Vergadering van Dinsdag 23 Maart 1909.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Maart 1909.
niet te verzekeren, dat hij spreker - persoonlijk
een warm voorstander van het voorstel is. De geachte
spreker heeft er op gewezen, dat do redactie van het
adres aan Burgemeester en Wethouders kan worden
overgelaten en dat deze in de Memorie van Toelich
ting de leidraad voor het ontwerp-adres hebben.
Wat nu die Memorie van Toelichting betreft, daarin
heeft de hoer Duparc eeno vergissing begaan. Op
pag. 94 staat n.l.
„Uit een en ander blijkt, hoe van rijkswege steeds
„grooter zorg werd en nog wordt gedragen voor
„bevordering van het middelbaar onderwijs voor
id011»0118. Wel worden op al deze scholen ook meis-
„jes toegelaten, doch, wat althans de rijksscholen
„betreft, is voor ieder meisje een vergunning van den
„Minister van Binnenlandsche Zaken noodig."
Spreker wenscht er op te wijzen, dat dit laatste
niet meer noodig is, want dat deze bepaling een paar
jaar geleden bij Koninklijk besluit is vervallen. Ieder
meisje kan de Rijks Hoogero Burgerschool bezoeken,
als het geen aanleiding geeft tot het vormen van
parallelklassen.
De heer Besuijen doet opmerken dat hij wel ver
wachtte, dat de heer Duparc aanstoot zou geven met
de uitdrukking: kerkelijke partijen. Wanneer hij de
politieke geschiedenis der laatste jaren heeft nagegaan
weet hij toch wel dat er tijdstippen zijn, waarin men
zelfs het woord „Christelijk vermijdt. Hij zou hebben
kunnen zeggen: „de partijen staande op het beginsel,
levendo in de rechterzijde" (Heemskerk).
De heer Duparc heeft geen argumenten te berde
gebracht, die sprekers bezwaren kunnen ontzenuwen.
Als dc Regeering zegter bestaan geen hoogere bur
gerscholen voor meisjes, legt zij het adres eenvoudig
naast zich neer. Wanneer zij erkenter zijn Hoogero
burgerscholen en middelbare meisjesscholen, waarvan
het programma in den regel afwijkt van dat van de
Hoogere burgerscholen, dan is dc' redactie onjuist.
Spreker zou een voorstander zijn als rondweg sub
sidie werd gevraagd voor eeno gemeentelijke Hoogere
burgerschool. Nu zal hij zich tegen verklaren omdat
hij met geen enkel woord heeft hooren weerleggen
zijn bezwaar, dat de Regoering in de middelbare
sohool voor meisjes geen hoogere burgerschool voor
meisjes zal zien.
De heer Duparc antwoordt den heer Schoonder-
mark, dat hem nog geen drie dagen geleden opnieuw
door iemand, die, naar hij meende, het kon weten,
werd medegedeeld, dat voor de toelating van meisjes
op do hoogero burgerschool voor jongens speciale
toezegging van den Minister van Binnenlandsche
Zaken wordt vereischt. Is het echter anders ge
worden, dan neemt spreker gaarne zijn woorden, die
hier echter aan de zaak zelve niets afdoen, gaarne terug.
Spreker wijst er den heer Besuijen nogmaals op,
dat in dc tusschen de Tweede Kamer en den Minister
van Binnenlandsche Zaken gewisselde stukken toch
herhaaldelijk de woorden „hoogere burgerscholen voor
meisjes" voorkomen. Ieder voorts, die wil, kan het
begrijpen, dat scholen voor middelbaar onderwijs
voor meisjes in den gewonen zin des woords,
mede als hoogero burgerscholen zijn te beschouwen.
In het spraakgebruik wordt dan ook dikwijls tusschen
beide benamingen geen onderscheid gemaakt.
Dat de jongensscholen hier een geheel ander karakter,
een geheel ander doel en strekking hebben dan die
voor meisjes, is spreker waarlijk niet onbekend. Die
voor jongens toch geven dezen na een voldoend
afgelegd eindexamen een zeker radicaal, dat sommige
inrichtingen van onderwijs voor hen openstelt, zonder
dat zij een toelatingsexamen hebben af te leggen.
Die voor meisjes zijn ingericht op algemeene ontwik
keling, op „Bildung", zooals do Duitscher het uitdrukt.
Eindelijk vond ook de heer Besuijen dat spreker
j een ander woord dan „kerkelijke partijen" had dienen
te gebruiken, b.v. „van rechts". Spreker blijft echter
j van meening, dat zijn woorden de juist gekozene
zijn, dat de woorden „van rechts" slechts een figuur
lijke beteekenis hebben. Spreker vond het daarom
goed, de geïncrimineerde woorden te gebruiken, den
kende aan het Franscho spreekwoord „J'appello uu
chat un chat et Rolin un fripon". En het is toch
waar, dat sedert tientallen van jaren door de kerkelijke
partijen werd aangedrongen op rijkssubsidie ten be
hoeve van het bijzonder onderwijs. Spreker sommeert
den heer Besuijen dit te durven ontkennen.
