66 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1908. schikken. Daargelaten de vraag of art. 25 der wet wel toepasselijk kan zijn, waar de onbewoonverklaring is uitgesproken op grond dat de woning „door het aanbrengen van verbeteringen niet in bewoonbaren staat is te brengen", meenen wij, dat in welken zin men de wet op dat punt uitlegt, van opheffrng der onbewoonverklaring waarop het verzoek van adres sant neerkomt wel geen sprake kan zijn, zoodat wij de eer hebben U voor te stellen te besluiten, aan adressant in antwoord te doen weten, dat op zijn verzoek afwijzend wordt beschikt. Do beraadslaging wordt geopend. De heer de Jong vraagt het woord, niet echter om tegen de conclusie van Burgemeester en Wethouders te ageeren. Spreker meent evenwel dat er redenon genoeg zijn om eene opmerking te maken over de betrekkelijke zaak. In de vergadering van 17 September werd de in het adres bedoelde woning onbewoonbaar verklaard, op grond dat de woning door het aanbrengen van verbeteringen niet in bewoonbaren staat is te brengen. Spreker zou zeggen dat daarmee de zaak afgeloopen was. Do gezondheidscommissie had geadviseerd om eene beslissing te nemen in dezen zin, om de woning, als de door haar aangegeven verbeteringen waren aangebracht, weer bewoonbaar te verklaren De Baad is op dat advies niet ingegaan. Adressant Steenhouwer kwam nu opnieuw bij den Raad met een adres, waarin hij er op woes dat de verbeteringen waren aangebracht en waarin hij verzocht de woning weer bewoonbaar te verklaren. Toen is door Burgemeester en Wethouders aan den Inspecteur voor het Woningtoezicht opgedragen de woning opnieuw te inspecteeren. Spreker is van oordeel dat dit overbodig was. Niet alleen overbodig, maar er is bovendien ook nog een gevaar aan verbonden. De Inspecteur is tot dezelfdo conclusie gekomen als de eerste maal toen hij de woning inspecteerde. Hij is bij zijn oordeel, dat de woning onbewoonbaar was, gebleven. Veronderstel echter dat hij gezegd had de woning is nu weer bewoonbaar Wat had dan de Raad moeten doen Zou hij dan moeten zeggen om dat advies geef ik niets, ik blijf bij mijn genomen besluit, of zou hij er wel op moeten ingaan en de woning weer bowoonbaar verklaren Indien dit laatste zou zijn geschied, zou dat zeer inconsequent zijn geweest. Eerst toch verklaart de Raad dat de woning door het aanbrengen van ver beteringen niet in bewoonbaren staat is te brengen en later zegt hij, als er verbeteringen zijn aangebracht: do woning is weer bewoonbaar. In de tweede plaats heeft deze twoede inspectie geen zin, omdat de Raad door het uitspreken der onbewoonbaarverklaring heeft gezegd dat er nooit een goede toestand kan worden geschapen. Indien nu deze woning bewoonbaar werd verklaard, zou dit eene herhaling zijn van de belachelijke geschiedenis, die wij hier in Leeuwarden al eerder hebben gehad. Bovendien is er nog een gevaar aan verbonden. Als de Raad op grond van art. 18 le lid der Woningwet eene woning onbewoonbaar heeft verklaard, moet het vaststaan, dat dit eene definitieve beslissing is. Als nu een eigenaar voor de tweede maal den Inspecteur krijgt, die de woning onderzoekt, wordt de indruk gevestigd, dat eene dergelijke beslissing niet definitief is en dat dus de Raad een ander besluit zal kunnen nomen. Spreker meent dat dit gevaarlijk is. Zelfs de schijn moet worden vermeden dat op de eens genomen beslissing kan worden teruggekomen. Spreker meent dat het adres voor kennisgeving had moeten worden aangenomen en dan had adressant bij Gedeputeerde Staten in hooger beroep kunnen gaan. Dit meende spreker in het midden te moeten brengen. De Voorzitter antwoordt dat de opmerking van den heer de Jong niet Burgemeester en Wethouders, maar den Raad geldt. De Raad toch was het, die Burge meester en Wethouders opdroeg prae-advies uit te brengen op het verzoek van Steenhouwer en sproker moet aannemen dat de Raad, zulks doende, zich zeer goed herinnerde dat hij weinige maanden te voren had overwogen dat de bedoelde woning niet door het aanbrengen van verbeteringen in bewoonbaren staat kon worden gebracht. Nu spreekt het toch van zelf dat., waar de Raad ook bevoegd is om opheffing der onbewoonverklaring