226 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 September 1910.
De heer Tijsma zal niet tegenstemmen. Hij moet
erkennen dat hij er te weinig van weet om met
zekerheid zijn stem te bepalen. Spreker heeft ver
schillende argumenten gehoord die hem zouden kun
nen nopen vóór te stemmen, maar aan den anderen
kant bespeurt hij dat men jaar op jaar zal komen
met voorstellen om dezen post te verhoogen. Waar
nu voornamelijk door de praktijk kan worden uitge
maakt of het instituut noodig is, wil spreker voor
stellen het voorloopig voor drie jaren in te stellen.
Hij heeft de eer, mede namens den heer Peitz, voor
te stellen artikel 1 le lid aldus te lezen
In de gemeente Leeuwarden worden, voorloopig
voor den tijd van drie jaren, schoolartsen aangesteld.
De Voorzitter deelt mede dat door de heeren Tijsma
en Feitz wordt voorgesteld art. 1 eerste alinea te
lezen
„In de gemeente Leeuwarden worden, voorloopig
voor den tijd van drie jaren, schoolartsen aangesteld."
Spreker zal dit amendement tegelijk met het
artikel in behandeling brengen.
De heer Lautenbach begrijpt niet hoe de wethouder
Schoondermark durft beweren dat de kinderen het
zelf nu wel weten, terwijl den onderwijzers de be
kwaamheid wordt ontzegd, om te kunnen opmerken
dat het kind niet gezond is. Hoe heeft deze om
zetting plaats gehad
De Voorzitter zal het eerste deel van het amendement-
Zandstra tot „aangesteld" eerst in stemming brengen.
Dit wordt verworpen met 16 tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Zandstra en de Jong.
Tegen de heerenFransen, Wilhelmij, Tijsma,
Beucker Andreae, Lautenbach, Hartelust, G. W.
Koopmans, van Messel, Haverschmidt, Schoondermark,
Burger, Menalda, Feitz, Oosterhoft', Baart de la Faille
en Feddema.
Aan de orde is het 2e gedeelte van het amendement-
Zandstra.
De heer Zandstra stelt voor alinea 1 van artikel 1
aldus te lezen
In de gemeente Leeuwarden wordt één schoolarts
aangesteld, belast met het toezicht op den gezond
heidstoestand van de leerlingen en het onderwijzend
personeel en die zijn aandacht wijdt aan alles wat
met de schoolhygiëne in verband staat aan de ge
meentescholen voor openbaar lager onderwijs 1—11
en de gemeentelijke bewaarscholen.
De Voorzitter deelt mede dat door den heer Zandstra
wordt voorgesteld art. 1 alinea 1 te lezen
In de gemeente Leeuwarden wordt één schoolarts
aangesteld, belast met het toezicht op den gezond
heidstoestand van de leerlingen en het onderwijzend
personeel en die zijn aandacht wijdt aan alles wat
met schoolhygiëne in verband staat aan de gemeente
scholen voor openbaar lager onderwijs 1—11 en de ge
meentelijke bewaarscholen.
Dit amendement wordt ondersteund en maakt
tegelijk met het artikel een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Burger wenscht eene kleine redactie
wijziging voor te stellen. Hij wenscht te lezen waar
staat„personeel aan een der gemeentescholen 111
en een der openbare bewaarscholen", personeel aan
de gemeentescholen 111 en de gemeentelijke
bewaarscholen.
In het tweede lid, waar staat„dier inrichting"
moet worden gelezen dier inrichtingen.
Burgemeester en Wethouders nemen dit amen
dement over.
De heer Hartelust vraagt waarom school 12 niet is
opgenomen.
De heer Schoondermark antwoordt dat de leerlingen
die op school 12 komen, reeds zijn onderzocht toen
zij op de lagere school kwamen. Werd school 12
opgenomen dan zou men met evenveel recht het
gymnasium en de middelbare school voor meisjes
kunnen opnemen. Die kinderen begrijpen zelf wel
wanneer hun iets mankeert en zullen dit den ouders
wel meedeelen.
De heer Baart de la Faille acht het niet wenschelijk,
dit principe in art. 1 vast te leggen.