De heer Besuijen (met verlof der vergadering voor
de derde maal het woord erlangende) doet opmei ken
dat de heer Duparc in zijn repliek niet sterk is. Hij
zegteen hoogere burgerschool voor meisjes is een
inrichting voor Middelbaar Onderwijs. Goed, maar
het omgekeerde is niet waar. Een officier b.v. is een
militair, maar niet ieder militair is officier. Middel
bare scholen voor meisjes kent de Regeering wel,
hoogere burgerscholen voor meisjes niet. Waar zij nu
die inrichtingen niet kent, ziet spreker niet in waarom
de Raad daarvoor subsidie zal vragen. Dc heer Duparc
kan zeggen: ik doop de middelbare school voor meisjes
met den naam hoogere burgerschool, dit laat de Regee
ring koud. Verzoekt men subsidie als er een hoogere-
burgerschool van wordt gemaakt, dan staat spreker
naast den heer Duparc. Nu dit niet het geval is
handhaaft spreker hetgeen door hem is in het mid
den gebracht en zal hij tegenstemmen.
De heer Duparc zegt, dat de heer Besuijen steeds
geheel van de hoofdzaak afwijkt en met woorden
schermt. Hij hoopt niet te worden beschuldigd on
parlementair te zijn, als hij van dezen zegt, dat hij
bezig is spijkers op laag water te zoeken en aldus
van de hoofdzaak, het gemeentebelang, afwijkt.
Hij zou wenschen, dat de leden van den Raad niet
tot zulke kleinigheden afdaalden.
De heer Beekhuis wijst er op dat het hier geen
nieuwe zaak is. Het doel is eenvoudig om weer te
komen in den toestand waarin wij vroeger verkeerden.
De heer Duparc heeft zoo duidelijk mogelijk uiteen
gezet dat het doel is het verloren Rijkssubsidie terug
te krijgen. Het komt spreker voor, dat de Raad zijn
nestor dankbaar mag zijn voor het door hem genomen
initiatief. Een woord van hulde schijnt hem daarom
hier op zijn plaats voor den man, die op zijn hoogen
leeftijd nog lust en ambitie heeft gehad om deze zaak
aan te pakken en met vuur en kracht to verdedigen.
De heer Duparc zegt, dat niemand ongevoelig voor
lof kan zijn. Dit is na het door den heer Beekhuis
gesprokene ook met hem het geval. Hij dankt den
heer Beekhuis dan ook hartelijk voor diens waar-
deerende woorden en de leden, die door applaus van
hun instemming deden blijken.
De beraadslaging wordt gesloten.
Onderdeel 1 van het voorstel van den heer Duparc
wordt aangenomen met 15 tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen de heerenBeucker Andreae, Schoon-
dermark, Oosterhoff, Berghuis, G. W. Koopmans,
Duparc, Haverschmidt, Feddema, Wilhelmij, Komter,
Hartelust, Beekhuis, Burger, .T. Koopmans en Baart
de la Faille.
Tegen de heeren Besuijen, de Jong, Lautenbach,
Zandstra en Feitz.
Onderdeel 2 van het voorstel wordt met algemeene
stemmen aangenomen.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de ver
gadering door den Voorzitter gesloten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Maart 1909. 63
Tegenwoordig 19 ledente weten de heeren
Beucker Andreae, Berghuis, Oosterhoff, Komter, Zand
stra, de Jong, G. W. Koopmans, J. Koopmans, Fed
dema, Lautenbach, Hartelust, Burger, Schoondermark,
van Messel, Feitz, Duparc, Menalda, Besuijen en
Baart de la Faille.
Afwezig met kennisgeving de heeren Haverschmidt,
Wilhelmij en Beekhuis.
Eene vacature.
Voorzitter de heer A. E. Zimmerman, Burgemeester.
I. De notulen der op 9 Maart 1.1. gehouden ver
gadering worden gelezen en vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld:
1. Dankbetuiging van W. Broersma voor zijne
benoeming tot onderwijzer aan gemeenteschool no. 4.
Wordt voor kennisgeving aangenomen
2. Adres van J. Dijkstra Sz. en andere bewoners
en eigenaren van panden aan de Herman Costerstraat
en nabij gelegen straten om niet in te gaan op het
voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende
eene aan M. Dwinger te verleenen vergunning tot het
maken van een inrit vóór zijn pakhuis in eerstge
noemde straat, met memorie van toelichting.
Zal worden behandeld bij het onder punt 7 der
agenda aan de orde gesteld voorstel
3. Alsvoren van G. P. Faber alhier, om hem recht
van uitzicht en uitgang c. q. ter bede te verleenen
ten behoeve van zijn café „de Beurs" aan het Zaai
land, op de daarnaast gelegen gemeentegrond, of, met
het oog op brandgevaar, alleen recht van uitgang.