uit te spreken, „mits voldoende blijkt dat de woning alsnog in bewoonbaren staat is gebracht", Burgemees ter en Wethouders wel verplicht waren om den Raad voor te lichten over den staat der woning op dit oogenblik en niet konden volstaan met alleen te ver wijzen naar het vroeger genomen besluit. Hoe de heer do Jong zich den invloed van don Inspecteur van het woningtoezicht op den Raad denkt, begrijpt spreker niet goed de heer de Jong scheen te meenen dat de Raad of Burgemeester en Wethouders het advies van dien ambtenaar hadden te volgenhet schijnt overbodig te verklaren dat een ambtelijk advies dien invloed niet heeft. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeeno stemmen aangenomen. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aan wijzing cener rooilijn aan de oostzijde van Oldegalileën. Dit voorstel luidt als volgt Door den Directeur der Gemeentewerken wordt bij ons college een voorstel ingediend tot aanwijzing eener rooilijn aan de Oostzijde van Oldegalileën te beginnen bij het bouwterroin der voormalige „Blee- kerij" ongeveer tot aan de zoogenaamde „Routpollo". Op de door hem overgelegde kaart zijn 2 lijnen getrokken, die beide als zoodanig in aanmerking kunnen komen één op 121/2 M. uit de overstaande huizenrij en getrokken in het verlengde der voorgestelde rooilijn over de blokken op het bovengenoemde bouw terrein de andere op 14 Meter afstand en zoo getra ceerd, dat de aldaar gelegen bleekjes goheel buiten de rooilijn vallen. Zelf gevoelt do Directeur het meeste voor de laatst genoemde lijn, terwijl wij, met de Commissie voor Openbare Werken, blijkens haar mondeling aan ons overgebracht advies, do voorkeur geven aan de lijn die een breedte der straat van \2,xf2 M. waarborgt. Er wordt daarmede een alleszins voldoend ruimo verkeersweg verkregen van het eigendom van par ticulieren is voor bebouwing niet meer dan het strikt noodige onbruikbaar gemaakt en ten slotte blijft er overeenstemming bestaan met onze voorstellen ten aanzien der „Bleekerij". Waar het ons ook overigens gewenscht voorkomt thans voor een evontueelen aanbouw aan de onder- werpelijke straat eene regeling te treffen, hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten als rooilijn voor de bebouwing aan de Oostzijde van Oldegalileën van hot terrein der voormaligo „Bleekerij" af ongeveer tot aan de Houtpolle, als rooilijn aan te wijzen de op de bijgevoegde teekening aangeduide roode stippellijn. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1908. 67 Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan den Directeur der Stadsreiniging in de kosten zijner woning eene tegemoetkoming toe te kennen voor het daarin beschikbaar stellen van kantoorruimte voor den Reinigingsdienst. Dit voorstel luidt als volgt Bij nevensgaand schrijven deelt de Directeur der Stadsreiniging ons mede, dat hij door verandering van eigenaar zijne woning met 12 Mei a.s. zal moeten verlaten. In die woning werd door den Directeur tot dusver zonder eenige kosten voor de gemeente voor den dienst der Stadsreiniging kantoor gehouden. Nu hij evenwel verplicht is naar eene andere woning om te zien, komt het ons billijk voor dat hem van gemeentewege eene tegemoetkoming in de huishuur worde toogekend, omdat hij, blijft het kantoor te zijuen huize gevestigd hetgeen wij, in afwachting van de plannen met het Aschland, vooralsnog in het belang van den dienst gewenscht achten eene grootere woning zal moeten huren, dan anders het geval zou zijn. In verband hiermede, hebben wij dan ook de eer Uwe Vergadering voor te stellen te besluiten met ingang van 12 Mei 1908 voorloopig gedurende twee achtereenvolgende jaren aan den Directeur der Stadsreiniging toe te kennen eene tegemoetkoming in de kosten zijner woning, ten bedrage van 75.