218 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 September 1910. la Faille heeft gedaan, te bepalen tot de onderdeelen a, b en c van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Bij onderdeel d, ontwerp II, zal spreker gelegenheid geven tot het houden van algemeene beschouwingen. De heer Zandstra kan kort zijn, omdat Burge meester en Wethouders een uitgebreide toelichting ten beste hebben gegeven. Spreker kan niet met alle beschouwingen van den heer Baart de la Faille meegaan. Dit raadslid heeft gezegd dat hij het goed vindt dat er twee schoolartsen zullen worden aangesteld. Spreker vindt dit niet goed. Hij is van oordeel dat, wil men het instituut schoolartsen tot zijn recht doen komen, de functie aan één arts behoort te worden opgedragen, die zich daaraan speciaal heeft te wijden. In dit opzicht staat spreker op hetzelfde standpunt als een lid der Commissie. In Leeuwarden zijn 4800 schoolkinderen. Spre ker is van oordeel dat twee geneesheeren daarop geen voldoende toezicht kunnen uitoefenen, wanneer zij zulks moeten doen naast hunne particuliere prak tijk. De Commissie rekent het aantal uren, dat voor de functie van schoolarts noodig is, op 1000. Spreker is van oordeel dat dit af zal vallen en dat moet worden aangestuurd op één speciale schoolarts. Hij behoeft zulks niet toe te lichten, want het is bekend genoeg, waarom spreker en zijne partijgenooten zulks willen. Spreker vreest niet dat er, wanneer een spe ciale schoolarts wordt benoemd, geen werk voor dezen functionaris zal zijn. Integendeel, hij is van oordeel dat er werk genoeg is, want hij is het niet met Burgemeester en Wethouders eens dat het toe zicht van den schoolarts zich niet mag uitstrekken tot de scholen. Spreker bedoelt niet tot het toezicht over het bouwen, maar over de hygiënische inrichting. Ook kan spreker zich niet voorstellen waarom school 12 van deze verordening is uitgesloten. Wan neer het toezicht van een schoolarts op één school noodig is, dan is het hier, waar do leerlingen door het vele werk dikwijls overspannen worden. Burgemeester en Wethouders hebben, om hun voorstel te verdedigen, Arnhem, Nijmegen en Leiden aangehaald, waar ook meer dan één schoolarts is. Er zijn echter ook andere plaatsen. In 's Graven- hage b.v. heeft men één schoolarts. Ook in Groningen heeft men voor twee of drie jaar één schoolarts aangesteld op een salaris van f 3000.die buiten zijn functie niets anders mag doen dan op bepaalde uren per dag thuis patiënten ontvangen. Wat nu de bezoldiging betreft, de heer Baart de la Faille vindt 500.goed. Wanneer men echter niet gevaar wil loopen dat het schoolartsen-instituut een sinecure wordt, moet de Raad dezen weg niet op. Met de beste bedoelingen bezield, kan de func tionaris onmogelijk den tijd vinden, zelfs niet bij den aanvang van het onderwijs, voor het onderzoek van 400 kinderen. Spreker meent dat dit toch wel degelijk noodzakelijk is. De verordening schrijft nu voor dat het onderzoek der op school komende kinderen moet zijn afgeloopen binnen drie maanden. Wanneer dit zoolang moet duren kan er al heel wat onheil zijn aangericht, voordat het onderzoek is afgeloopen. Spreker meent dat de tijd te lang is en dat bovendien het onderzoek geregeld moet plaats hebben. Een schoolarts toch is als een officier van gezondheid, die altijd toezicht houdt opdat er op een gegeven oogenblik geen gevaar ontstaat voorde omgeving door de schoolkinderen. Spreker kan over Leeuwarden nu geen statistieken aanhalen, maar hij is overtuigd dat de Raad, wanneer het instituut na een jaar rapport uitbrengt, verbaasd zal zijn wat hij hoort. In Gouda b.v. is een schoolarts aangesteld en