d. bij eindigen van het erfpachtsrecht moeten
binnen 6 maanden de aangelegde werken door den
erfpachter worden weggeruimd en de grond, naar
genoegen van Burgemeester en Wethouders, in orde
gemaakt, aan de gemeente worden opgeleverd;
232 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 October 1910.
28 December 1909 onbewoonbaar verklaarde woningen
aan de Pottebakkersplaats.
Heeft ter visie gelegen om nog heden te worden
behandeld.
5. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders
op het voorstel van Voogden der Stads-Armenkamer,
om de jaarwedde van den vader en de moeder in
het Stads-Armhuis van f 600.te verhoogen tot
f 700.—.
6. Alsvoren op het adres van het bestuur der ver-
eeniging „De Leeuwarder Industrie- en Huishoud
school" om het aan die vereeniging toegekende ge
meentelijk subsidie ad f 1700.— te verhoogen tot
2200.per jaar.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders in
zake de definitieve benoeming van P. Dekema J.Bz.
tot directeur der gemeentelijke arbeidsbeurs en om
zijne jaarwedde met afwijking der verordening op
die instelling (gemeenteblad no. 13 van 1909) te be
palen op f 750.
8. Alsvoren om inzake de benoeming van den
boekhouder der gemeentelijke gasfabriek Burgemeester
en Wethouders dispensatie te verleenen van het be
paalde in artikel 2 der verordening (gemeenteblad
no. 14 van 1910), wat betreft de indiening eener aan
beveling van drie personen en aanbeveling van A. C.
M. Mercx, adjunct-boekhouder, voor genoemde be
trekking.
De stukken 58 zullen in eene volgende vergade
ring worden behandeld.
IV. Rapporten.
De heer Burger rapporteert dat de commissie, be
last geweest met het onderzoek van de begrooting
der administratiekosten der Stads Bank van Leening,
dienst 1911, geene aanleiding heeft gevonden tot het
maken van op- of aanmerkingen, weshalve zij voor
stelt de begrooting goed te keuren in ontvang en
uitgaaf op 5167.
De Voorzitter stelt voor de begrooting en het rapport
in eene volgende vergadering in behandeling te nemen,
onder dankbetuiging aan de Commissie voor den door
haar verrichten arbeid.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
V. Wordt overgegaan tot de behandeling der voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1. Benoeming van een tijdelijk leer aar in de wiskunde
aan de burgeravondschool.
Uitgebracht zijn 19 stemmen te weten
op den heer W. Speerstra 18 stemmen,
N. Dijkema 1 stem.
De heer W. Speerstra is alzoo benoemd.
2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
E. L. Ruft alhier in erfpacht af te staan een gedeelte
van het aan haar perceel Klein Schavernek no. 26
grenzend plantsoen.
Dit voorstel luidt als volgt
Mej. E. L. Ruft alhier heeft tot onze vergadering
het verzoek gericht haar in koop af te staan een
gedeelte van het plantsoen, gelegen ten zuiden van
haar hotel en restaurant, plaatselijk gekwoteerd Klein
Schavernek no. 26, ten einde het terrein als terras
aan te leggen en door een ijzeren hek met grondmuur
van den openbaren weg af te scheiden.
Waar volgens het arrest van den Hoogen Raad,
d.d. 3 Maart 1905, de nakoming der voorwaarden, bij
verkoop te stellen, ten opzichte van opvolgende recht
hebbenden niet voldoende is verzekerd, deelden wij
de adressante mede, dat wij bezwaar moesten maken,
haar aanvrage bij U te ondersteunen.
Daarop wendde zij zich op nieuw tot ons, met
verzoek, de bedoelde plek grond in erfpacht te mogen
ontvangen, waartegen onzerzijds geen bezwaar bestaat.
Naar ons oordeel, dat door den Directeur der Ge
meentewerken wordt gedeeld, mag aan den bedoelden
grond eene waarde van f 20.per M2. worden toe
gekend, welke prijs ook werd bedongen bij Uw besluit
van den lOden April 1906 voor den afstand van grond
daar ter plaatse aan J. F. Gregory en komt het ons
gewenscht voor, nu de erfpachtsvoorwaarden voor het
terrein der voormalige linnenbleekerij aan den Hoek-
stersingel van toepassing worden verklaard," dat de
daarbij aangegeven duur van het recht en het bedrag
van den jaarlijksehen canon worden behouden.
