het gevolg is van een minder juiste opvatting
van wat minister Rink even te voren had verklaard
als zijne meening in deze zaak te zijn.
Met een beroep ook op de geschiedenis der wet
betoogt de minister Rink in de Memorie van Antwoord
op de begrooting 1906, (en zoo vatte ook de lieer
Borgesius dit schriftelijk antwoord volgens zijne boven
vermelde aanhaling daarvan op), dat aan het verleenen
van voorschotten als voorwaarde kan gesteld worden
het verhuren tegen marktprijs en de heer Pierson
heeft zich oveneens bij die begrootingsdebatten in
December 1905 voor de legale noodzakelijkheid van
deze huurprijzen-clausule verklaard.
Het zwijgen van Minister Rink op het laatste dis
cours van den hoer Borgesius noemt de nota (bijlage
no. 29) een sterk argument voor de juistheid van de
opvatting van den heer Borgesius.
Doch spreker merkt dienaangaande op: 1°. dat het
al zeer laat op den avond van 15 December 1905 was,
blijkens Borgesius' aanhef „Bij dit late uur zal
ik kort zijn" toen de zitting teneinde liep en
minister Rink slechts een repliek van enkele woorden
aan Mr. Treub gaf. Hij begreep zich over de zaak
voldoende to hebben verklaard.
2°. dat iemands zwijgen alleen dan als toestemming
is op te vatten, als spreken op dat oogenblik plicht
was, hetgeen voor minister Rink onder die omstan
digheden onnoodig was, ook na 's Minister zeer uit
voerige rede, die nog, wat den aard der clausule
aangaat, aangevuld werd door den heer Pierson.
Terecht is voor de Leeuwarder Vereeniging de
normale huurprijsclausule als voorwaarde gesteld,
zooals Burgemeester en Wethouders dit betoogen.
En nu zijn er naar het schijnt twee partijen ontstaan.
Aan de eene zijde staan zij die de wet willen uitvoeren
als beoogende den bouw van goede, gezonde woningen
tegen den kostenden prijs of den, in doorsnede alhier
meestal parallel loopenden te bedingen marktprijs, den
normalen marktprijs aan den anderen kant staan zij,
die de gemeentelijke beurs dienstbaar willen maken
om den aanbouw van woningen te bevorderen, met
een lagere huur dan dion prijs en van welk systeem
het gevolg kan zijn, dat indirect uit de gemeontokas
een gedeelte van do huursom wordt gevonden.
Een oogenblik aannemende, zooals beweerd is, dat
de clausule nadeelig is voor de volkshuisvesting,
wat velen mot spreker niet inzien zonder ver
andering van stelsel en van de wet zelve, kan ze
thans niet ontbreken.
Thans mag men in de wet niet interpoleeren of
iets lezen dat er niet in staat, noch bedoeld is. Dit
kan niet geschieden, zonder de wet geweld aan te
doen.
Resumeerende komt spreker tot do conclusie Men
besluite geen adres te zendon aan de Tweede Kamer
over de huurprijzen-clausule, waartoe 20 Augustus is
besloten en trekke alzoo dat besluit in.
De heer Burger zal, evenals op 20 Augustus, niet
ingaan op do fijne argumenten, die de heeron elkander
tegenvoeren. Wij worden door dit debat over de
juiste woorden oencr Kamerdiscussie niet veel wijzer.
Burgemeester en Wethouders hebben geen ongelijk
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 October 1907. 169
als zij zeggen dat de minister geene pertinente toe
zegging heeft gedaan de heer Besuijen heeft gelijk
als hij zegt dat de heer Borgesius meende die toe
zegging wel te vinden in de rede des ministers.
De minister Rink hoeft geene enkele directe toe
zegging gedaan, maar in den loop zijner rede word
liet verschil tusschen hem en den heer Borgesius
boe langer hoe kleinerten slotte was het alleen
eene theoretische kwestie, die practisch al heel
weinig boteekende.
Wat is toen gebeurd Do heer Borgesius heeft
getracht de puntjes op de i te zetten. Een minister
geeft, als hij in den loop van een debat geneigd
wordt om zijn standpunt los te laten, niet gaarne
in ronde woorden toe, want hij moet zich de moge
lijkheid voorbehouden op zijne woorden te kunnen
terugkomen, wanneer hetgeen nu aanlokkelijk schijnt,
bij nader inzien toch weer minder wenschelijk blijkt.
De heer Borgesius heeft ongeveer gezegd ik
constateer dat do huurprijzenclausule van de baan is.
Ook andoren voerden nog het woord en ten slotte
sloot de minister hot debat met deze korte woorden
„Een woord slechts, om do sprekers dank te zeggen
„voor de welwillende wijze, waarop zij de opmerkin-
„gen hebben beantwoord, welke ik de vrijheid nam
„in het midden te brengen. Alleen wensch ik er
„dit aan toe te voegen, dat de heer Treub mij niet vol
komen juist heeft verstaan, waar hij uit mijn rede
„heeft opgemaakt, dat ik nu reeds pertinent uitspraak
„had gedaan over do vraag, of voor opneming der
„coöperatieve vereenigingen alleen wijziging in het
„Koninklijk Besluit en niet ook van de wet noodig
„was.
„Ik heb dit in mijn rede in het midden willen
„laten en wensch mij daaromtrent vrijheid voor te
„behouden".
Spreker gelooft uit deze aanhaling de conclusie
te kunnen trekken dat, waar alleen de heer Treub
genoemd wordt, als iemand, die den minister niet
goed zou hebben verstaan, en de heer Borgesius niet,
de minister feitelijk heeft toegegeven, dat deze
de heer Borgesius gelijk had.
