Vergadering yan Dinsdag 28 Juni 1910.
152 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Juni 1910.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van de heeren de Jong-Zandstra
wordt verworpen met 15 tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen de heeren de Jong en Zandstra.
Tegen de heerenFransen, J. Koopmans, Berg
huis, Wilhelmij, Oosterhoff, Menalda, Lautenbach,
van Messel, Hartelust, G. W. Koopmans, Komter,
Burger, Beucker Andreae, Schoondermark en Baart
de la Faille.
Art. 38, 2e lid wordt met algemeene stemmen
vastgesteld.
De heer Zandstra doet opmerken dat door hem
alsnog was ingediend een amendement op het eerste
lid van art. 33.
De Voorzitter had wel van den heer Zandstra te
voren diens amendementen ontvangen, doch meende
met deze te hebben afgesproken dat de heer Zandstra
zelf ze telkens zoude indienen, hetgeen ook formeel
juist is. Intusschen stelt hij thans den Raad voor
terug te keeren tot de beraadslagingen van 33 le lid.
Met algemeene stemmen wordt hiertoe besloten.
De heer Zandstra stelt voor het eerste lid van art.
33 te lezen
„Wanneer een werkman zich bij eenigen arbeid bij
zonder heeft onderscheiden door het doen van kleine
uitvindingen, verbeteringen van techniek, betere werk
wijze of door daden van moed, kan door het betrok
ken hoofd van dien tak van dienst aan Burgemeester
en Wethouders worden voorgesteld den werkman
deswege een extra belooning toe te kennen."
De Voorzitter deelt mede dat door den heer Zand
stra wordt voorgesteld art. 33 le lid te lezen
„Wanneer een werkman zich bij eenigen arbeid bij
zonder heeft onderscheiden door het doen van kleine
uitvindingen, verbetering van techniek, betere werk
wijze of door daden van moed, kan door het betrok
ken hoofd van dien tak van dienst aan Burgemeester
en Wethouders worden voorgesteld den werkman
deswege een extra belooning toe te kennen."
Dit amendement wordt ondersteund en het maakt
alzoo een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Oosterhoff zegt dat Burgemeester en Wet
houders van oordeel zijn, dat een dergelijke omschrij
ving overbodig is. Alles wat de heer Zandstra bedoelt,
ligt in het voorstel der Commissie opgesloten. Er
staat tochwanneer een werkman zich bij eenigen
arbeid bijzonder heeft onderscheiden. Daar kan alles
onder worden gerekend.
De Voorzitter gelooft dat de heer Zandstra het er
voor den werkman niet beter op maakt door eenige
punten te noemen, die hij onder het begrip onder
scheiden gaat vatten. De heer Zandstra heeft b.v.
wel moed genoemd, maar beleid, dit is het vlug
handelen in plotselinge omstandigheden, vergeten.
Wanneer de redactie blijft zooals die is voorgesteld,
zijn Burgemeester en Wethouders niet gebonden aan
wat te vatten is onder het begrip „bijzonder on
derscheiden".
De heer Zandstra meent dat het hoofd van den
tak van dienst beoordeelt of de werkman zich bij
zonder heeft onderscheiden. Daardoor kan onrecht
vaardigheid ontstaan. Wanneer b.v. een arbeider meent
zich bij het hoofd van den tak van dienst verdien
stelijk te maken door minder gunstig over zijn mede
arbeiders te spreken, zou spreker niet gaarne zien
dat zoo iemand daarvoor een belooning zou kunnen
ontvangen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Zandstra wordt verworpen met
15 tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen de heeren de Jong en Zandstra.
Tegen de heeren: Fransen, J. Koopmans, Berghuis,
Wilhelmij, Oosterhoff, Menalda, Lautenbach, van
Messel, Hartelust, G. W. Koopmans, Komter, Burger,
Beucker Andreae, Schoondermark en Baart de la
Faille.
Eenige leden stellen voor de beraadslaging te
schorsen.