De adressante, in kennis gesteld met de voorwaar
den die wij aan eene eventueele uitgifte in erfpacht
boven de gebruikelijke meenden te moeten verbinden,
heeft daarmede genoegen genomen, waarom wij, onder
overlegging der betrekkelijke stukken, de eer hebben
U voor te stellen te besluiten
aan don openbaren dienst te onttrekken en ver
volgens aan L. Ruft alhier tot 1 Januari 1991 in
erfpacht af te staan het op de overgelegde teeke-
ning in roode arpure aangeduide gedeelte, ter grootte
van circa 150 M2., van het onmiddellijk ten zuiden
van het perceel Klein Schavernek no. 26 gelegen
plantsoen, kadastraal bekend in sectie B no. 3411,
ten einde dat terrein als terras in te richten en te
trekken bij het voornoemd als hotel en restaurant
gebezigd wordend perceel, zulks tegen een jaarlijk-
schen canon van 4ya °/0 der waarde van den grond,
berekend naar f 20.per M2. en onder de volgende
voorwaarden
a. het af te staan terrein moet naar genoegen
van Burgemeester en Wethouders als terras met be
pleisterden grondmuur, met ijzeren afscheiding en
voldoende verlichting worden ingericht, moet die
bestemming blijven behouden en mag niot anders
worden beplant of bebouwd dan met goedvinden van
Burgemeester en Wethouders;
b. de thans op en om het terrein aanwezige boomen
moeten behouden blijven en zoo noodig voldoende
worden beschermd;
c. het erfpachtsrecht eindigt met den Isten Januari
eerstvolgende na verloop van een termijn van drie
maanden na den dag van opzegging, indien, ter be
oordeeling van Burgemeester en Wethouders, te vreezen
is, dat van de aanwezigheid van het terras gevaar
voor de goede orde of de openbare zedelijkheid te
duchten is
e. de bepalingen betreffende de uitgifte van bouw
terreinen aan den Hoekstersingel, vastgesteld bij
raadsbesluit van 9 Juni 1908 no. 186R/84, worden,
voor zoover naar het oordeel van Burgemeester en
Wethouders toepasselijk, voor deze uitgifte verbindend
verklaard.
Met algemoene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 October 1910. 233
3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
C. Krone te Berlijn toe te staan voor de plaatsing van
zijn circus-menagerie gedurende ten hoogste eene week
in het zomerseizoen van 1911 in gebruik te nemen een
gemeentelijk terrein aan de noordzijde van het Nieuwe
Kanaal.
Dit voorstel luidt als volgt
Van Charles Krone te Berlijn, directeur van het
circus Charles, ontvingen wij het verzoek in het
zomer-seizoen van 1911 eene standplaats binnen deze
gemeente te mogen bekomen voor zijn circus
menagerie mot bijbehoorende stallen.
Het Wilhelminaplein bleek geen genoegzame ruimte
voor de uitgebreide inrichting aan te bieden, waarom
de heer Krone verzocht hem eene standplaats op een
terrein aan de noord- of aan de zuidzijde van het
Nieuwe Kanaal aan te wijzen. Hiertegen bestond
bij ons geen bezwaar en wij deelden den adressant
mede, dat wij bereid waren onder nader te stellen
voorwaarden de inwilliging van zijn verzoek bij U
te bevorderen, indien voor de standplaats een pacht
som van f 1500.aan de gemeente werd betaald.
In verband met Uw besluit van den 8 Maart 1910,
waarbij aan Pierre Althoff eene standplaats op het
Wilhelminaplein werd verleend voor ƒ1200.kwam,
nu eene grootere oppervlakte wordt gevraagd, eerst
genoemd bedrag ons alleszins billijk voor.
Blijkens bijgaand schrijven van den 11 September
1.1. heeft adressant met de gevraagde pachtsom ge
noegen genomen en is bereids door hem gedeponeerd
een bedrag van 500.hetwelk wij meenden te
moeten vorderen als zekerheid voor de nakoming der
voorwaarden.
Overigens bestaan bij ons tegen het verzoek geene
bedenkingen; het bezwaar dat de Commissaris van
Politie heeft tegen de aanwezigheid van wilde dieren
welke het circus met zich voert, achten wij niet van
dien aard, dat het niet door voorzorgsmaatregelen is
te ondervangen.
