118 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juni 1908. De heer Schoondermark doet opmerken dat door den heer Duparc is gezegd dat Burgemeester en Wet houders geen motief aangeven, waarom zij het eind examen in het openbaar wenschen te houden. De heer Duparc echter geeft geen motief voor afschaffing, hij zegt alleen dat het een plaag is. Ook heeft de heer Duparc gezegd dat er zoo weinig bezoek is. Enkele ouders komen volgens spreker het examen toch wel bijwonen. Het openbaar eindexamen ligt in de lijn van het onderwijs te dezer stede. Dit kan men nagaan uit verschillende raadsbesluiten. En bij de bewaarscholen èn bij het Lager onderwijs hebben wij openbare lessen. Bij de gymnasia schrijft de wet het voor. De Middel bare meisjesschool zou de eenige inrichting zijn zonder deze instelling. Vandaar het voorstel van Burge meester en Wethouders. De heer Duparc moet zich verbazen over het door den heer Schoondermark gesprokene. Deze zegt dat spreker geen motief voor de afschaffing van het openbaar examen aanvoert. Alsof het geen voldoend motief is dat de Commissie van toezicht, in overeen stemming met de leeraressen, dit examen noemt een plaag ook voor de leerlingen. Zelf heeft spreker, als hij in vroegere jaren er wel eens bij tegenwoordig was, het zelfs als een soort marteling voor de leer aressen beschouwd. De heer Schoondermark heeft gezegd dat enkele ouders het examen bijwonen. Spreker ontkent dit. Thans behoort dit, nog minder dan vroeger, tot de groote zeldzaamheden. Het beroep van den heer Schoondermark op de bewaarscholen beteekent niets. Het kan toch waarlijk niet opgaan de Middelbare school voor meisjes te vergelijken met de bewaarscholen. En wat het Lager Onderwijs betreft, daaromtrent vergist de heer Schoon dermark zich ten eenen male. Wel werden in vroe gere jaren daarbij openbare examens gehouden, doch om dezelfde reden, waarom het thans wordt voorge steld, werden ze al lang geleden afgeschaft en daarvoor een openbare les in de plaats gesteld. Doch ook deze is reeds sedert eenige jaren afgeschaft. Op den laat- sten dag van het schooljaar is het niets dan uitreiking van getuigschriften aan de leerlingen, die er voor zijn waardig gekeurd bij het verlaten der school. Voor zoover noodig, wenscht de heer Menalda te bevestigen dat het bezoek van de ouders niets be teekent. In vele andere steden is de regeling anders. In den Haag b.v. zijn de overgangs- en de eindexamens niet openbaar, in Utrecht zijn zij alleen toegankelijk voor de Commissie van Toezicht en leden van den Baad, in Arnhem zijn zij afgeschaft, te Amsterdam, Groningen en Dordrecht niet openbaar, te Leiden afgeschaft, te Rotterdam veranderd in laatste repetitie, te Haarlem worden zij alleen bijgewoond door 2 of 8 commissieleden. Spreker wil hierop wijzen, om aan te toonen dat wij niets bijzonders doen, door de open bare les af te schaffen. De heer van Messel heeft den heer Duparc met zooveel nadruk er op hooren wijzen, dat het openbaar examen voor de leeraressen zulk een groote plaag is. Spreker verwondert zich dat een man als de heer Duparc over een dusdanig onderwerp zulk een groot betoog houdt en zegtals de leeraressen tijdens haar leven geen grooter plaag hebben dan do leerlingen een enkele vraag te stellen, dan mogen zij zeker tevreden zijn. Verder doet spreker nog opmerken, dat het merk waardig is, dat die plaag alleen bestaat aan de school voor Middelbaar onderwijs voor meisjes. Het openbaar examen wordt toch ook gehouden aan de bewaar scholen en de scholen voor lager onderwijs, en is, zooals de heer Schoondermark terecht opmerkt aan het gymnasium en burgeravondschool verplichtend. De heer Duparc zegt, dat de heer van Messel zeker niet goed heeft geluisterd. Hij heeft toch medege deeld, dat het openbaar examen op de lagere scholen reeds sedert vele jaren is afgeschaft en heeft plaats gemaakt voor uitreiking van getuigschriften. Waarom ook spreker het woord plaag gebruikt? Ieder die ooit een openbaar examen op de Middelbare school voor meisjes heeft bijgewoond, zal moeten erkennen, dat dit