Bij de artikelen 2, 6, 7 en 10 wordt den schoolarts
de gelegenheid gegeven aanwijzingen te geven die
invloed hebben op den gezondheidstoestand.
De heer G. W. Koopmans gelooft dat die aanwij
zingen even goed zullen worden gedaan al worden
de bepalingen daaromtrent niet in de verordening
vastgelegd.
De heer Menalda is van plan bij art. 21 een amen
dement in dezen geest voor te stellen. Hij zal dit
nu niet voorlezen omdat dit artikel niet aan de orde is.
Hij wil het alleen mededeelen om zijne bedoeling te
doen uitkomen iets in de richting van den heer
Zandstra tot stand te brengen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het tweede gedeelte van het amendement-Zandstra
wordt verworpen met 16 tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Zandstra en de Jong.
Tegen de heerenFransen, Wilhelmij, Tijsma,
Beucker Andreae, Lautenbach, Hartelust, G. W.
Koopmans, van Messel, Haverschmidt, Schoondermark,
Burger, Menalda, Feitz, Oosterlioff, Baart de la Faille
en Feddema.
Aan de orde is het amendement-Tijsma—Feitz.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Schoondermark ziet het nut niet in van
het amendement. Wanneer het blijkt dat het instituut
niet aan de verwachtingen voldoet, is de Raad na drie
jaar, het tijdvak waarvoor de schoolartsen worden
benoemd, geheel vrij. Ook wanneer er eene tusschen-
tijdsche vacature ontstaat, wordt zulks niet lastig,
daar de nieuwbenoemde benoemd wordt voor den
tijd, die zijn voorganger nog over heeft.
De heer Haverschmidt bestrijdt het denkbeeld van
de heeren Tijsma en Feitz.
Toen de zaak nog geheel nieuw was, las men van
een of meer proefjaren, maar in de meeste plaatsen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 September 1910. 227
heeft men reeds schoolartsen en Leeuwarden komt
zelfs wat achteraan.
Een proeftijd is heelemaal niet meer noodig, want
nergens is de instelling van schoolartsen eene mis
lukking geweest.
De heer Tijsma meent dat hetgeen de heer Schoon
dermark bedoelt geheel iets anders is dan dat de
verordening voor drie jaar wordt vastgesteld.
De heer Haverschmidt zegt dat het instituut nergens
een mislukking is geweest. Waar echter de grootste
vóór- en tegenstanders hunne kennis hebben geput
uit boeken, staat het voor spreker vast dat het alge
meen oordeel over het instituut schoolartsen nog niet
vast staat. Daarom wil spreker het hier voor 3 jaar
invoeren bij wijze van proef.
De Voorzitter is het niet met den heer Schoonder
mark eens dat artikel 16 in dit geval voorziet. Artikel
16 toch slaat op de personen, terwijl het amende
ment-Tijsma het instituut raakt.
De heer van Messel acht het amendement-Tijsma
overbodig. De Raad heeft toch het recht, wanneer
blijkt dat het instituut niet aan de verwachtingen
voldoet, de verordening weder in te trekken.
De Voorzitter wijst er op dat hij de zaak zelve
niet verdedigt, maar alleen waarom hij het amendement
in behandeling brengt.
De heer Tijsma gelooft dat het moeielijk gaat te
zeggen in het geval het instituut niet bevalt en
er geen termijn in de verordening staat dat de
verordening zal worden ingetrokken. Is de termijn
vastgelegd dan komt de kwestie van zelf weer aan
de orde.
De heer Zandstra ziet de noodzakelijkheid er niet
van in om den duur op drie jaar te bepalen bij
wijze van proef. Spreker zou het echter wel aan
durven, want hij is zeker dat de proef zal gelukken,
doch, niettegenstaande dat, zal hij tegenstemmen.
De heer Schoondermark heeft van den Voorzitter
gehoord dat deze het niet met spreker eens was.
De Voorzitter heeft spreker dan zeker verkeerd be
grepen of sprokor hoeft zich niet duidelijk uitgedrukt.
