238 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 October 1910. onaangename positie, te moeten openbaren wat hij van zijn cliënt weet. Hij komt daardoor in eene val- sche positie, die men hem zoo mogelijk moet besparen, en juist die positie maakt, dat zijn rapport licht opper vlakkig zal worden en weinig waarde hebben. Doch afgezien daarvanwat nut heeft het, dat de huisarts een attest afgeeft, waar alles op staat, wat op het formulier van den schoolarts voorkomt? Voor de ouders zelve is het volkomen voldoende, dat de huis arts mondeling mededeelt, wat hij in het belang van het kind noodig achthet uitgebreid schriftelijk rap port jaagt hen op niet geringe kosten. Een onder zoek voor een levensverzekering kost minstens 7.50. En wat nut heeft dit rapport voor den schoolarts, die immers het kind toch niet mag aanraken? Met de bijzonderheden omtrent zoo'n kind heeft hij dan ook niets noodig. Hem raakt alleen datgene, wat het kind gevaarlijk doet zijn voor de omgeving, en zijn onderzoek daarnaar zal wel bijna altijd praktisch neerkomen op het onderzoek van het hoofd. De concessie aan de ouders is dus voor dezen zeer groot en aan de andere zijde zonder bezwaar. Wat de bezwaren tegen het onderzoek betreft, spreker verwacht dat slechts enkele gegoede inge zetenen die zullen opwerpen. Zoo is het niet on mogelijk dat voor de meisjesschool voor Uitgebreid Lager Onderwijs, school no. 3, de schoolarts weinig anders zal hebben te verrichten, dan het onderzoek naar besmettelijke ziekten. Doch wat nood? Nie mand zal tegenspreken dat de schoolarts het meeste nut zal verrichten aan de scholen voor on- en min vermogenden. Spreker is er zeker van dat hij daar met gejuich zal worden ingehaald. Wat kan het dan schaden, als men elders, juist waar hij minder noodig is, van zijn diensten geen gebruik wil maken? Hij zal daardoor tijd winnen en die zal hem elders, waar hij nuttiger is, zeer te stade komen. Sprekers bedoeling is dus deze. Verscherping van het systeem van Burgemeester en Wethouders ten opzichte van besmettelijke aandoeningen. Te dien aanzien wil spreker het onderzoek door don school arts verplichtend stellen. Heeft de Raad die ver scherping aangenomen, dan kan hij voor het overige gerust eenige concessie doen aan de ouders, die be zwaren tegen het andere onderzoek hebben. Het schaadt aan de zaak niets en men wint er tijd mee uit voor den schoolarts. Spreker wil nog een enkele opmerking maken naar aanleiding van de vraag van den heer Menalda, of spreker zich niet heeft vergist door de tegenstelling in artikel 4, 1° en 2° gelijk te stellen aan die tus schen artikel 2, a en b en artikel 2, c en d. Dit zou inderdaad een fout geweest zijn, maar spreker heeft zich daaraan niet schuldig gemaakt. Het onderzoek van artikel 4, 1°. omvat inderdaad de beide gevallen, in sprekers toelichting onder I en II onderscheiden, maar dat van artikel 4, 2° valt geheel onder I. Toch is het in sprekers systeem juist, het onderzoek van artikel 4, 1°. te doen vervallendat van 2° blijft, en, daar de schoolarts steeds tot een nader onderzoek als onder I bedoeld bevoegd blijft, is het door spre ker noodig geachte onderzoek geheel gewaarborgd. De heer Schoondermark herhaalt dat de heer Burger de zaak veel te ernstig opvat en een theoretische beschouwing hoeft opgezet die hier niet noodig is. Wat beteekent gevaar voor de omgeving? Spreker vraagt den heer Baart de la Faille welk gevaar kan het eene kind het andere veroorzaken Bij epidemische ziekte zou daarvan sprake kunnen zijn, maar dan sluit de schoolarts de school. In hoofdzaak zal, evenals tot nu toe, de schoolarts een onderzoek instellen naar het al of niet aanwezig zijn van favus. Hij kan echter bovendien kindoren tijdelijk van de school doen verwijderen op grond van het bepaalde bij artikel 11. De heer Burger heeft tot spreker gezegd: laat de termijnen er uit. Spreker is van oordeel dat de heer Burger de dingen, waarmee de praktijk niets te maken zal blijken te hebben, veel te breed uitmeet. Wanneer toch de kinderen voor de toelating tot de scholen worden aangegeven, zal de Commissie van Toezicht, behalve do gebruikelijke vragen, ook nog deze aan de ouders kunnen stellenis u er tegen dat uw kind bij het ter school komen door den school arts wordt onderzocht, ja dan neen? Dan is toch die heele kwestie van de baan. Het blijkt toch in alle plaatsen waar schoolartsen zijn en waar dezelfde bepaling bestaat, dat nergens eenige last is geweest. Wat nu betreft het schrappen van artikel 6 zooals sommige leden schijnen te wenschen, als voorstander van het Openbaar Lager Onderwijs zal spreker daar toe nooit meewerken. Dien dwang durft spreker niet aan. Dan zal hij liever, nolens volens, het amende ment van den heer Burger slikken. Wat