— per jaar, onder voorwaarde, dat in die woning ten genoegen van Burgemeester en Wethouders, eene ruimte voor kantoor worde ingericht en beschikbaar gehouden voor den dienst der Stadsreinigieg. De beraadslaging wordt geopend. De heer Beekhuis vraagt of do Directeur der Stads reiniging genoegen neemt met het voorstel. Uit de missive van dien ambtenaar blijkt dat hij het kantoor liever niet aan huis wil hebben. Hem wordt nu 75.vergoeding aangeboden, maar uit de stukken kan niet worden opgemaakt, dat hij daarmede genoegen neemt. De heer G. W. Koopmans zou gaarne worden inge licht omtrent de woning van den opzichter op het aschland. Is dit een ambtswoning en is daarin geen ruimte te maken voor kantoor Als spreker Directeur was, zou hem het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet erg toelachen volgens den Directeur toch is er veel aanloop van publiek Bovendien heeft de heer Soutendam al een hoogen leeftijd bereikt. Spreker zou onder deze omstandigheden voor een dergelijk voorstel bedanken. De vraag, door den heer Beekhuis gedaan, is ook bij spreker gerezen. Verder zou spreker willen weten of er op het aschland geen gelegenheid is voor kantoor. Do heer Oosterhoff kan den heer Beekhuis mede- deelen, dat de Directeur der Stadsreiniging genoegen neemt met het voorstel. Hij had dan ook hoofdzakelijk bezwaren tegen den bestaanden toestand, omdat thans een van zijne woonvertrekken geheel tot kantoor moest worden ingericht. Bij het huren eener nieuwe woning kan daarop gerekend worden. Don heer G. W. Koopmans antwoordt sprekor dat er op het oogenblik een kantoortje op het aschland is. Dit is echter niet geschikt voor de ontvangst van het publiek, omdat het midden op het terrein gelegen is en de bezoekers dus een groot gedeelte van het aschland moeten passeeren. Wat de woning van den opzichter betreft, een deel daarvan wordt in beslag genomen door den paardenstal, terwijl de bovenverdieping dient tot opslagplaats van voer en gereedschappen. In dat gebouw is dus geen plaats meer voor een kantoor. Ook de ligging van het aschland aan de grens der gemeente maakt dat het gewenscht is, dat er meer in het centrum der stad voor dezen dienst kantoor wordt gehouden. De termijn van 2 jaar is genomen omdat nog niet bekend is hoe het met het aschland zal komen en het dus niet raadzaam is zich voor te langen tijd te binden. De heer Beekhuis dankt den heer Oosterhoff voor diens inlichtingen. Evenwel, naar aanleiding van het door den wethouder gesprokene, rijst bij spreker de vraag of het niet gewenscht is, dat Burgemeester en Wethouders het oog houden op de keuze der woning. Zooals toch door den heer Oosterhoff is gezegd, is van belang, dat het kantoor meer in het centrum der stad komt. Met het oog daarop, dat eene tegemoet koming van f 75.wordt gegeven, zou spreker wen- schen, dat Burgemeester en Wethouders hunne goed keuring moeten hechten aan het huren eener woning door den Directeur der Stadsreiniging. De heer Oosterhoff antwoordt dat bij den Directeur der Stadsreiniging reeds plannen bestonden, zoodat Burgemeester en Wethouders met het door den heer Beekhuis genoemde rekening hebben kunnen houden. Bovendien is bepaald dat de inrichting van het kantoor moet zijn ten genoegen van Burgemeester en Wet houders, zoodat de Directeur in dit opzicht niet geheel vrij is. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. 9. Voorstel van den heer Zandstra tot toekenning eener gratificatie aan den gep ens ionneer den werkman der gemeentereiniging H. Willemse en het daarop uit gebracht prae-advies nan Burgemeester en Wethouders. Dit prae-advies luidt als volgt Uwe Vergadering heelt ons prae-advies gevraagd omtrent eene in de vorige zitting door den heer Zandstra ingediend voorstel, behelzende om aan den ontslagen werkman der gemeentereiniging H. Willemse voor langdurige dienstvervulling eene gratificatio te verleenen van 50. De Raad kan met ons oordeel ten aanzien van de wenschelijkheid om boven het volgens de verordening berekende pensioen, bovendien nog gratificatiën be schikbaar te stellen, genoegzaam bekend zijn en het zal hem derhalve niet verwonderen als ons advies ook ten opzichte van het ter tafel liggende voorstel beslist ongunstig luidt. Gelijk onzerzijds bij soortgolijko gevallen reeds meer malen is opgemerkt, is het een o. i. absoluut af te keuren handelwijze pensioenen, die om welke reden dan ook, onvoldoende worden geoordeeld, langs den weg van door persoonlijke consideratiën ingegeven overwegingen met dergelijke gunstbewijzen aan te vullen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 3