260 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 November 1908.
Dit plan is door spreker met belangstelling begroet.
Hij brengt hulde aan het denkbeeld van den Wet
houder, die speciaal met dezen tak van dienst is
belast, om een plan in te dienen, dat, naast het plan
der commissie ad hoe recht van bestaan heelt.
Dit is vooral daarom het geval, omdat het zooveel
eenvoudiger, zooveel goedkooper is, dat het zich van
zelf schijnt aan te bevelen als men de cijfers verge
lijkt. Het plan der commissie ad hoe vordert toch
een uitgaaf van 23000.per jaar, dat van den heer
heer Oosterhoff slechts 6 a f 7000.
Dit wenscht spreker op te merken wat het finan-
ciëele gedeelte betreft. Het zij hem nu vergund het
plan nader onder de oogen te zien.
De heer Oosterhoff is begonnen met te erkennen,
dat het aschland een steen des aanstoots is, door den
hinder, dien het in de omgeving veroorzaakt. Daarna
heeft hij zijn best gedaan te betoogen, dat, waar de
stad zich aan de Zuidzijde nog al uitgebreid heeft,
de betrokken bewoners niet veel hinder schijnen te
hebben van de nabijheid van het aschland.
Er zijn heerenhuizen en arbeiderswijken gebouwd.
Hij wijst verder op de cartonfabriek en de septic
tank, welke beide inrichtingen de stad niet minder
bedeelen met onaangename geuren.
Het aschland is dus niet de eenige boosdoener,
maar men zal spreker toch moeten toestemmen, dat
de hinder, door het aschland veroorzaakt, niet gering is.
De heer Oosterhoff heeft zijn best gedaan de kwestie
onder de oogen te zien of die hinder niet op de een
of andere manier te verminderen is. Hij heeft studie
gemaakt van een plan om de afvalstoffen te verbranden
en wil daartoe een oveninrichting, die 50000.
moet kosten. De verbranding van straat- en huisvuil
zal daarmee volledig kunnen geschieden, maar die
helpt ons niet af van het groot bezwaar, verbonden
aan de exploitatie, n.l. den stank, dien het verwerken
der faecalien veroorzaakt. Daarnaast heeft de heer
Oosterhoff melding gemaakt van het systeem van het
centrifugeeren van den inhoud der tonnen.
Hiermede zou dit resultaat worden bereikt dat
10 der vaste stoffen wellicht mee verbrand zouden
kunnen worden. Dit systeem is gewogen ente
licht bevonden. Dit verwondert spreker niet.
Altijd toch blijft men zitten met een groote massa
vloeistof, ier, die men niet met turfstrooisel kan ver
werken, omdat voor zoo'n groote massa geen afzet
gebied zou zijn te vinden.
De heer Oosterhoff heeft het denkbeeld geop
perd de overtollige ier op het openbaar vaarwater
te loozen. Gelukkig heeft hij dat idee laten varen,
anders zou spreker hem hebben gevraagd of dit ernst
of kortswijl was. Het systeem van verbranding is
ook te licht bevonden.
Terecht is de heer Oosterhoff dus gekomen tot het
oude denkbeeld, waaraan al jaren uitvoering is ge
geven, n.l. dat het 't beste is van faecaliën en afval
compost te maken en de ier te verwerken tot turf-
strooiselmest. Dit alles kan geschieden op het oude
terrein, terwijl als het terrein wordt uitgebreid, de
loods, dienende voor werkplaats enz., naar den over
kant kan worden gebracht. Dan is er kans dat de
beschikbare ruimte voor jaren voldoende zal zijn.
Nu is er echter niet bewezen, hoewel de heer Oos
terhoff zijn best heeft gedaan om dit aannemelijk te
maken, dat de hinder daarmeê voor een belangrijk
deel is weggenomen. Dit is hem niet gelukt en het
zal hem ook niet gelukken dit ouvel geheel weg te
nemen. De compostbereiding blijft hinder veroor
zaken, al meent de heer Oosterhoff dat door afdek
king met turfstrooisel die hinder zal worden vermin
derd. Dit zal wel eenigszins het geval zijn, maar
het grootste bezwaar blijft door het uitstorten dei-
tonnen ter plaatse. Ook het verwerken der ier met
turfstrooisel geschiedt niet reukloos. Wel heeft turf
strooisel de gelukkige eigenschap vocht te binden en
gassen te absorbeeren, maar volkomen stankvrij kan
de massa niet worden gemaakt. De hinder, aan het
verwerken van faecaliën verbonden, bestaat en zal
al wordt zij eenigszins gereduceerd blijven bestaan.