woord hier geheel past voor de twaalf leeraressen, die gedurende eenige uren aan de leerlingen allerlei vragen hebben te doen, waarvan de beantwoording toch niets beslist omtrent het uitreiken van het diploma. Wil nu de heer van Messel een ander woord er voor hebben, dan zou spreker het geheele examen willen noemen niets dan een comedie- spel. De Voorzitter geeft den voorstellers in over weging hun amendement aldus te wijzigendat behouden blijven de woorden„na afloop van den cursus." Deze wijziging wordt door de voorstellers overge nomen. Het aldus gewijzigd amendement wordt aangenomen met 11 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heeren Beucker Andreae, Besuijen, Wilhelmij, de Jong, G. W. Koopinans, Krijgsman, Duparc, Haverschmidt, Feitz, Baart de la Faille en Menalda. Tegen de heeren Oosterhoff, Zandstra, Schoonder mark, van Messel, Lautenbach, Komter en Burger. Onderdeel b wordt hierna, aldus geamendeerd, met algemeene stemmen aangenomen, evenals de voor stellen sub IV en V. Aan de orde is A. VI. iDlassching van een nieuw art. 5 in het besluit tot vaststelling van het getal en de bezoldiging der leeraren aan de Burgeravondschool. De heer Baart de la Faille wenscht ook hier de woorden „bij bericht van" te vervangen door„bij aanvraag om verlof tot". De Voorzitter vraagt of de Raad het goed vindt de gevraagde wijziging aan te brengen. Met algemeene stemmen wordt dienovereenkomstig besloten en het aldus gewijzigd voorstel sub VI met algemeene stemmen aangenomen. Onderdeel B van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, te bepalen, dat deze wijzigingen en aan vullingen in werking treden den len Juli 1908, wordt met algemeene stemmen aangenomen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juni 1908. 119 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om in de vacutare van hoofd der gemeenteschool no. 2 te voorzien door overplaatsing en c. q. overplaatsing van het hoofd van gemeenteschool no. 4 als zoodanig naar eerstgenoemde school. Dit voorstel luidt als volgt Op de opi-oeping van sollicitanten voor de vacante betrekking van hoofd van school 2 vacature-de Ruijter hebben zich, behalve gegadigden van hier I of elders, drie hoofden van openbare scholen in de gemeente aangemeld, overplaatsing naar school 2 verzoekende, te weten die van de scholen 4, 7 en 8. Nadat wij ingevolge de wettelijke voorschriften al de ingekomen stukken stelden in handen van den districts-schoolopziener, ontvingen wij bijgaand rapport van 6 Mei 1.1., no. 195, vergezeld van het door liem ingewonnen advies van den arrondissements-school- opziener. De schoolopziener in het district stelt zich blijkbaar op het standpunt dat voorloopig alleen de over plaatsing in bespreking kan komen. In die zienswijze moetende berusten, hebben wij, naar aanleiding van beide aangehaalde adviezen, do eer U voor te stellen te besluiten a. in de vacature van hoofd van school 2 te voor zien door overplaatsing overeenkomstig het bepaalde bij het 7e lid van art. 29 der wet tot regeling van het lager onderwijs; b. onder gelijktijdige toekenning van eervol ontslag als hoofd van gemeenteschool no. 4, Wijt-ze Gabes Hoeneveld als zoodanig naar gemeenteschool no. 2 over te plaatsen, met ingang van een nader door Burgemeestor en Wethouders te bepalen tijdstip. De Voorzitter opent de beraadslagingen over het eerste gedeelte van het tweeledig voorstel, n.l. over het beginsel van overplaatsing. De heer Krijgsman zegt dat in de vergadering van 14 April, toen ook deze kwestie ter sprake is geweest, de behandeling ervan praematuur is genoemd. Thans nu de zaak aan de orde is wenscht spreker een lans te breken voor het nemen van eene proef met een niet ambulant hoofd. Deze zaak is in onderzoek èn een rapport van den Bond van Nederlandsche Onder wijzers èn een advies der hoofden van scholen zijn ingediend. Spreker verwacht, dat in dit laatste advies bezwaren tegen de opheffing van het ambulantisme zijn opgesomd. Sedert 4 Mei is er eene vacature, die dus reeds 5 weken door het plaatsvervangend hoofd wordt vervuld. Die