De heer Burger wil wel naar huis. Hij zou echter
in overweging willen geven om, zoolang het werk
liedenreglement aanhangig is, elke week te vergaderen.
Spreker is de 2e gewone vergadering in Juli al op
reis en wanneer nu besloten werd elke week te ver
gaderen, voorkomt men wat met den heer Tijsma is
gebeurd, die over den dag reeds had beschikt, toen
de vergadering werd uitgeschreven.
De Voorzitter wijst er op dat het bezwaarlijk gaat
elke week te vergaderen. De Raad heeft het moeie-
lijkste achter den rug en wanneer hij zich verder
zoo beperkt als heden middag, is het werkliedenre
glement spoedig afgehandeld.
De heer Zandstra verklaart dat van de sociaal
democraten geen breede uitweidingen meer te ver
wachten zijn.
De heer Lautenbach zou niet gaarne elke week
vergaderen. Hij wijst er op dat het een heele op
offering voor hem is om half twee zijn zaak te moeten
verlaten.
De beraadslagingen worden geschorst en de ver
gadering door den Voorzitter gesloten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Juni 1910. 153
Tegenwoordig 19 leden, te weten de heerende
Jong, Beucker Andreae, Schoondermark, Zandstra,
Oosterhoff, J. Koopmans, Haverschmidt, Lautenbach,
Tijsma, van Messel, Berghuis, Hartelust, Feitz, G.
W. Koopmans, Fransen, Feddema, Menalda, Burger
en Baart de la Faille,
Afwezig met kennisgeving de heerenKomter,
Besuijen, Beekhuis en Wilhelmij.
Voorzitterde heer A. E. Zimmerman, Burgemeester.
I. De notulen der op Dinsdag 21 Juni 1.1. ge
houden vergadering worden gelezen en vastgesteld.
De Voorzitter spreekt het volgende:
„Waar heden van Stadhuis en Oldehove de vlaggen
halfstok waaien, ben ik overtuigd in uw geest te
handelen, Mijne Heeren, zoo ik bij den aanvang
Uwer vergadering uiting geef aan de gevoelens van
deelneming van het gemeentebestuur in den rouw,
die over ons Koninklijk Huis is gekomen, door het
overlijden van H. K. H. de Prinses von Wied.
Wel leefde zij al lang niet meer in ons midden,
maar velen onder ons herinneren zich toch deze
godsdienstige en beminnelijke Prinses van Oranje,
die vroeger jaarlijks, dikwijls langeren tijd achtereen
in ons Vaderland verbleef en daar den naam van
het geslacht waaruit zij was gesproten, hoog hield.
Ver van dat Vaderland wordt zij heden ter ruste
gebracht en aan Hare nagedachtenis breng ik op
dezen dag een woord van eerbiedige hulde".
II. Wordt medegedeeld:
1. dat door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd
het raadsbesluit dd. 14 Juni 1910 tot onderhandsche
verhuring van de woning Kalvergloppe no. 199 aan
S. van Sloten.
Wordt voor kennisgeving aangenomen
2. verslag omtrent de verrichtingen van den
gemeentelijken keuringsdienst over het tijdvak van 15
Februari15 Mei 1910.
Zal eenigen tijd ter visie worden gelegd
3. begrooting van inkomsten en uitgaven der
Stads Armenkamer voor den dienst 1911.
Wordt in handen gesteld van de heeren Baart de
la Faille, Fransen en Beekhuis, om onderzoek en
rapport
4. adres van het bestuur der afdeeling Leeuwarden
van den Nederlandschen Bond van Gemeentewerk
lieden om, wegens het verbod tot het uitzoeken van
lompen, den aschlieden eene vergoeding uit te keeren
van 0.50 tot aan het tijdstip van in werking treding
van het Werkliedenreglement.
Wordt voorgesteld dit adres te stellen in handen
van Burgemeester en Wethouders ter afdoening.
