Vergadering van Dinsdag 23 Augustus 1910. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Augustus 1910. 189 Tegenwoordig 20 leden, te weten de heerende Jong, Berghuis, Schoondermark, Oosterhoff, G. W. Koopmans, Wilhelmij, Feddema, Fransen, Haver- schmidt, Lautenbach, Zandstra, Komter, Burger, Beekhuis, Hartelust, Tijsma, Menalda, J. Koopmans, Baart de la Faille en Feitz. Afwezig 3 leden, waarvan met kennisgeving de heeren Besuijen en Beucker Andreae. Zonder kennisgeving de heer van Messel. Voorzitter: de heer T. Komter, loco-Burgemeester. I. De notulen der op Dinsdag 26 Juli 1.1. gehouden vergadering worden gelezen en vastgesteld. II. Wordt medegedeeld 1. dat door Burgemeester en Wethouders, mede namens den Raad en de burgerij, aan H. M. de Koningin-Moeder gelukwenschen zijn aangeboden ter gelegenheid van H. D. geboortedag op 2 Augustus 1.1. en dat daarop namens H. M. een telegram van dankbetuiging is ontvangen. Wordt voor kennisgeving aangenomen 2. mededeeling dat door den Burgemeester dezer gemeente een schrijven van den Magistraat der stad Diez aan de Lahn is ontvangen, waarbij o. m. dank wordt betuigd voor de door ingezetenen alhier bijeen gebrachte som van 500 Mark voor het maken van een ijzeren hek om het grafmonument van Prinses Amalia van Nassau Dietz, geboren Prinses van Anhalt. Wordt voorgesteld deze mededeeling voor kennis geving aan te nemen. De beraadslaging wordt geopend. De heer Baart de Ia Faille heeft met groote belang stelling kennis genomen van het schrijven van den Burgemeester van Diez, waarbij den Raad hulde wordt gebracht voor diens instemming en welwillend heid en voor het toestaan van het verzoek. Spreker gelooft dat de Raad die hulde maar matig mag aanvaarden, omdat het antwoord van den Raad juist het tegenovergestelde was van hetgeen werd gevraagd, terwijl het aan het initiatief en het warme woord van den Voorzitter te danken is dat deze zaak in de door wellicht de meeste leden gewenschte rich ting is geleid. Spreker is daarom van oordeel dat de Raad den brief niet eenvoudig voor kennisgeving kan aannemen. Den Voorzitter toch komt een woord van hulde toe voor de wijze waarop hij de zaak heeft geleid en waardoor, naardien particulieren hunne bijdragen hebben gegeven, de traditie van de stad onzer inwoning is gehandhaafd. Waar nu aan het slot van den brief de uitnoodiging voorkomt om de gemeente bij de onthulling van het monument te doen vertegenwoordigen, zou spreker willen voor stellen den Voorzitter 's Raads dank te betuigen en hem uit te noodigen de gemeente Leeuwarden bij de plechtigheid te willen vertegenwoordigen. De heer Schoondermark meent dat het, waar de Raad het verzoek van den burgemeester van Diez niet inwilligde, niet op 's Raads weg ligt een afge vaardigde te zenden. Dit zullen de inwoners van Leeuwarden moeten doen. Wanneer de Raad zulks deed zou hij tweeslachtig handelen. Spreker voelt wel iets voor de oorzaak van het voorstel van den heer Baart de la Faille, maar blijft er bij dat het zenden van een afgevaardigde niet op den weg van den Raad ligt. De heer Baart de la Faille wijst er op dat hij niet heeft voorgesteld den Voorzitter namens den Raad af te vaardigen, maar om hem 's Raads dank te betuigen dat hij de zaak in die richting heeft geleid, dat particulieren hunne bijdragen schonken. Als blijk van erkentelijkheid voor hetgeen de Voorzitter heeft gedaan zou spreker hem willen uitnoodigen de gemeente bij de aanstaande plechtigheid te vertegen woordigen. Spreker meent dat de Raad deze een voudige uitnoodiging gerust kan doen. De heer Burger acht het formeel bezwaar van don heer Schoondermark volkomen juist, doch meent na eenig nadenken dat het niet den doorslag behoeft te geven. Het voorstel van den heer Baart de la Faille komt praktisch hierop neer dat de Raad den Voor zitter, als deze roeping gevoelt de plechtigheid dei- onthulling bij te wonen, in de gelegenheid stelt daar meer officieel tegenwoordig te zijn, wat zijn verblijf te Diez zeer kan veraangenamen. Spreker kan dan ook wel over het formeele bezwaar heenstappen en zal zich vereenigon met het voorstel van den heer Baart de la Faille. De Voorzitter wijst er op dat het schrijven aan den burgemeester is gericht, maar dat het op diens ver zoek voor de leden van den Raad ter visie is gelegd. Sm-eker zou, wanneer de heer Baart de la Faille zich a. 7 daarmee zou kunnen vereenigen, diens verzoek aan den burgemeester willen overbrengen, zonder daar omtrent een bepaald raadsbesluit te nemen. De heer Baart de ia Faille is den heer Burger dankbaar voor de adhaesie door hem aan sprekers denkbeeld geschonken. Spreker is echter van oordeel dat de Raad niet zoo bang behoeft te zijn zich aan koud water te branden en dat hij niet te scrupuleus moet zijn om formeele bezwaren onder de oogen te zien. Hij stelt zich voor dat de Raad ten minste bij spreker was dit het geval met een gevoel van leedwezen het besluit in de vorige vergadering heeft genomen en dat hij den Burgemeester dankbaar is de eer van Leeuwarden te hebben gered. Daarom zou spreker hem namens den Raad willen uitnoodigen, te meer om hem bij zijn komst het meer officieel karakter te geven als vertegenwoordiger der gemeente Leeuwarden. De Voorzitter meent dat het voor den Raad niet aangaat deze uitnoodiging, om de gemeente te ver tegenwoordigen, tot den burgemeester te richten. De Raad zou daardoor den schijn op zich laden, min of meer terug te willen komen op het in dezen genomen besluit, waartoe niet de minste aanleiding bestaat. De heer Beekhuis is van oordeel dat het slot van den brief aanleiding geeft tot het denkbeeld dat er te zijner tijd eene uitnoodiging bij den Raad zal inkomen tot het zenden van een afgevaardigde. Dat tijdstip kan worden afgewacht. Waar hier niets ter tafel is dan een particuliere brief van den burge meester, acht spreker de tijd nog niet gekomen om een afgevaardigde te benoemen. De heer Baart d8 la Faille is dit niet geheel met den heer Beekhuis eens. In den brief wordt de wensch uitgedrukt en de hoop uitgesproken dat de gemeente Leeuwarden zich zal doen vertegenwoordigen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1910 | | pagina 1