I „Om erfpacht ingang te doen vinden, schijnt het
„mij wol noodzakelijk dat de gemeente de macht
„heeft, althans in den beginne, het publiek er toe te
„noodzaken."
6 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Januari 1908.
De heer Besuijen is intusschen ter vergadering
verschenen.
De Voorzitter doet den heer Burger opmerken dat
deze spreekt van intrekking van het tweede lid. Het
amendement bestaat echter slechts uit één lid.
De heer Burger stelt nu voor het artikel te lezen:
de aan het fonds behoorende gelden worden belegd
in inschrijvingen op de Grootboeken der Nationale
schuld.
Dit amendement wordt aangenomen met 18 stem
men tegen 1 stem.
Vóór stemmen de heeren Beucker Andrese, Besuijen,
de Jong, Krijgsman, J. Koopmans, Lautenbach, Wil-
helmij, Zandstra, van Ketwich Verschuur, Feitz,
Komter, Baart de la Faille, Burger, Oosterhoff, Menalda,
Hartelust, Haverschmidt en Beerends.
Tegen de heer Schoondermark.
Het amendement van den heer G. W. Koopmans
is hierdoor vervallen.
De Voorzitter deelt mede dat op art. 6 door den
heer G. W. Koopmans een amendement is ingediend
om de 2e en Be alinea te laten vervallen. Spreker
vraagt of het door een der raadsleden wordt over
genomen.
Het amendement wordt door den heer Burger over
genomen.
Het wordt ondersteund en maakt tegelijk met het
betrokken art. een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Burger beschouwt dit amendement als een
gevolg van het aangenomen amendement van den
heer G. W. Koopmans op artikel 4. Spreker wil
doen opmerken dat door de aanneming van het amen
dement op art. 3, de artikelen 7 en 8 moeten ver
vallen. Deze artikelen toch handelen over uitbe
taling van pensioenen en daar is nu geen kwestie
meer van.
De Voorzitter doet opmerken dat het het beste zal
zijn van de zijde van Burgemeester en Wethouders
de artikelen 7 en 8 te laten vervallen. Spreker geeft
den Baad echter in overweging de verordening in
handen te stellen van Burgemeester en Wethouders,
ter nadere overweging van hare redactie, nu er zoo
veel wijzigingen in worden aangebracht.
Trouwens, nu het 2e lid van art. 4 is vervallen, heeft
ook het le lid geen zin, terwijl dit, na de gevallen
beslissing op art. G, ook met het le lid van dat art.
het geval is. Spreker stelt daarom voor de eindstem
ming over de verordening te verdagen.
De heer Burger is liet met den Voorzitter eens.
Hij wijst er op dat ook de redactie van art. 9 zal
moeten worden gewijzigd. Ook hiermede kunnen
Burgemeester en Wethouders nu rekening houden.
De heer Zandstra vraagt of Burgemeester en Wet
houders ook voornemens zijn in overleg te treden
met een deskundige om te weten te komen wat de
gemeente jaarlijks zal moeten bijpassen om tot een
werkelijk pensioenfonds te komen.
De heer Komter zegt dat het antwoord op deze
vraag wel eenigszins af te leiden is uit de discussion.
Wat spreker betreft, in do vorige vergadering heeft
hij doen uitkomen, dat hij deze regeling onvoldoende
acht. Hij zou een voorstander zijn van het nemen
van afdoende maatregelen ten einde het fonds te
brengen in de situatie waarin het behoort, doch de
groote offers, die de gemeentekas daarvoor zou moeten
brengen, noodzaken hem, daarvan voorloopig af te
zien. Spreker wees in die vergadering ook reeds op
de regeling, door de Regeering in uitzicht gesteld.
Ook met het oog daarop, komt hem een nader onder
zoek op dit oogenblik ontijdig voor.
De heer Zandstra dient thans het volgende voorstel in:
„De Raad,
noodigt Burgemeester en Wethouders uit met een
deskundige in overleg te treden, ten einde te weten
te komen wat de gemeente jaarlijks zal moeten bij
passen om tot een werkelijk pensioenfonds te komen."
De Voorzitter vraagt of de Raad dit voorstel in
overweging wenscht te nemen.
Hiertoe wordt besloten.
De Voorzitter stelt voor ook dit voorstel in eene
volgende vergadering te behandelen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Het voorstel om de eindstemming over de veror
dening te verdagen wordt met algemeene stemmen
aangenomen.
9. Nader voorstel van Burgemeester en Wethouders
naar aanleiding van het verslag van de Commissie van
rapporteurs uit de sectiën van den llaad, betreffende het
oorspronkelijk voorstel tot uitgifte in erfpacht van bouw
terrein aan den Hoekstersiugel (bijlagen nos. 20, 37 en
40 van 1907).