zal er toch gebeuren. Wanneer de ouders tegenstanders zijn van het onderzoek door den school arts, zullen zij, hoewel zij anders hunne kinderen naar de Openbare Lagere school zouden zenden, die kinderen op de bijzondere school plaatsen. En dit wil spreker als voorstander van openbaar onder wijs niet in de hand werken. Den heer Besuijen spijt het dat de heer Burger zelf niet kan besluiten voor te stellen artikel 6 te schrappen. De heer Burger heeft zich laten influenceeren door het woord vrijheid. Vrijheid is een mooi woord, maar het is een abstract begrip en het moet in ieder afzonderlijk geval op zijn reeële waarde onderzocht worden. Spreker is van oordeel dat de heer Burger in deze de zaak wat al te theoretisch heeft opgevat. Eerst staat vast dat er twee onderzoeken zijn in het systeem Burger. Een waarvan men wel, een waarvan men niet vrij kan. Het eerste ondorzoek hoeft weinig te beteekenen, het tweede daarentegen is zeer belang rijk. Spreker heeft van dit tweede soort onderzoek een heel andere voorstelling dan de heer Burger. Het zal niet zijn een eenvoudig voorbijgaan aan het oog van den arts. maar voor een onderzoek naar syphilis, geslachtsziekten, tuberculose is streng onder zoek met ontkleeding noodzaak. Die ziekten toch zijn gevaarlijk voor de om geving en als de ouders zooals in het systeem Burger van dit onderzoek niet vrij kunnen, maar wel van het niets beteekenende, in ieder geval minder beduidend onderzoek in het belang van het kind zelf, dan is de „vrijheid" ook maar een phrase, maar een schijn. Er wordt dus door den heer Burger een boom opgezet over een vrijheid, die weinig om het lijf heeft. Het woord vrijheid wordt misbruikt. Grijpt ook de regeering niet in in de macht der ouders bij de leerplichtwet, bij de kinderwetten Dit is toch ook ingrijpen in de ouderlijke macht, maar wat is er tegen als zulks geschiedt in het belang der kinderen Ook de heer Lautenbach die in de vorige vergade ring op dezelfde snaar tokkelde, ziet het voorbeeld van ingrijpen in oudermacht bij zijn voorganger Talma, die adspirant-steenhouwersleerlingen aan een keuring wenscht te onderwerpen. Spreker, van oordeel dat het amendement-Burger een verslechtering van den toestand zal teweeg brengen, zal daar tegen stemmen. De heer G. W. Koopmans is tengevolge van de rede van den heer Burger geheel op de hoogte van de Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 October 1910. 239 finesses der zaak. Hij wil niet verder gaan dan Burgemeester en Wethouders, die aan de ouders tot zekere hoogte willen tegemoetkomen in hunne be zwaren. Het amendement-Burger en de schrapping van artikel 6, zooals de heer Besuijen dit wil en tusschen welke beide zaken de heer Baart de la Faille een keus moet doen, zijn de beide uitersten. Toen Napoleon in 1912 soldaten moest hebben en tevens met de ouders der jonge mannen op een goeden voet wildo blijven, zei hij: ze behoeven niet allen soldaat te worden, maar zij zullen er om loten en degene, die wil, kan zich een remplacant koopen. Hier is het ongeveer hetzelfde. Men wil iets hebben van de rechten der ouders. Nu direct de scherpste maatregelen te nemen wil spreker niet. Hij zal ook trachten in het gevlei te komen van den heer Lauten bach, wiens principes heden gezocht schijnen te zijn. Spreker zou met den heer Burger, wat de verscher ping betreft, kunnen meegaan, niet met dat deel van het amendement, waardoor het voorstel van Burge meester en Wethouders wordt verzwakt. Spreker weet feitelijk niet hoe hij heeft te stemmen en is van oordeel dat de stemming zuiverder ware geweest, indien de heer Burger het amendement in twee deelen had gesplitst. De heer Menalda is genoodzaakt nog een enkel woord te spreken naar aanleiding van de opmerking van den heer Burger, dat spreker zich feitelijk moet verklaren tegen artikel 6. Spreker deelt die meening niet. Het komt spreker voor dat de heer Burger in zijn pogen, om een gedeelte van het toezicht niet aan de schoolartsen te onderwerpen, niet is geslaagd. Spreker geeft dan ook de voorkeur aan artikel 6 boven het amendement-Burger. Dit kan in strijd zijn met hetgeen spreker heeft beweerd, dat hij het toezicht van den schoolarts over alle kinderen heil zaam acht, maar men dient toch rekening te houden met de ouders, die zulks te ver gaat. Daarom zal spreker vóór artikel (j, tegen het amendement-Burger stemmen. De bezwaren van den heer Burger komen spreker bovendien denkbeeldig voor. Leeuwarden toch is niet de eerste plaats waar het instituut-schoolartsen zal worden ingevoerd en in die andere plaatsen is er van last geen sprake geweest. Spreker meent dat men verder komt met de ouders vrij te laten dan met dwang. Hij is van oordeel dat de ouders de kinderen eerder door den schoolarts zullen doen on