I De heer Komter wenscht een enkele opmerking te
maken ten opzichte van het amendement. De heeren
hebben het staatje gezien, waaruit blijkt, dat bij een
rente van 4 °/0 het bedrijfskapitaal na 7 jaar zal zijn
uitgeput, zoodat dan voor de gemeente een verlies
begint van 750.per jaar. Bij de algemeene be
schouwingen is er door spreker reeds op gewezen, dat
het de bedoeling is te zorgen, dat het nu levend
I Een erfpachtnemer kan op huizen, op erfpacht
ebouwd, even goed 2/3 der waarde op hypotheek
rijgen als op zulke, die op eigen grond worden
gebouwd. Voor den grond heeft hij geen geld uit
to geven, zoodat hij met minder kapitaal kan bouwen.
8 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Januari 1908.
democraten, maar ook bij andere partijen, om grond
in erfpacht uit te geven. Nu zeggen deze in dit
speciaal geval zullen wij het eens probeeren. Vraagt
men echter aan spreker of het resultaat der te nemen
proef moet dienen als leidraad voor het vervolg,
dan zegt hij, neen. Spreker geeft toe, dat, als het
hier mislukt, het dan wel mogelijk kan zijn, dat het
onder andere omstandigheden wel zal gelukken, maar
omgekeerd ook, dat als het wel lukt, men daaruit
niet kan concludeeren, dat men in andere gevallen,
waar de omstandigheden geheel anders zullen zijn,
gerust op den ingeslagen weg kan voortgaan. Spreker
waardeert het in Burgemeester en Wethouders, dat
deze de proef al verder hebben willen uitstrekken,
doordat zij de kwestie van den veranderlijken canon
onder de oogen hebben gezien. Spreker geeft reeds
nu van zijne waardeering blijk, omdat hij zich voor
dit speciaal geval tegen een veranderlijken canon zal
moeten verklaren.
De heer Komter doet opmerken, dat het geen betoog
behoeft dat het standpunt der sociaal-democraten, zoo
als de heer Krijgsman dit heeft doen uitkomen, niet
is het standpunt van Burgemeester en Wethouders,
noch bij hun voorstel, noch bij hunne verdediging.
Wat spreker betreft, hij zou door deze proef twee
dingen aan het licht willen zien gebracht.
In de eerste plaats dat het den Raad uit de over
gelegde becijfering duidelijk moge worden, dat de
groote voordeelen, aan uitgifte in erfpacht verbonden,
wat Leeuwarden betreft wel eens overdreven zijn
voorgesteld, doch in de tweede plaats, dat ook zonder
die overdrijving er grond voor redelijke verwachtin
gen bestaat.
De proefneming moet zóó geschieden, dat uitgifte
in erfpacht voor beide partijen voordeel kan opleve
ren. Dwaasheid is het bepalingen te maken, zoodanig,
dat de gemeente nu zal moeten betalen, om eerst in
de verre toekomst te kunnen profiteeren, terwijl
anderzijds als er becijferingen worden opgezet, zóó,
dat de erfpachtnemer geen belang bij de zaak heeft,
er geen terrein in erfpacht wordt genomen.
De gemeente, die goedkooper geld kan krijgen dan
een bouwondernemer, kan dit tot voordeel van beide
partijen aanwenden. De bouwondernemer heeft boven
dien minder kapitaal noodig.
Wat de waardevermeerdering in de toekomst betreft,
het is bekend, dat deze hier zeer langzaam gaat.
Waar dus zoowel de erfpachtgever als de erfpacht
nemer belang hebben bij deze zaak, kan, als de
uitgifte niet afstuit op de omstandigheid, dat de
erfpacht hier nog te vreemd is, met deze kleine, on
diepe, bruikbare terreinen een proef worden genomen,
die aanspraak mag maken op kans van slagen.
Spieker doet nog opmerken, dat, zooals uit het
voorstel blijkt, do terreinen uitsluitend in erfpacht
zullen worden uitgegeven, zoodat er voor de gega
digden geen keus bestaat.
Indien eventueel later mocht blijken dat voor erf
pacht geen gegadigden zijn, dan zal de Raad te zijner
tijd kunnen overwegen of het niet raadzaam is wederom
tot verkoop over te gaan.
De algomeene beraadslagingen worden gesloten.
Onderdeel a van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders wordt met algemeene stemmen aan
genomen.
Aan de orde wordt gesteld onderdeel b.
De heer Krijgsman stelt voor in sub b in plaats van
41/2 te lezen minstens 4°/0, in overeenstemming
met het bepaalde in de Amsterdamsche verordening,
waar staat
„Burgemeester en Wethouders te machtigen, om de
bouwterreinen tot wier verkoop bij vroegere raads
besluiten reeds machtiging is verleend, hetzij te ver-
koopen, hetzij in erfpacht uit te geven tegen een
jaarlijkschen prijs van niet minder dan 'ó1/2 van den
vastgestelden verkoopprijs en voorts overeenkomstig
de bepalingen van het sub I vastgesteld ontwerp-
erfpachtscontract."