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
Het heeft den heer Krijgsman in het antwoord van
Burgemeester en Wethouders getroffen dat er staat,
dat 3, handelende over de indiening en de redactie
van de bepalingen van uitgifte, ten onrechte een
plaats gekregen heeft in het verslag.
Spreker begrijpt dit niet.
Als motief wordt opgegeven, dat de opmerkingen
in die vervat, vrijwel afkomstig zijn van één zijde.
Spreker merkt op, dat de opmerkingen, voorko
mende in 3, óók in de sectiën zijn gemaakt. Het
is met deze opmerkingen gegaan als met andere, die
ook door één of door enkele leden zijn gemaakt. Ook
deze heeft de commissie van rapporteurs gemeend te
moeten opnemen.
Waar nu Burgemeester en Wethouders op andere
opmerkingen, ook door één of slechts een paar leden
gemaakt, wel antwoorden, is het zonderling, dat zij
op de opmerkingen van 3 het antwoord schuldig
blijven. Spreker meent, dat o.a. is beantwoord de
vraag van één lid, hoe het in Vlaardingen is gegaan.
Ook is beantwoord de opmerking van een lid der
3e sectie, dat men eerst na 75 of 50 jaar beoordeelen
kan of de proef gelukt. Indien het de bedoeling is,
dat alleen in het sectieverslag behoeven te worden
opgenomen do opmerkingen der meerderheid eoner
sectie, dan zou het voor de minderheden niet noodig
zijn de sectie-vergaderingen bij te wonen.
Spreker zal nu even bespreken de houding der vier
sociaal-democratische raadsleden tegenover het geheele
ontwerp. De uitgifte van gemeentebouwterreiu in
erfpacht is een punt van hun program. Het voorstel
zelf is door hen tamelijk guustig ontvangenernstige
bezwaren hebben zij niet. Nu zou het dus lijken,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Januari 1908. 7
alsof alles koek en ei was tusschen de sociaal-demo
cratische leden en de liberale. Spreker meent goed
te doen even aan te toonen dat dit niet het geval is.
In het verslag is reeds gezegd dat de sociaal
democraten tegen eiken verkoop van gemeentegrond
zijn. Zij zijn tegenstanders om verschillende redenen
omdat de waardevermeerdering bij verkoop ten goede
komt aan particulieren, omdat de gemeente bij uit
gifte in erfpacht weer de vrije beschikking krijgt over
den grond en beter toezicht op het bouwen kau uit
oefenen, maar ook vooral omdat de grond, evenals
alle productiemiddelen, het eigendom behoort te zijn
van de gemeenschap. Elke afstand van grond aan
particulieren werkt de ontwikkeling van het gemeen
schappelijk bezit tegen.
In het onderhavige voorstel nu wordt verkoop van
een klein stukje belemmerd, maar waar in Leeuwarden
een groot aantal H.A. gemeentegrond wordt verkocht,
kau men zich voorstellen, dat de dankbaarheid der
sociaal-democraten voor dit kleine stukje, dat in erf
pacht wordt uitgegeven, niet groot is.
In de tweede plaats is het vrij zeker, dat de voor-
deelen, die de gemeente trekt, ten nadeele van den
erfpachter komen, zoodat particulieren liever terrein
zullen koopen. Dit is ook de meening van Mr. Ver
steeg, die eene dissertatie heeft geschreven over: „Op
merkingen overhetbeheer van gemeentelijkgrondbezit."
Mr. Versteeg schrijft
„Waar dus het grootste voordeel aan den kant der
„gemeente is, zal deze in staat moeten zijn om eenige
„pressie op de bouwondernemers uit te oefenen.
„Daartoe is in de eerste plaats noodig dat de ge-
„meente zooveel grond in handen heeft, dat het
„publiek het niet gemakkelijk zonder gemeentegrond
„kan stellen. Daarom moest in Haarlem de proef
„om gemeentegrond in erfpacht uit te geven, mis
lukken, omdat de gemeente, in verhouding met het
„van particuliere zijde beschikbare bouwterrein, slechts
.weinig grond kon aanbieden. Na eenige jaren kwam
„de Raad daarom reeds op zijn besluit terug. In
L,Schiedam was het tot kort geleden de gewoonte,
■;,,zoo er bouwers kwamen om gemeente-terreinen aan
,;„te vragen, hun de keuze te laten tusschen- koop en
l,erfpacht. Het minder voordeelige van de erfpacht
&,eti het ongewone van het contract deed hen daarom
altijd tot liet eerste besluiten, met het gevolg dat
R.cr geen erfpacht-contract werd gesloten. Eerst
„onlangs werd erfpacht verplichtend gesteld. Dit
„had het gevolg dat een belanghebbende van het
I,verkrijgen van gemeentegrond afzag en zich tot
I,particulieren wendde.
Een dergelijke macht zal Leeuwarden niet hebben.