die heeft in 't vorige jaar 413 voor het eerst op school komende kinderen onderzocht. Van deze leden aan het gehoor 11, gezicht 24, borstorganen 15, beenderen en gewrichten 2, wervelkolom 89, mond-, keel- en neusgebreken 35, huid- en haarziekten 146, scrofulose 18, andere ziekten of gebreken 6, en zoo zal het ook hier gaan. Spreker heeft niet bij zich het verslag van den schoolarts te Zurich (Zwitserland). Deze heeft 4038 kinderen onderzocht en bij het eerste onderzoek bleek dat 210 de school niet mochten bezoeken op grond van schadelijkheid voor de omgeving. Dat zijn feiten en daarom meent spreker ten sterkste te moeten aan dringen om niet den weg in te slaan dien Burgemeester en Wethouders willen, maar aan te sturen op één specialen schoolarts, opdat het spreekwoord niet van toepassing wordegoedkoop is duurkoop. Spreker zal bij de behandeling van artikel 1 een voorstel in dezen geest doen. De heer Lautenbach meent dat het hier gaat om de individueele gezondheid der schoolkinderen. Spreker meent dat de maatregel uit een oogpunt van armen zorg voor de openbare gezondheid aanbeveling zou kunnen verdienen, maar dat een onderzoek naar ver borgen en onbekende ziekten niet binnen dit bestek ligt en dan allerminst op die scholen, die geen armen scholen zijn. Spreker vraagt„Waar blijft toch het gezin? Het wordt door de school verdrongenschool- voeding, schoolkleeding, schoolkeuring. Men wil dus de kinderen gaan onderzoeken of zij wellicht ook lijdende zijn aan kwalen of gebreken. Maar waarom dan alleen op de openbare lagere scholen Rationeel zoude het zijn wanneer men dit onderzoek uitstrekte tot alle burgers. Of neemt men alleen deze categorie, omdat men die binnen gemeenteterrein te pakken heeft Wellicht krijgen zij die er buiten leven later een beurt als de gemeentebemoeiïng zich nog verder heeft uitgestrekt en men nergens gaan of zijn kan zonder door gemeentebemoeiïngen te zijn omringd. Hoe meer de zoogenaamde schooltaak wordt uitgebreid, hoe meer de taak van de ouders wordt verdrongen en de invloed van het huisgezin wordt ondermijnd. Nu is er natuurlijk tegen hygiënisch toezicht geen bezwaar, maar er mag hier wel eens een stem worden gehoord om op de overdrijving, die in dit opzicht heerscht, te wijzen. Hier is het echter niet om hygiënisch, maar om medisch toezicht te doen, waar onder men een deel der bevolking wil stellen. Daarmede wordt gratis gemeentetoezicht uitgeoefend, wat niets met de school te maken heeft en hetgeen men eenvoudig en alleen doen kan, omdat men in zekeren zin de leerlingen der openbare lagere school in zijn macht heeft. Van die der bijzondere scholen blijft men af, die schijnen minder gevaar op te leveren voor het toekomstig geslacht. De instelling wordt verdedigd met het betoog, dat er zooveel ziekten onder de kinderen bestaan, waar van de ouders niets weten. Men acht die ouders niet in staat ze te ontdekken. Zij hebben zoo 't schijnt geen belangstelling genoeg, om niet van liefde 'tot hunne kinderen te spreken, tot het nemen van die maatregelen, welke zij in het belang van hun kroost noodig achten. Dus zal de overheid het doen. Maar is dit niet al te aanmatigend?" De overheid kent geen liefde. Zelfs al hebben de ouders geen bezwaar, ook dan moet sterk worden afgekeurd, dat men zich over die ouders heen met de gezondheid en behandeling hunner kinderen gaat bemoeien. Die ouders moeten zich eerst aan schromelijk verzuim ten opzichte van de uitoefening van de ouderlijke macht schuldig maken Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 September 1910. 