Spreker stelt voor te lezen minstens 4 °/0, om aan
de gemeente ook het recht te geven tot het nemen
van 4^2 als zij het krijgen kan. Hij gelooft dat
er tegen 41 2 °/0 niet veel gegadigden zullen komen,
Verder gelooft spreker niet dat de bouwondernemer,
als hij den grond in erfpacht neemt, zooveel minder
kapitaal zal noodig hebben. Hij bouwt toch niet
van eigen kapitaal, maar van hypotheek, dat hij ge
makkelijk tegen 41/2 of 43/4 °/0 kan krijgen. Als men
den bouwondernemer niet eenig voordeel geeft, vreest
spreker dat er van de heele zaak weinig zal terecht
komen en dat te eeniger tijd weer tot verkoop zal
worden besloten.
Daarom zullen aan de bouwers, vooral in de eerste
jaren, eenige concessies moeten worden gedaan.
Vandaar sprekers voorstel.
In verband hiermee zou spreker ook in sub d willen
lezen in de plaats van „1965", „in 1940 en 1965",
want de termijn tot 1965 komt hem wel wat lang
voor. Het financieel bezwaar lijkt sprekor niet zoo
groot, want men kan de leening van 29,000.in
plaats van af te lossen in 1958, over meerdere jaren
verdeelen. De gemeente zit dan wel langer aan de
aflossing en rente, maar spreker is van oordeel, dat
dit wel zoo kan worden geregeld, dat de gemeente
niet behoeft bij te passen.
De Voorzitter deelt mede dat door den heer Krijgs
man een amendement is ingediend op onderdeel b van
het voorstel van Burgemeester en Wethouders, luidende
te lezen in de plaats van „4y2 „minstens 4°/0."
Dit amendement wordt ondersteund en maakt
tegelijk met het voorstel een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Burger doet opmerken, dat bij sub b eene
kwestie ter sprake komt, waarbij ook sub c is betrokken.
Spreker meent er op te moeten wijzen dat het
amendement van den heer Krijgsman onaannemelijk
is. Wij hebben toch te doen met het vaststellen van
de waarde, die voor de in te komen aanvragen als
minimum van waarde van berekening van den canon
zal gelden. Nevens deze minimum-waarde dient een
vast percentage voor die berekening te staan.
De heer Krijgsman had, als hij verlaging wenscht,
moeten zeggen 4°/0 en niet minstens4%. Spreker
is tegen verlaging, omdat hierdoor de financieele zijde
van het voorstel wordt aangetast en het bovendien
niet zeker is, dat eene proef bij een canon van 41/2 °/0
niet zal slagen.
De heer Krijgsman vergist zich als hij meent dat
de canon, als die nu wordt vastgesteld op 4°/0, bij
eene eventueele herziening kan worden gebracht op
41'o Men heeft te doen met de waarde van den
grond en een percentage voor den canon. Men kan
bepalen, dat alleen de waarde of dat ook het per
centage aan herziening onderworpen zal zijn, maar
in de contracten moet daarvoor een vaste regel worden
aangegeven het gaat niet aan om bijvoorbeeld te
bepalen dat later do waarde met de werkelijke ver
koopwaarde in overeenstemming zal worden gebracht
en dat dan tevens de bepaling van het percentage
zal worden overgelaten aan het bon plaisir van den
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Januari 1908. 9
iRaad. De Raad moet niet kunnen zeggen nu bevalt
■mij 4% niet meer, ik neem dus 41/2 °/0.
De erfpachtnemers moeten de zekerheid hebben
wat zij moeten betalen. Zij mogen niet zijn over
geleverd aan de willekeur van den Raad.
De heer Krijgsman moet erkennen dat de opmer
king van den heer Burger juist is. Hij had gemeend
dat het door zijn amendement gemakkelijk zou' zijn
bezwaren te ondervangen. Oorspronkelijk was hij
voornemens voor te stellen 4°/0, zonder het woord
jninstens. Hij is tot de conclusie gekomen dat dit
beter is en verzoekt dit woord uit zijn amendement
te schrappen.
De Voorzitter deelt mede dat de heer Krijgsman
gijn amendement heeft gewijzigd in dier voege, dat
het woord „minstens" er uit vervalt.
De heer J. Koopmans zal zich tegen het amende
ment verklaren. Op het oogenblik toch is de rente
stand hooger dan 4°/0. Spreker is er dan ook zeker
van dat particulieren niet tegen 4°/0 kunnen leenen
en tegen dit percentage thans geen geld op hypotheek
is te krijgen. Waar de algemeene rentestand op
41/2 kan worden aangenomen, is spreker van oor
deel dat men niet lager mag gaan. Om de aflossing-
te bewerkstelligen moet er 1/a °/0 verschil zijn.