Spreker bedoelde dit. Over drie jaar staat de Raad
voor het feit weer twee schoolartsen te moeten be
noemen, zoodat artikel 16 tot den termijn van 8 jaar
als van zelf aanleiding geeft.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amondement-Tijsma-Feitz wordt verworpen
met 14 tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen de heerenFransen, Tijsma, Lau
tenbach en Feitz.
Tegen de heeren: de Jong, Wilhelmij, Zandstra,
Beucker Andreae, Hartelust, G. W. Koopmans, van
Messel, Haverschmidt, Schoondermark, Burger, Me
nalda, Oosterhoff, Baart de la Faille en Feddema.
Art. 1 wordt vastgesteld met 17 stemmen tegen 1 stem.
Vóór stemmen de heeren de Jong, Fransen, Wil
helmij, Zandstra, Tijsma, Beucker Andreae, Hartelust,
G. W. Koopmans, van Messel, Haverschmidt, Schoon
dermark, Burger, Menalda, Feitz, Oosterhoff, Baart
de la Faille en Feddema.
Tegen de heer Lautenbach.
Aan de orde is art. 2.
De heer Burger wijst er op dat in dit artikel de
taak van den schoolarts wordt omschreven.
De kwestie is besproken, of er buiten het onderzoek
ook nog een adviseerende taak aan de schoolartsen
moet worden opgedragen. Dit zou dan in dit artikel
moeten gebeuren. Ook spreker was eerst dit denk
beeld toegedaan, maar hij is er na de rede van den
heer Schoondermark van teruggekomen. Waar de
schoolarts in het voorstel van Burgemeester en Wet
houders lid van de schoolcommissie wordt wat
spreker zeer toejuicht acht spreker het beter de
taak van den schoolarts niet uit te breidenwat hij
op schoolhygiènisch gebied heeft op te merken, kan
hij in die commissie brengen en die kan daarover
advies uitbrengen spreker is dus te dezen opzichte
content. De redactie van het artikel vindt spreker
hinderlijk en hij zou het wenschelijk vinden het aldus
te lezen dat het lid, aanvangende met „Dit onder
zoek" en eindigende bij B, als tweede lid van het
artikel achteraan te plaatsen met dezen aanhef
Het onderzoek onder A bedoeld is enz.
Deze redactiewijziging wordt door Burgemeester
en Wethouders overgenomen.
De heer Tijsma stelt ook eene redactiewijziging voor.
In A 2 wil hij voor „schoolarts" lezen „hij".
Ook dit amendement wordt door Burgemeester en
Wethouders overgenomen.
De heer Feddema heeft intusschen de vergadering
verlaten.
De heer Menalda wil naar aanleiding van het door
de heer Burger medegedeelde, dat uitbreiding der
taak van den schoolarts bij dit artikel behoort te
geschieden, een enkel woord zeggen. Spreker deelt
die opinie niet en hij was ook niet van plan het bij
dit artikel voor te stellen. De bevoegdheid in A is
niet de eenige die de schoolarts heeft en spreker kan
zich ook andere bevoegdheden denken.
Spreker heeft dit willen zeggen omdat de heer
Burger pertinent zei dat die kwestie hier ter sprake
moest komen.
De Voorzitter wijst er den heer Menalda op dat
dit artikel de verplichtingen van den schoolarts regelt
ter uitvoering van de taak, hem bij art. 1 opgelegd.
Nu werd zooeven met groote meerderheid van
stemmen het amendement-Zandstra van dezelfde strek
king als de wensch van den heer Menalda, verworpen,
zoodat spreker van meening is dat de heer Menalda
zich niet weer bevoegd kan rekenen een voorstel in
den door hem aangeduiden geest bij dit artikel te doen.
De heer Menalda wijst er op dat de algemeene
beschouwingen alleen hebben geloopen over ontwerp
I. Dit was in zoover jammer, omdat nu de kwestie
of de schoolarts al dan niet in de school-commissie
moet worden opgenomen, moest worden geëlimineerd.
Wanneer hij wordt opgenomen in de commissie komt
de schoolarts in een eigenaardig parket. Hij is lid
en dient de school-commissie van advies. Volgens
artikel 21 is de schoolarts verplicht de commissie te
dienen van bericht en raad omtrent zaken rakende
het gezondheidstoezicht, waarmee hij is belast. Nu