219 en van die macht worden onthevenzij zouden naar art. 374a Burgerlijk Wetboek ongeschikt of onmachtig moeten zijn om hun plicht tot verzorging en opvoe ding te vervullen en in het belang der kinderen uit de ouderlijke macht worden ontzet op grond van misbruiken in die macht of grove verwaarloozing van hunne verplichting tot onderhoud en opvoeding hunner kinderen. Het is best mogelijk dat vele ouders niets tegen de schoolartsen hebben. Diezelfde ouders hebben ook niets tegen kosteloos onderwijs, kosteloos klompen en zooveel meer voor hunne kinderen, als al die kosteloosheid maar geen armverzorging heet. Dat vooral niet. Al die maatregelen echter kweeken onverschilligheid bij de ouders en werken juist dat gene in de hand waartegen men strijdt. Wanneer men bovendien een geneeskundig onderzoek instelt, zijn er maar weinig menschen en kinderen, die geheel normaal en gezond worden verklaard. En de rechtsgrond Indien men aanneemt dat de Staat het recht heeft om in te grijpen in hetgeen tot dusver aan de ouders werd overgelaten en ook zeer terecht, dan volgt daaruit nog geenszins de noodzakelijkheid om school artsen, maar wel om Staats-Kinderartsen aan te stellen. De school wordt slechts gekozen als plaats van eerste onderzoek omdat daar nu eenmaal veel kinderen bijeen zijn. Maar daar zijn nu juist de ouders weer niet en in het huisgezin, niet in de school behoort te worden uitgemaakt wat de kinderen behoeven voor hunne lichamelijke ontwikkeling. Bovendien, hoe absurd. De schoolartsen onderzoeken slechts de kinderen van circa 5 a 6 jaar tot den 12 a 13-jarigen leeftijd Wordt dan alleen in die jaren de gezondheid der kinderen bedreigd door kwalen waarvan de gevolgen noodlottig zijn voor hun volgend leven Wat zal nu de taak der schoolartsen zijn Zij zullen worden belast met een medisch en een hygiënisch schooltoezicht. Het eerste moet natuurlijk geschieden door een medicus het is het toezicht op den licha- melijken en geestelijken toestand van het individu. Het tweede omvat het toezicht op de voorwaarden, waaronder dat individu in de school leeft en werkt. Daarvoor moet een hygiënist en niet een medicus worden aangesteld. Het eerst moeten de schoolartsen dus een onder zoek instellen naar den lichamelijken toestand der schoolkinderen. „Waarom", zegt Dr. van Dieren, „waarom kan de onderwijzer of het hoofd van de „school een door hem verdacht kind niet naar den „huisdokter verwijzen", terwijl Dr. Oosterbaan, die de schoolartsen warm verdedigt zelf verklaart dat de onderwijzer, beter dan de schoolarts, kan zien of misschien een leerling abnormaal is. Zeker, diezelfde Dr. Ooster baan verklaarde ook, dat het niet geoorloofd is de zorg voor de gezondheid aan de ouders over te laten (Week blad geneesk. 1906 pag. 665). Dit laatste is ten minste duidelijke taal, waaruit men het uitgangspunt leert kennen. Ouderliefde, toewijding, opoffering voor hun kroost zijn verouderde begrippen. Misschien wil die geneesheer ons later ook wel eens vertellen, waarom niet aan de ouders de zorg voor de gezondheid hunner kinderen kan worden overgelaten en waarom wel die voor hun eigen gezondheid. Vermakelijk, zegt spreker, op den toe- komstigen burger alles van den Staat en daarna? Burgemeester en Wethouders zijn van oordeel, dat de schoolartsen de ouders hun taak niet ontnemen, maar er de aandacht nog meer op vestigen. De leden der S. D. A. P. geven bij ieder begrootingsdebat reeds voldoende te kennen, dat b.v. de karigheid van de gemeente bij het verstrekken van klompen schrik barend is. Tal van ouders vinden het veel goed- kooper die cadeau te krijgen dan ze zelf te koopen. Waar zit hier de ouderlijke zorg? In het algemeen is het toch waar, dat de belangstelling, het verant woordelijkheidsgevoel