Particulieren hebben veel grond te koop, terwijl ook
de gemeente nog grond verkoopt. Dit zal dan ook
misschien de reden zijn dat uitgifte in erfpacht niet
vlot zal gaan en dat liet na zekeren tijd zal blijken
dat do gemeente geen voldoonden drang kau uit
oefenen, zoodat de proef niet zal gelukken. Spreker
wijst hierop, opdat men niet hetzelfde zal doen als
in Haarlem, waar men het stelsel niet verbeterde
maar eenvoudig aan kant zette.
I Het blijkt niet slecht gezien van de Commissie
van Rapporteurs, dat het ontwerp zal worden ver
knoeid als er een bepaling in voorkomt, dat de ge
meente zich niet bindt aan het stelsel van erfpacht
voor het geheele terrein.
Burgemeester en Wethouders maken er iets anders
van dan in het verslag is gezegd.
Daar staat
I „de rapporteurs zijn verder unaniem van oordeel,
*>dat door het opnemen van eene bepaling dat do
„gemeente zich niet zou binden aan het stelsel van
„erfpacht voor het geheele terrein, het geheele ont-
„werp zou worden verknoeid."
Burgemeester en Wethouders antwoorden
„Het is niet duidelijk, in hoeverre het geheele
„ontwerp zou worden verknoeid, wanneer eene be
maling werd opgenomen, die de bevoegdheid geeft,
„bij mislukking der erfpachtsuitgifte, weder tot koop
„over te gaan."
De Commissie van Rapporteurs zegt, dat het ont
werp zal worden verknoeid als de gemeente zich niet
bindt voor het geheele terrein. Burgemeester en
Wethouders spreken van „bij mislukking der erfpachts
uitgifte".
De bedoeling is om de gemeente niet het recht te
geven tot uitgifte in erfpacht, èn tot verkoop, dus
tot keus voor de gegadigden. Met het oog op Schie
dam, waar ook een dergelijke bepaling was opgeno
men, kan men zeggen, dat dan ook hier niet in
erfpacht zal worden uitgegeven. Daarom zeggen
rapporteurs dat de verordening door het opnemen
van eene dergelijke bepaling wordt verknoeid.
Spreker wenscht nog enkele opmerkingen te maken.
Op pag. 354 van de Memorie van Antwoord staat
„Daargelaten dat de Gemeenteraad, bij gemis eener
„dergelijke clausule, die bevoegdheid toch steeds be
houdt, zou in dat geval het braak laten liggen der
„terreinen, zooals de meerderheid van Rapporteurs
„verlangt, alleen tor wille van wat gebleken is een
„theorie te zijn geweest, met do eenvoudigste eischen
„der praktijk ten eenenmale in strijd komen. Moeten
„de gemeente, tot haar nadeel, de handen aldus ge
bonden blijven
Spreker is van oordeel dat het niet noodig is te
ontkennen, dat de Rapporteurs de terreinen willen
laten braak liggen. Als blijkt, dat de voorwaarden
te bezwarend zijn, dan is het eenvoudigste middel om
uitgifte in erfpacht te bevorderen, ze te verlichten.
Rapporteurs willen niets anders dan door uitgifte
in erfpacht de neiging tot verkoop tegengaan. De
gemeente kan niet alles zelf bebouwen. Het is noodig
dat particulieren de beschikking over den grond krijgen
en, om de theorie te vereenigen met de eischen van
de tegenwoordige maatschappij, wordt uitgifte in
erfpacht voorgesteld. Dit sluit echter niet in het braak
laten liggen der terreinen.
In het algemeen zal spreker probeeren, om wat door
Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld, zóó
te maken, dat de uitgifte in erfpacht kan gelukken
en de gemeente zooveel mogelijk voordeel heeft.
De heer Burger moet eene kleine rectificatie maken
op hetgeen door den vorigen spreker in het midden
is gebracht namens rapporteurs.
Het heeft spreker niet verwonderd dat Burgemees
ter en Wethouders niet hebben geantwoord op 3
van het verslag. Spreker kan er zich bij neerleggen,
dat Burgemeester en Wethouders de in die bespro
ken punten later onder de oogen zullen zien en zich
thans eenigszins beperken. Sprekers verwondering
betreft alleen het feit dat Burgemeester en Wethou
ders hebben gezegd: 3 hoort er niet in. Rappor
teurs toch achtten het noodig om alle in de sectiën
gemaakte opmerkingen, die voor de behandeling van
het voorstel van eenig belang zijn, in hun verslag op
te nemen. In de tweede plaats meent spreker, dat
men hier te doen heeft met een bescheiden proef tot
uitgifte van terreinen in erfpacht. Waar van verschil
lende zijden op het woord „proef" aanmerking wordt
gemaakt, vat spreker dit woord zóó op, dat hij er
geen kwaad in ziet. Het beteekent immers niets
anders dan wij zullen het probeeren. Burgemeester
en Wethouders weten dat er in den tegenwoordigen
tijd eene strooming bestaat, niet alleen bij de sociaal-