Waar nu die hinder te allen tijde besproken is en
waar deze aanleiding heeft gegeven om aan een
commissie op te dragen te onderzoeken of verplaat
sing ook mogelijk is, is spreker van oordeel dat alleen
door het aschland te verplaatsen dit bezwaar geheel
kan worden weggenomen. Dit wegnemen van dien
hinder is het motief geweest en de commissie, al
heeft deze hiervoor geruimen tijd werk gehad, is
niet ongelukkig geslaagd daarvoor eene oplossing te
vindenalle hinder verdwijnt.
Spreker wijst er op dat eene gelukkige oplossing
is gevonden, omdat de tonnen gesloten worden ver
voerd naar het toekomstig aschland, waar zij dan pas
geledigd worden. Door den heer Oosterhoff is er op
gewezen, dat de commissie wat licht is heengegaan
over het vervoer bij gesloten water. De commissie
heeft dat vervoer wel degelijk onder de oogen gezien
en daarvoor de oplossing gegeven het vervoer vanaf
het station te doen geschieden. Het komt spreker
voor dat deze oplossing voor de hand ligtzij is
gevonden bij de besprekingen van de commissie met
den vertegenwoordiger der Hollandsche Spoorweg
maatschappij. Ook is het denkbeeld aan de hand
gedaan dat men met de tramwegmaatschappij, die
een opslagplaats op het stationsterrein heeft, een con
tract kan sluiten. Spreker gelooft dat er niet veel
woorden meer noodig zijn om het plan der com
missie aan te bevelen, als men van den hinder wenscht
te woiden verlost.
Dat het een kostbaar plan zou worden, spreekt
van zelf, maar men heeft de vraag te beantwoorden
of het groote voordeel bevrijding van den hinder
tegen die kosten opweegt. Spreker wenscht er
nog op te wijzen dat er ook nog een voordeel voor
de gemeente ontstaat, als het vrijkomende terrein
kan worden uitgegeven.
De heer Besuijen wijst er op dat het hoofdzakelijk
de hinder is geweest, welke de ingezetenen van
Leeuwarden en Leeuwarderadeel van het aschland
ondervinden, die de commissie tot verplaatsing heeft
doen geboren worden.
Na 1903, in 5 jaar dus, is er een andere omstan
digheid bijgekomen, n.l. gebrek aan ruimte. Het komt
spreker voor, dat dit door den heer Oosterhoff meer
op den voorgrond is gesteld dan het bezwaar van
den veroorzaakten hinder. Yan iemand die voort
durend met het bedrijf zelf te maken heeft, daarover
directie voert, zal het licht te begrijpen vallen, dat
bij hem bedrijfsbezwaren zwaarder wegen dan de hinder,
aan de omgeving veroorzaakt en dat dus die hinder
pas in de tweede, het gebrek aan ruimte in de eerste
plaats den heer Oosterhoff in het hoofd heeft gespeeld.
De heer Oosterhoff stemt echter toe, dat het asch
land niet is op een geschikte plaats, wijl een mest
vaalt niet in de bebouwde kom behoort te liggen en
dat, als het mogelijk is eene oplossing te vinden, die
technisch en financiëel uitvoerbaar is, deze oplossing
moet gaan voor verbetering op de tegenwoordige plaats.
Dan gaat de heer Oosterhoff na of het denkbeeld dei-
commissie ad hoe technisch en financiëel uitvoerbaar
is. De exploitatie zal 23000.per jaar meer kosten,
en spreker kan zich indenken dat, waar hierdoor zulk
eon enorm tekort zal ontstaan op den reinigingsdienst,
de heer Oosterhoff daarvoor is teruggedeinsd. Ook
spreker schrikt daarvoor terug, hij voelt dus voor de
conclusie van Burgemeester en Wethouders„dit
commissieplan is financiëel onuitvoerbaar."