De heer Zandstra zag gaarne dat dit adres in handen
werd gesteld van Burgemeester en Wethouders ten
fine van prae-advies, opdat de Raad deze kwestie
nader kan beschouwen. Spreker en ook zijne mede
leden zijn niet van nabij bekend met deze zaak, die
naar sprekers oordeel nog al verstrekkende gevolgen
heeft.
De Voorzitter wijst er den heer Zandstra op dat
het hier betreft eene regeling van den inwendigen
dienst en daarom is dan ook door Burgemeester en
Wethouders voorgesteld het adres in hunne handen
te stellen ten fine van afdoening. De besproken
bepaling is in het leven geroepen, omdat zij naar het
oordeel van hen die over den dienst te zeggen hebben,
gewettigd was.
De heer G. W. Koopmans zal het voorstel onder
steunen. De werklieden vragen f 0.50 per week
verhooging tot de invoering van het Werkliedenre
glement. Veronderstel nu dat dit er niet komt, doordat
b.v. de meerderheid zich er tegen verklaart, dan
behouden de werklieden hun oude loon van 8.25.
Spreker kan niet toestaan dat aan zulke werklieden
schade wordt berokkend. Het verval toch wordt hier
dikwijls gerekend als loon. Waar nu op straat het
uitzoeken verboden is en zij dientengevolge minder
verval hebben, kan spreker het gerust loonderving
noemen. Dat mag de Raad niet toestaan. Of de
maatregel nuttig is spreker heeft dit in de vorige
vergadering erkend komt er hier niet op aan
men mag dit niet gebruiken als middel om de arbeiders
te benadeelen.
Met 12 tegen 7 stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Vóór stemmen de heerenBeucker Andreae, Schoon
dermark, Oosterhoff, J. Koopmans, Haverschmidt,
van Messel, Hartelust, Feitz, Feddema, Menalda,
Burger en Baart de la Faille.
Tegen de heeren de Jong, Zandstra, Lautenbach,
Tijsma, Berghuis, G. W. Koopmans en Fransen.
5. adres van S. Talsma en andere bewoners der
Westerstraat om van gemeentewege over te gaan
tot demping van de sloot langs die straat en het
Rengerspark en tot het leggen van een riool daar
ter plaatse
6. schrijven van den Burgemeester te Diez in
Nassau, verzoekende eene bijdrage van 500 mark voor
het maken van een ijzeren hek om het zich in de
Stiftskerk te Diez bevindende grafmonument van
prinses Amalia van Nassau Dietz, geboren prinses
van Anhalt.
De stukken 5 en 6 worden in handen gesteld van
Burgemeester en Wethouders ten fine van prae-advies
7. dat door Burgemeester en Wethouders tot
brandmeester, vacature-N. Siebesma, is benoemd de
heer A. Terwee
8. dat door Burgemeester en Wethouders bij open
bare inschrijving zijn gegund diverse perceelen wit-
en verfwerken, te weten
a. witwerken
perceelen 1 en 11 aan W. Golstein, resp. voor
115.en 80.
perceelen 2, 3 en 5 aan M. Rinsma resp. voor
107.—, 89.— en 215.—
perceelen 4 en 6 aan W. van der Vegte resp.
voor 178.en 160.
perceel 7 aan Cordes en Hoekstra voor f 280.
perceelen 8 en 13 aan Sieger en Eisma resp. voor
235.— en 71.—
perceel 9 aan D. C. Schreuder voor 190.
perceel 10 aan H. Metz voor 65.
perceel 12 aan J. van der Werft' voor 108.en
perceel 14 aan J. F. Wempe voor 39.
b. verfwerken
perceelen 15 en 17 aan G. Anema resp. voor
109.en 154.
perceel 16 aan wed. H. Piquer voor 56.40, en
perceelen 18 en 19 aan de fima W. K. Wits Zn.
resp. voor f 78.en 186.
De mededeelingen 7 en 8 worden voor kennisgeving
aangenomen.