Do erfpachtnemers zijn dan nog goed af. Want zij
gullen zeker elders 5°/0 moeten geven.
geslacht niet noodeloos wordt belast voor een moge-
Jjk voordeel in de verre toekomst,
Het komt spreker daarom voor, dat met de voor-
Êostelde rente van 41/2 °/0 het voorstel staat of valt.
Ie heer Krijgsman heeft wel gezegd dat er wel een
leening zoo is op te zetten, dat het bezwaar vervalt,
maar spreker doet opmerken, dat dan op zeer langen
termijn zou moeten worden geleend en leeningen op
langer termijn dan 50 jaar wel eens geen bijval kon
den vinden bij de hoogere autoriteiten.
I De heer Krijgsman ziet niet in dat de bouwonder
nemer, bij het nemen van den grond in erfpacht, met
minder kapitaal toe kan dan bij het koopen van den
grond. Op den grond kan hij de volle hypotheek
krijgen en de rente is gelijk, want er wordt tegen
woordig heel veel hypotheek gegeven tegen 41/., of
ff, 4 "/o- \oor 5% wordt bijna geen hypotheek
genomen.
I Het verbaast den heer Oosterhoff dat hij een per*
contage van 4 °/0 hoort verdedigen door den heer
^rijgsman op grond, dat het voor de bouwers
voordeeliger zal zijn. Dit raadslid verliest zoodoende
immers geheel uit hot oog dat de hoofdreden, waarom
men de uitgifte in erfpacht wil, juist schuilt in het
Voordeel, dat de gemeente daardoor zal hebben.
Het is dan ook vrij duidelijk dat zijn voorstel alleen
gedaan wordt om meer kans te hebben op het slagen
van de proefneming.
Maar indien dit nu moet geschieden op zoodanige
wijze, dat de gemeente er nadeel van ondervindt en
dat zou het geval worden, dan gaat het toch immers
niet goed. De gemeente moet er voordeel van heb
ben en onder voorwaarden, die dat waarborgen, zal
dan moeten blijken of uitgifte in erfpacht slaagt
of niet.
De heer Burger geeft te kennen dat de heer Krijgs
man zich aan eene misvatting schuldig maakt. Hij
stelt het voor, dat de bouwer voor de waarde van
den grond hypotheek zal moeten nemen.
Koopt de bouwer den grond, dan heeft hij geld
noodig: le. voor den grond zelf, èn 2e. voor de bouw
kosten. Hij betaalt voor een en ander b.v. 4y2 °/0.
Neemt hij den grond in erfpacht, dan heeft hij alleen
noodig het kapitaal voor de gebouwen. Ook dan
betaalt hij 4y2 °/0. Waarom zou hij nu voor het
kapitaal, dat hij anders in den grond zou moeten
steken, doch nu niet behoeft op te nemen, niet even
goed 4Va aan de gemeente willen betalen als anders
aan een bank
De heer Krijgsman geeft te kennen dat de erfpacht
nemer in ieder geval niet het voordeel van de waar
devermeerdering van den grond zal genieten. Juist
om zich hiervan meester te maken, zullen de meeste
menschen liever grond koopen.
Het geringe voordeel dat hij dan heeft doorgrond
in erfpacht te nemen, wordt te niet gedaan door het
gemis van de waardevermeerdering van den grond.
Dit is voor spreker een motief om bij uitgifte in
erfpacht eenige reductie toe te staan.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer Krijgsman wordt
verworpen met 18 tegen 4 stemmen.
Yóór stemmen de heerenBesuijen, de Jong,
Krijgsman en Zandstra.
Tegen de heeren Beucker Andreae, J. Koopmans,
Lautenbach, Wilhelmij, Feitz, Burger, Oosterhoff,
Komter, Schoondermark, Menalda, Hartelust, Haver-
schmidt en Beerends.
Onderdeel b van het voorstel van Burgemeester en
Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen.
De heeren Baart de la Faille en van Ketwich
Verschuur hebben intusschen de vergadering verlaten.
Bij sub c vraagt de heer Menalda watdeb<.L 'ing
is van de zinsnede op bladz. 355, 2e kolom, vaar
staat
„Taxatie van deskundigen behoort dan te worden
uitgesloten."
Is het dan niet geoorloofd deskundigen te raad
plegen Wordt dan de waardebepaling van den
grond aan den Raad overgelaten
Do heer Komter antwoordt dat het den Raad na
tuurlijk vrijstaat een deskundige te raadplegen, maar
dat hij niet gebonden is aan do voorgestelde taxatie
regeling.
Het kan geen groot bezwaar zijn de 41/, °/0 vast te
leggen, omdat er nog een andere factor, n.l. do waarde
van den grond, in het spel komt, waardoor men
mogelijke afwijkingen van den dan geldenden stand
der rente kan redresseeren.