proef is echter niet volledig. Wij hebben nog 5 maanden tijd om te onderzoeken of de bezwaren, die men zal opgeven tegen afschaffing van het ambulantisme, opgaan. Spreker beroept zich op het oordeel van den heer de Vries, ex-hoofd eener school te Amsterdam die 4y2 jaar daar aan het hoofd eener 8 klassige school stond en daarvoor 121/a jaar als zoodanig te Enschedé werkzaam was. Deze is van voorstander, tegenstander van het ambulantisme geworden. Hij zegt„vier en een half jaar was ik hier hoofd „van een enkele schoolik heb nooit den indruk ge kregen, dat ik geen vaste klas zou kunnen hebben, „of dat de school minder zou zijn vooruitgegaan, als „ik wel de leiding van een klas had gehad De Voorzitter interrompeert den heer Krijgsman en wijst dezen erop dat hij buiten de orde is. Alleen over het beginsel van overplaatsing worden algemeene beschouwingen gehouden en de heer Krijgsman be spreekt de voordeelen van een niet ambulant hoofd. De heer Krijgsman meent zich te mogen verzetten. Hij dient de volgende motie in „De Raad, van oordeel, dat het tijdelijk hoofd van school 2 in de gelegenheid kan worden gesteld de gevolgen van afschaffing van het ambulantisme praktisch te ervaren, noodigt Burgemeester en Wethouders uit aan die school een proef te nemen met een niet ambulant tijdelijk hoofd, en besluit voorloopig niet over te gaan tot de ver vulling van de bestaande vacature". De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Krijgsman eene motie van orde is ingediend, luidende De Raad, van oordeel, dat het tijdelijk hoofd van school 2 in de gelegenheid kan worden gesteld de gevolgen van de afschaffing van het ambulantisme practischte ervaren, noodigt Burgemeester en Wethouders uit, aan die school een proef te nemen met een niet ambulant tijdelijk hoofd, en besluit voorloopig niet over te gaan tot de vervulling van de aan die school bestaande vacature." Spreker schorst de beraadslagingen over het voor stel van Burgemeester en Wethouders en opent die over de motie van orde. De heer Krijgsman wenscht als toelichting eene aanhaling te doen van iemand, die ook door velen van sprekers medeleden als een autoriteit zal worden beschouwd, n.l. van Dr. Gunning, districts-schoolop ziener te Amsterdam. Hij schreef „De enkele uren van onderwijs, die het hoofd „krachtens zijn instructie geven moet, ééns per week „in iedere klasse, eens per 14 dagen aan de dubbele „scholen, waar bovendien om allerlei min of meer „wettige redenen heel wat afvalt, beteekenen niets, „nóch als oefening voor het hoofd, nóch als modellen „voor het personeelhet is een onderwijs, dat een voudig den geregelden gang van het klasse- onderwijs stoort en waarvoor niemand verantwoor delijk is. In de praktijk dienen deze dan ook een voudig, om den onderwijzer gelegenheid te geven, „om zijn correctie werk op school te verrichten." Verder adviseerde de heer Gunning in de Amster- damsche schoolcommissie, waar de vorige maand ook het ambulantisme besproken werd, om met de op heffing van het ambulantisme een proef te nemen „Hij is van meening, dat een onderwijzer, ambulee- rend hoofd geworden, een deel van zijn kracht als onderwijzer inboet. Hij wil het hoofd weer onder wijzer maken." Spreker is van oordeel dat deze verklaring van invloed kan zijn. De heer Schoondermark beveelt den Raad ernstig aan niet in te gaan op de motie van den heer Krijgs man. Als het den heer Krijgsman te doen is een proef te nemen met een niet ambulant hoofd, dan is deze wijze van handelen niet aan te bevelen. De laatste woorden van den heer Krijgsman toch waren deze, dat het er om te doen was het hoofd weer on derwijzer te maken. Het waarnemend hoofd van school 2 nu is reeds jaren onderwijzer. Bovendien is in dezen korten tijd niet uit te maken of de proef als geslaagd kan worden beschouwd. De heer Krijgsman antwoordt dat door den heer Schoondermark is gezegd dat de tijd te kort is om uit te maken of de proef als geslaagd kan worden beschouwd. Spreker weet dat er in het advies van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1908 | | pagina 4