Spreker wil de kwestie tot eenvoudige proportiën
terugbrengen. Het ontwerp van de Woningvereeni-
gingis door het Koninklijk besluit vrijwel onttakeld. De
financieele berekeningen zijn in de war en de gemeente
heeft veel meer risico. De uit%roering van het gedeelte
van het plan, omvattende de opruiming van krotten,
is onmogelijk geworden. Ook Burgemeester en Wet
houders waren van oordeel, dat een groot deel van
het mooie van de zaak er af is, gelijk de heer
Besuijen reeds heeft voorgelezen uit bijlage no. 24.
De Woningvereeniging kwam voor de vraag te staan,
zullen wij onze taak niet neerleggen Haar antwoord
was, neen en de Raad, op het voetspoor van Bur
gemeester en Wethouders dit waardeerende, beves
tigde zijnerzijds dit besluit.
In den Raad nu is duidelijk gezegd dat er vooral
één argument was om het plan niet neer te leggen,
en het scheen wel dat dit ook de Woningvereeniging
tot haar besluit heeft bewogen, n.l. het feit van de
lage rente, waarvoor de vereeniging nu het geld
kan krijgen, terwijl bij het neerleggen der taak en
een eventueel hernieuwd opvatten ervan veel liooger
rente zou moeten worden betaald. Dit heeft ook
spreker bewogen het besluit te aanvaarden. Dit is,
te oordeelen naar het verloop der vergadering van
20 Augustus, ook het standpunt van den Raad ge
weest.
Hij heeft gezegd, wij achten het plan bedorven,
doch aanvaarden het, omdat wij zoo mogelijk iets
tot stand willen brengen. Zoover waren dus allen
het eens. Tot zijne verbazing merkt spreker op, dat
jnon nu de Regeering bijna gaat verheerlijken, omdat
zij gaten in onze plannen heeft geslagen.
Ook nadat dus het Koninklijk besluit was aan
vaard, bleef de vraag bestaan, of adresseeren ge-
wenscht moest worden geacht, hetzij dan alleen met
het oog op ons zelf, of ook mede in het algemeen
en voor andere gemeenten, die voor dezelfde moeie-
lijkheden komen te staan.
Het verbaast spreker niet, dat niet ieder even
spoedig gereed is om die vraag toestemmend te be
antwoorden. Door te adresseeren aan de Tweede
Kamer stelt de Raad de Regeering als het ware in
staat van beschuldigingdaar zit zeker iets beden
kelijks in. Toch is juist in het gegeven geval dit
bezwaar gering. Het geldt toch eene kwestie, het
belang der volkshuisvesting, de uitvoering der Wo
ningwet, waarover reeds vroeger in de Tweede Ka
mer de strijd tegen de Regeering met moeite was
aangebonden. Men meende als resultaat van dien
strijd een toegeven van de Regeering te mogen ver
wachten wat is nu logischer dan dat men, nu die
verwachting niet uitkomt, zich weder wendt tot de
Tweede Kamer, om zoo den strijd heropend te
krijgen Spreker vond in adresseeren in dit geval
geen enkel bezwaar.
En op dat standpunt staat hij noghij is van
oordeel dat de argumenten van Burgemeester en
Wethouders bitter weinig nieuw inzicht in de zaak
gaven en dat ze door den heer Besuijen op juiste en
bezadigde manier zijn weerlegd. Intrekking van het
raadsbesluit van 20 Augustus zonder iets beters
daarvoor in de plaats te stellen zou volgens spreker
gelijk staan met het bewijzen van een slechten dienst
aan de zaak der volkshuisvesting.
De heer Haverschmidt bespreekt naar aanleiding
van de rede van den heer van Ketwich Verschuur
do systeemen van Gijn en Faber. Wensclit de eerste
als huurprijs den prijs die te bedingen is en verkrijgt
hij daardoor overwinst, die hij tot verbetering van
woningtoestanden wil gebruiken, de heer Faber stelt
zich tevreden met den kostenden prijs, maakt dus
geen winst en wil de verbetering niet laten betalen
uit de beurs van arme menschen, maar uit de kas
der gemeenschap.
Verkeerden velen in de meening dat het systeem
van Gijn had uitgediend, nu komt het plotseling weer
te voorschijn en het verzet daartegen is zeer gemo
tiveerd.
Inderdaad zijn de voorwaarden in het Kon. besluit
van 12 Juli zonderling.
De eerste clausule, waaraan men tot nog toe weinig
aandacht schonk, had men gerust weg kunnen laten,
want de vereeniging zal er wel niet aan denken hare
goede woningen open te stellen voor de verjaagde
bewoners uit afgekeurde krotten, en het tweede lid,
do gewraakte huurprijzen-clausule, is een steen des
aanstoots voor alle bouwvereenigingen.
Wenscht de heer Besuijen nu een mildere toepassing
of een herziening van de Woningwet te verkrijgen,
dan is dit een zaak van algemeen belang en spreker
heeft geen bezwaar tegen adresseeren, al wil hij er
Burgemeester en Wethouders wel van ontheffen.
Eenvoudiger nog ware het, wanneer de Raad onkel
en alleen zijne instemming te kennen gaf aan den
Minister van Binnenlandsche Zaken met de strekking
van het tot hem gericht zeer uitvoerig adres in
brochure-vorm van de Technische Vereeniging van
Ingenieurs en Architecten, die wijziging verzoekt van
artt. 30 en 34 der Woningwet, in dier voege, dat
vereenigingen, uitsluitend in het belang van verbeto-
ring der volkshuisvesting werkzaam, worden vrijge
laten in de bepaling van den huurprijs der door haar
te stichten woningen.
Spreker stelt zich voor dat eene raadscommissie
het die sociaal-technische vereeniging niet zal kunnen
verbeteren.