snel afneemt, als een andere macht een deel van die zorg op zich neemt. Volgens de instructie moet de schoolarts eens per maand de school bezoeken. Hij mag vaker komen, ook als het hoofd hem dit verzoekt. Het hoofd der school schijnt dus in bijzondere gevallen iets te kunnen opmerken. Dat doet spreker genoegen, maar hij meent dat dr. Oosterbaan het nog beter zei toen hij ver klaarde, dat een onderwijzer het beter dan een school arts kan zien. Het veelvuldig voorkomen van rugverkrommingen bij de schooljeugd zou ook al de schoolarts onont beerlijk maken. Dr. Timmer, chirurg aan het Kinder ziekenhuis te Amsterdam zegt, dat het noodig is, om dat te kunnen vaststellen, het naakte kind goed in oogenschouw te nemen. Van dr. Menno Huizinga leest spreker: dat het nuttig effect van schoolartsen slechts luttel kan zijn. Wie herinnert zich niet de beweging in Leiden, ontstaan door een artikel in „het Volk", getiteld „een moordhol". Bij het onderzoek aan twee volks scholen waren o. m. 113 kinderen, lijdende aan huid ziekte. Van al die ellende waren volgens „het Volk" de academische Farizeëers, v. d. Vlugt, Drukker, Aalberse en de Ridder de schuld. Wat bleek nu bij onderzoek Dat van de 113 kinderen met z. g. n. huidziekte 72 gewone luizebossen waren, (bladz. 63). Sedert er een al te grooto neiging bestaat om de klassen klein te houden, is het aantal zwakzinnigen en achterlijken er niet kleiner op geworden. Spreker acht den steun, die den ouders door de schoolartsen geboden wordt, zeer onzeker. Het is waar dat vele ouders gaarne de overheidsinmenging op dit terrein aanvaarden, als het maar niets kost, maar maak hun geen opmerkingen over ziekten die hunne kinderen ondermijnen, of over onreinheid. Dan hoort men het eerste „wat denkt zoo'n dokter wel." Maar het is waar ook. Burgemeester en Wethouders verklaren, dat over rugverkrommingen geen klachten zijn inge komen. De mechanische oorzaken zijn aanwezig, zooals blijkt uit klachten over ondoelmatige banken, onvoldoende verlichting, zoodat die ziekte hier allicht zal voorkomen. Nog heeft spreker gelezen de passage, dat een bril een z.g.n. achterlijke flink hielp, maar het was de onderwijzer die er den schoolarts zoo al niet op wees, toch er aan meewerkte. Sterker bewijs voor de over bodigheid van den schoolarts is moeielijk aan te voeren, immers de huisarts kan hetzelfde. Burge meester en Wethouders schijnen er een zonderling idee over de ouders op na te houden, n.l. dat die geen erg hebben in de ongesteldheden hunner lieve lingen. De welvarende burgerij behoeft de kosten van een medisch onderzoek niet te schromen, de werklieden zijn schier alle lid van een ziekenfonds en de armen hebben kosteloos geneeskundige hulp. Omtrent dezen laatsten tak van dienst hoorden wij voor een paar jaar nog spreken over de hooggeroemde toewijding der heeren medici, dat het daaraan ook niet kon liggen. De onderwijzers in onze gemeente kunnen dus niet zien of een kind met zijn neus op het boek ligt, of het onrein is, of het scheef zit, slecht hoort enz. Daarvan merken zij niets. Toch wel, want volgens Burgemeester en Wethouders kunnen de hoofden den schoolarts vragen nog eens te komen kijken. Zeker zullen zij dat niet zoo heel vlug doen, want hoe hoog spreker do medici acht, hunne bijzondere gevoeligheid is hem evenmin onbekend en wanneer het maar half den schijn had dat het hoofd opmerkte wat de arts niet zag, dan zou men eens zien, tenzij de betrokken medicus de meening van dr. Oosterbaan, dat een onderwijzer het beter kan zien dan een school arts, onderschreef. De schoolarts, zegt hetzelfde

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1910 | | pagina 3