Overigens, zegt de voorsteller, zou dat plan voor den
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 November 1908. 261
hinder een afdoende oplossing zijn. Iudien men nu
een plan kan vinden dat afdoende is en minder
financieele kosten meebrengt, dan zou dat do primeur
verdienen.
Verschillende systeemen zijn daarop besproken.
Bij verbranding vordwijnt alleen het straatvuil, de
faecaliën niet. Weliswaar heeft men te Wiesbaden
proeven genomen met verbranding van faecaliën,
evenwel las spreker voor eenige weken dat hiermee
fiasco is geslagen. De conclusie is nu In het systeem
der behandeling van straatvuil en faecaliën moet
Leeuwarden geen ingrijpende wijziging brengen. Is
nu door den heer Oosterhoff bewezen dat het aschland
niet verplaatst kan worden, wegens technisch of
financiëel bezwaar Geenszins. Als het commissie
voorstel te duur is, bewijst dat niet dat geen goed-
koopero verplaatsingsvoorstellen mogelijk zijn. Zonder
nu nog eene poging in die richting te wagen komen
Burgemeester en Wethouders met een plan-Oosterhoff,
dat op uitbreiding is gebaseerd. Zal men hiermee
het vraagstuk oplossen Spreker is van oordeel dat
bij dit plan do hinder niet zal verdwijnen. Hij
lijkt eerder grooter te worden, omdat, als de opper
vlakte van de mesthoop grooter wordt gemaakt, de
uitwaseming sterker zal worden.
De heer Oosterhoff zegt dat in het gebrek aan
ruimte in de eerste 25 jaar zal zijn voorzien en dat
de hinder kan worden tegengegaan door bedekking-
met turfstrooisel en verbranding- van afgekeurd vleesch.
De turfstrooiseloplossing lijkt wel naïf. Spreker vraagt
of de Directeur der reiniging dan nooit op dit denk
beeld is gekomen. Spreker gelooft niet in het afdoende
van dien maatregel, want de stank wordt o. a. ver
oorzaakt door de aan de loodrechte kanten uitsijpe-
lende ier. Die kan men toch niet bedekken. Ook
wordt de hinder niet weggenomen, die ontstaat door
het keeren en verwerken van den inhoud der tonnen
en het roeren in die substantie.
Wij zullen verwijderen, wordt er gezegd, 15 M3.
vleesch en afval van slagerijen, die verbrand zullen
worden. Dit zal misschien eenige verbetering geven.
Maar zal de heer Oosterhoff pertinent kunnen ver
klaren dat de hinder, door de maatregelen die hij
zich voorstelt, geheel wordt weggenomen Neen.
Spreker zal daarom niet voor dat plan kunnen stem
men, dat toch nog 35000.kost.
Men zou een proef kunnen nemen. Met het be
dekken der ier met turfmolm kan morgen een aan
vang worden gemaakt en ook een nieuwe brander is
spoedig te krijgen. Laten wij dat dan eerst eens
doen. Dat deel van het Oosterhoff-plan, kost met
een schaftlokaal geen 5000.Blijkt dan dat wer
kelijk dezo maatregelen afdoend zijn, dan kan de rest
van 't plan worden afgewerkt. Spreker is overtuigd
dat het zal blijken niet afdoende te zijn. Een asch
land zal altijd stinken.
De eenige afdoende oplossing is verplaatsing. Het
komt spreker echter vreemd voor dat eene verplaat
sing zooveel geld moet kosten. De Commissie ad hoe
brengt het aschland op een uur afstand van de stad,
terwijl er bovendien bij dat terrein een water
het Boxumer zool moet worden verbroed.
Spreker heeft zich afgevraagd, waarom de aandacht
niet is gevallen op het terrein aan do uiterste punt
van het Nieuwe Kanaal, het terrein, waar de gemeente
ook al vuil heeft gebracht.
Als men het aschland gaat brengen op die uiterste
punt, behoeft het niet zooveel te kosten.