derzoeken, als zij vrij zijn het ook op een andere wijze te laten doen. Het spijt spreker dat de heer Baart de la Faille het attest van den huisdokter niet met meer kracht heeft verdedigd. Spreker stelt zich toch voor dat de huisarts met genoegen de hem voor gelegde vragen op afdoende wijze zal willen beant woorden. De heer Qosterhoff heeft met groote belangstelling de rede van den heer Burger gehoord maar tevens met verwondering vernomen, dat deze heeft gezegd dat, waar Burgemeester en Wethouders in artikel 6 zelf een uitzondering maken, hij die uitzondering een voudig wat verder doortrekt. Dit is niet juist. De heer Burger toch trekt de uitzondering zoover door, dat van het geheele systeem van Burgemeester en Wethouders zoo goed als niets overblijft. Spreker heeft dit met verbazing gehoord, omdat hij het niet meer verwacht had, waar de heer Burger bij de alge- meene beschouwingen het systeem van Burgemeester en Wethouders niet heeft aangetast. Toen was het naar zijne meening tijd geweest voor zoo ingrijpende voorstellen, als thans door hem gedaan worden. Het systeem van Burgemeester en Wethouders nu is een voudig dit geweest, dat zij niet alleen de leerlingen voor elkaar, maar ook henzelf willen behoeden voor de nadeelige gevolgen van het schoolgaan. Een van de gewichtigste redenen voor de instelling van het instituut zou verloren gaan, indien het amendement van den heer Burger werd aangenomen, en dat alleen op grond van twijfel aan de waarde van het[huisdokters- attest. Het verbaast spreker eenzelfde oordeel dienaan gaande te hooren uit den mond van den heer Baart de la Faille. Spreker kan zich geen ernstig medicus voorstellen, die een verklaring zal teekenen die hij onjuist acht, of de afgifte van een attest zou weigeren met de wetenschap, dat die weigering voor het kind, waar over het gaat, nadeelige gevolgen zal hebben. Hij is van oordeel dat het meerendeel der doktoren aan het verzoek om een attest af te geven, zal voldoen. De bezwaren van den heer Burger zijn trouwens, zooals reeds volkomen terecht door den heer Besuijen werd opgemerkt, geheel theoretisch. Een medicus, die zijn taak ernstig opvat, zal moeten beginnen met een algemeen onderzoek, zoodat de vrijheid, die de heer Burger wenscht, slechts denkbeeldig is. Burge meester en Wethouders hebben gemeend, omdat som mige ouders bezwaren hebben, niet de absolute ver plichting van het onderzoek door den schoolarts te moeten voorschrijven, maar zij achten het niet ver standig alle verdere controle aan kant te zetten, omdat daardoor de kinderen dan aan hun lot zouden worden overgelaten. De heer Burger zal voornamelijk slechts den heer Oosterhoff beantwoorden en den heer Besuijen niet bestrijden. Spreker erkent dat voor hen die op het standpunt staan dat het absoluut noodzakelijk is dat alle kinderen door den schoolarts worden onderzocht, èn artikel 6 èn het amendement onaannemelijk is. Wat den heer Menalda betreft, spreker blijft bij zijne meening, dat deze met den heer Besuijen tegen artikel 6 moet stemmen, omdat ook hij zich plaatst op het standpunt dat artikel 6 de ouders te veel vrijheid geeft. De heer Oosterhoff meent, dat spreker het geheele systeem van Burgemeester en Wethouders Overboord heeft geworpen en dat hij dit bij de alge- meene beschouwingen had moeten doen. Het eerste is in zoover juist, dat spreker het systeem van artikel 6 wil verwerpen, doch juist in hoofdzaak omdat hij het algemeene systeem, neergelegd in artikel 2, wil redden, dat door Burgemeester en Wethouders in artikel 6 wordt in gevaar gebracht. Juist daarom behoort de kwestie alleen bij artikel 6 en niet bij de algemeene beraadslagingen thuis. Waar het alleen geldt de vraag betreffende het belang van het kind zelf, staat spreker aan de zijde van den heer Lautenbach. Hij erkent volkomen het hoogste recht van de ouders, maar daarin zal moeten worden ingegrepen, zoodra het belang van anderen er mee gemoeid is. Waar nu de ouders zelf het kind kunnen laten onderzoeken, gaat het niet aan te beweren dat de kinderen aan hun lot worden over gelaten. Zij worden aan hunne ouders overgelaten en tusschen deze beide begrippen is een groot ver schil. Ouders toch die hunne kinderen aan hun lot overlaten, gaan de doos in. Eindelijk zegt de heer Oosterhoffde bezwaren van den heer Burger zijn theoretisch. Spreker wil den heer Oosterhoff doen opmerken dat de bezwaren, die spreker heeft tegen het overlaten aan den huis arts van dat deel van het onderzoek, waardoor het besmettingsgevaar zoo gering mogelijk kan worden gemaakt, juist geheel practisch zijn, daar hij het onderzoek door den huisarts onvoldoende acht. En voor het overige acht hij een onderzoek door den

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1910 | | pagina 5