Onder overlegging der stukken hebben wij dan ook
de eer U in overweging te geven te besluiten
aan Charles Krone te Berlijn toe te staan voor de
plaatsing van zijn circus-menagerie gedurende ten
hoogste eene week in het zomerseizoen van 1911 in
gebruik te nemen het aan de gemeente toebehoorend
terrein, gelegen aan de noordzijde van het Nieuwe
Kanaal, op de overgelegde situatie-teekening B gemerkt
of, bij eventueelen verkoop, het terrein gelegen ooste
lijk van de Ambachtsschool, mits door hem voor die
standplaats een bedrag van 1500.wordt betaald
en voorts worden nagekomen de voorwaarden, die
Burgemeester en Wethouders geraden zullen voor
komen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders naar
aanleiding van twee verzoeken tot verlenging van den
termijn van ontruiming van bij raadsbesluit van 28
December 1909 onbewoonbaar verklaarde ivoningen aan
de Pottebakkersplaats.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij Uw besluit van den 28 December 1909 no.
3956/200 werden o.a. onbewoonbaar verklaard de
woningen Pottebakkersplaats no. 70boven en 60, met
last om bedoelde woningen te doen ontruimen binnen
zes maanden te rekenen van den dag, waarop de tijd
tot voorziening verstreken of het besluit tot onbe
woonbaarverklaring zou zijn gehandhaafd. De eige
naren dezer woningen zijn van dit besluit in beroep
gekomen bij Gedeputeerde Staten, doch bij beschik
king van dit college dd. 2 Maart 1910 is het bestreden
besluit gehandhaafd, zoodat de termijn van ontruiming
dier woningen daardoor is geworden 2 September 1910.
Den 1 September 1.1. hebben echter de gebruikers
dier perceelen, genaamd J. de Jong en N. Jonkhof,
verzocht, dien termijn te verlengen, omdat er voor
hen in de gemeente geene andere woningen beschik
baar zijn.
Daargelaten of deze omstandigheid inderdaad tot
inwilliging van het gedaan verzoek zou moeten
leiden, schijnt het toch vast te staan, dat adressanten
niet hun uiterste best hebben gedaan om naar een
andere woning om te zien, daar blijkens een destijds
door den gemeentelijken Inspecteur voor het Woning
toezicht alhier ingesteld onderzoek is gebleken dat
wel degelijk voor adressanten geschikte huisvesting in
verschillende gedeelten der gemeente beschikbaar was.
Op grond van het bovenstaande en in overeen
stemming met het advies van de Gezondheidscom
missie voor de gemeente Leeuwarden, gegeven bij
schrijven van 27 September j.1., nemen wij de vrijheid
U in overweging te geven te besluiten het door
adressanten gedaan verzoek niet in te willigen.
De Voorzitter deelt mede, dat gisteren is ingekomen
een door den bewoner van perceel no. 60, N. Jonk
hof, overgelegd briefje van den heer Dr. J. C. Schreu-
der. Genoemde geneesheer verklaart dat Jonkhof
sukkelend is, waarom deze zich om verlenging van den
ontruimingstermijn tot den Raad heeft gericht.
Hij heeft dit ook gedaan met het oog op zijn zoon,
die aan tuberculose lijdt en voor wien volgens de
verklaring van den arts een ruime, frissche woning
moet worden betrokken. Waar zoo'n woning nuniet
te krijgen is, verzoekt Jonkhof verlenging van den
termijn, waarbinnen de ontruiming moet plaats hebben,
tot Mei 1911. Spreker geeft den Raad in overweging
te besluiten overeenkomstig het voorstel van Burge
meester en Wethouders en dit College te machtigen
ten opzichte van de woning no. 60 naar omstandig
heden te handelen.
Met algemeene stemmen wordt dienovereenkomstig
besloten.
5. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
een adres van J. de Jong Jz. te Franeker en H. de
Jong R. Wz. alhier, om vergunning tot het maken en
hebben van een inrit in het trottoir vóór hun perceel
Westerkade no. 3.
Dit prae-advies luidt als volgt:
Bij nevensgaand aan Uwe Vergadering gericht
adres, dd. 13 September 1910, wordt door J. de
Jong Jz., te Franeker en H. de Jong R.Wz., alhier,
handelende onder de firma Jorrit de Jong Co.,
vergunning gevraagd toe het maken van een inrit in
het trottoir vóór het perceel, plaatselijk gekwoteerd
Westerkade no. 3.
Onzerzijds bestaat tegen de inwilliging van het
verzoek geen bezwaar, zoodat wij, onder overlegging
van de door ons ingewonnen adviezen van den Ge
meentelijken Inspecteur voor het Woningtoezicht en
den Directeur der Gemeentewerken, de eer hebben
U voor te stellen te besluiten
aan adressanten en hunne rechtverkrijgenden ver-