Spreker heeft de begrooting der Commissie geraad
pleegd en heeft zelf eene begrooting ontworpen. Deze
zal wel zeer voor aanvechting vatbaar zijn, want
spreker heeft geen Directeur te zijner dispositie om
te helpen. Bij voorbaat roept hij hiervoor dan ook
de clementie van den Raad in.
In de eerste plaats verdwijnt van de begrooting der
commissie de 51000.voor aankoop van terrein,
als de gemeente het aschland op eigen terrein sticht.
Dan behoeft niet te worden uitgegeven de 33000.
uitgetrokken voor de verbreeding van het Boxumer
zool. Eveneens verdwijnt ƒ20000.voor aansluiting
aan den spoorweg. De Nederlandsche Tramweg-
Maatschappij zal rijden over de 2e Kanaalbrug met
zijtak over de gemeenteterreinen; de wagens loopen op
Vignolarails met normaalspoor-wijdte, dat wil zeggen
dat spoorwagens direct kunnen worden doorgevoerd van
het aschland naar het station, 23000.voor werk
liedenwoningen vervallen. Ook zal de 10 °/0 onder
nemingswinst, dit wordt dan f 14000.niet behoeven
te worden uitgekeerd. Resumeerende komt spreker
tot de conclusie dat op het plan der commissie D/2
ton kan worden bezuinigd door andere keuze van
terrein.
Spreker wenscht nu eens na te gaan wat wel moet
worden betaald.
Overbrengen loodsen, kelders, enz. 11500.
5 nieuwe loodsen 17000.
Een eventueel te maken haven 20000.
Toezicht 8000.
Verlichting terrein500.
Verbrandingsoven3000.
Totaal 60000.
Als geen haven noodig is dan met 15000.te
verminderen.
Is dit plan nu financieel uitvoerbaar Technisch is
het dit zeker. Wellicht zijn nog andere plannen na
te gaan en vindt men een veel goedkooper afdoende
oplossing dan die van de commissie ad hoe.
Spreker is ten minste niet overtuigd dat er geen
goede oplossing is te vinden, die financieel en tech
nisch uitvoerbaar is. Hij zal dan ook stemmen tegen
hot voorstel-Oosterhoff. Ook zal hij zich tegen hot
voorstel der commissie ad hoe moeten verklaren,
omdat hem dit te duur is. Hiermede bereikt spreker
echter niets. Moet hij nu voorstellen eene nieuwe
commissie te benoemenof het voorstel te verwijzen
naar de secties Spreker zal echter direct geen
voorstel indienen, opdat niet de discussies direct
worden gesmoord.
De heer Wilheltnij zal zich, in tegenstelling met de
beide vorige sprekers, vóór het voorstel-Oosterhoff
verklaren. De eerste vraag isis verplaatsing of
uitbreiding noodzakelijk. Spreker is van oordeel, dat
uitbreiding noodzakelijk is en dit zal wel niemand
tegenspreken, dat er zoo spoedig mogelijk voor
meerdere ruimte en bergplaats moet worden gezorgd.
De tweede vraag is wat is wenschelijker, uitbreiding-
of verplaatsing
Als de kosten van aanleg en de jaarlijks terug
komende kosten gelijk waren, zou spreker voor ver
plaatsing zijn, omdat dan tal van jaren deze zaak bij
de Gemeente van de baan was.
Wat de hinder betreft, spreker gelooft dat men dezen
schromelijk overdrijft. Behalve de arbeidersbuurten
zijn in de nabijheid ook heerenhuizen gebouwd en is
thans nog voor bouwterrein vlak in de buurt ƒ22.
18.en 20.per M2. geboden.
Daaruit meent spieker te mogen concludeeren, dat
de hinder niet zoo groot is.
Ten slotte meent spreker op het groote verschil in
kosten te moeten wijzen. Verplaatsing kost volgens
de Begrooting van den Directeur der Gemeentewerken
en die van de Reiniging f 236500.met eene jaar-
lijksche uitgaaf van 23000.het plan-Oosterhoff
kost 35000.en per jaar f 6325.—. Dit is een
verschil van 16675.per jaar.
Waar nu de financieele toestand der gemeente niet
gunstig is, mag tot die groote uitgaaf niet worden
besloten.