Wordt in handen gesteld van Burgemeester en
Wethouders ten fine van prae-advies;
4. Alsvoren van J. T. van de Wint alhier, om de
noodige stappen te willen doen, waardoor het ver
leenen van eene door hem gevraagde vergunning tot
het bouwen van woningen aan Oldegalileën wordt
bespoedigd.
Wordt voor kennisgeving aangenomen
5. Alsvoren van het bestuur der vereeniging tot
bevordering van vreemdelingenverkeer alhier, houden
de verzoek om aan te nemen het voorstel van Burge
meester en Wethouders inzake het verleenen van
concessie aan A. J. Krieger en Jhr. L. W. van der
Goes voor den aanleg van een paardetram in de
gemeente.
Zal worden behandeld bij het onder punt 8 der
agenda aan de orde gesteld voorstel
6. Alsvoren van het bestuur der vereeniging van
Nederlandsche Arbeidsbeurzen om uit de gemeentekas
een bijdrage te verstrekken ten behoeve van eene te
Homberg aan den Rijn op te richten arbeidsbeurs
voor Nederlandsche werklieden.
Wordt in handen gesteld van Burgemeester en
Wethouders ten fine van prae-advies;
7. Bericht van Mr. H. M. de Wendt, waarbij hij
in verband met zijn vertrek uit de gemeente ontslag
neemt als Voogd van het Nieuwe Stads Weeshuis.
Wordt voor kennisgeving aangenomen
8. Missive van Voogden der Stads Armenkamer
alhier, houdende verzoek om machtiging tot af- en
overschrijving op de begrooting dier instelling, dienst
1908.
Wordt in handen gesteld van de heeren Beucker
Andreae, Zandstra en J. Koopmans om onderzoek en
rapport
dat door Burgemeester en Wethouders van het
bouwterrein aan den Hoekstersingel provisioneel in
erfpacht is toegewezen
aan G. Vis pl.m. 262 M-. van blok D a, waarde
1310.canon 58.95
aan A. van der Schaaf pl.m. 120 M2. van blok Aa,
waarde 600.canon 27.
III. Wordt ter tafel gebracht:
1. Voordracht voor de benoeming van
a. een hoofd der gemeenteschool no. 6 (vacature
G. Postma).
1. W. J. Zanstra, onderwijzer aan gemeenteschool
no. 12,
2. D. van der Schaaf, onderwijzer aan gemeente
school no. 10,
3. K. Harts, hoofd der o. 1. school te Huizum,
4. J. M. Nennstiehl, hoofd eener o. 1. school te
Appelscha.
b. een hoofd der gemeenteschool no. 10 (vacature
I. Visser).
1. D. van der Schaaf, onderwijzer aan gemeente
school no. 10,
2. W. J. Zanstra, onderwijzer aan gemeenteschool
no. 12,
3. J. Dijkstra, hoofd eener school te Heerenveen,
4. E. Dantuma, der school te Beetgum.
2. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders
inzake het adres van P. Dekinga om hem te ontslaan
van zijne verplichtingen ten aanzien van het contract
der bestratingswerken, met voorstel om S. Verhoeve
met die werkzaamheden te belasten.
3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
aan P. de Vries, tot dusver belast met de bediening-
van het pontveer over de stadsgracht tusschen het
Schoenmakersperk en den Noordersingel, ondershands
voor den tijd van twee jaren te verpachten de op
komsten van genoemd pontveer voor ƒ85.per jaar.
4. Alsvoren om hen te machtigen
a. de aangelegenheid van den intercommunalen
telefoondienst op de Beurs in den bij het voorstel
aangegeven geest met hot Hoofdbestuur der Posterijen
en Telegrafie te regelen
b. tot verplaatsing van de cellen van den localen
telefoondienst enz. aldaar en om hun daarvoor het
noodige crediet toe te staan.
5. Alsvoren om aan het Rijk wederom voor den
tijd van drie jaren de gemeentelijke schietbaan in
gebruik af te staan.
De stukken 15 zullen in eene volgende vergadering-
worden behandeld.
6. Alsvoren tot vaststelling- van een rooilijn voor
de bebouwing- ter weerszijden van Oldegalileën ter
hoogte van „Krom en Regt".
Heeft ter visie gelegen om nog heden te worden
behandeld.
7. Beschouwingen van Burgemeester en Wethouders
betreffende de door de heeren Lautenbach, Duparc
en Besuijen ingediende amendementen op de ontwerp
verordeningen op het werkloozenfonds en de gemeen
telijke arbeidsbeurs en nader voorstel tot vaststelling
eener verordening op het gemeentelijke werkloozen
fonds en tot wijziging van het ontwerp der verorde
ning op de gemeentelijke arbeidsbeurs (bijlage no. 33).
Is gedrukt als bijlage tot het raadsverslag en zal
te zijner tijd worden behandeld.
8. Ten slotte wordt voor de volgende vergadering
aan de orde gesteld de benoeming van een bestuurs
lid der woningvereeniging „Leeuwarden", wegens
periodieke aftreding van den heer Pijselman.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling der voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.