240 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 October 1910.
huisarts van geen belang en juist alleen op theoretische
gronden te verdedigen.
De heer Zandstra is er van overtuigd dat het vast
en zeker is, dat bij aanneming van het amendement-
Burger vele kinderen aan hun lot zullen zijn over
gelaten. Hierdoor zal het geheele instituut-school
artsen tot een wassen neus worden gemaakt. Spreker
hoopt dat de Baad het geheele artikel 6 zal schrappen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Burger wordt verworpen met 15
tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Fransen, Burger, Tijsma
en Baart de la Faille.
Tegen de heerenBeucker Andreae, Wilhelmij,
Schoondermark, G. W. Koopmans, Berghuis, de Jong,
Oosterhoff, J. Koopmans, van Messel, Besuijen,
Zandstra, Lautenbach, Beekhuis, Hartelust en Menalda.
Artikel 6 wordt aangenomen met 13 tegen 6
stemmen.
Vóór stemmen de heeren Beucker Andreae, Wil
helmij, Schoondermark, Fransen, G. W. Koopmans,
Berghuis, Oosterhoff, J. Koopmans, van Messel, Lau
tenbach, Hartelust, Menalda en Tijsma.
Tegen de heerende Jong, Besuijen, Zandstra,
Beekhuis, Burger en Baart de la Faille.
De artikelen 79 worden met algemeene stemmen
vastgesteld.
Aan de orde is artikel 10.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Schoondermark geeft te kennen dat Burge
meester en Wethouders eene kleine wijziging wen-
schen aan te brengen.
Er staat:
„Acht de schoolarts voor een leerling een bijzon
dere maatregel (zooals b.v. het aanwijzen van een
„bepaalde zitplaats) noodig enz.
Zij willen hieruit schrappen de woorden„voor
„een leerling (zooals b.v. het aanwijzen van een be
haalde zitplaats)".
De opmerkingen van de heeren Baart de la Faille
en Menalda in de vorige vergadering, die wenschten
dat de schoolarts ook een eenigszins hygiënisch toe
zicht zou hebben, zijn de aanleiding geweest tot dit
voorstel. Het is de bedoeling om den schoolarts in
de gelegenheid te stellen, ook op hygiënisch ge
bied aanmerkingen te kunnen maken. Het voorstel
is dus eene tegemoetkoming aan de wenschen van
de heeren Baart de la Faille en Menalda.
De Voorzitter deelt mede dat door den heer
Schoondermark, namens Burgemeester en Wethouders,
wordt voorgesteld in artikel 10 te schrappen de
woorden
voor een leerling (b.v. het aanwijzen van een be
paalde zitplaats).
Het doet den heer Baart de ia Faille genoegen dat
dit voorstel door den heer Schoondermark is gedaan.
De Wethouder is bovendien zoo welwillend geweest
het te motiveeren door te zeggen, dat het eene te
gemoetkoming is aan de wenschen van den heer
Menalda en spreker, die het gebied van de werk
zaamheid van den schoolarts willen zien uitgebreid
tot een hygiënisch toezicht in de school.
Spreker gelooft dat dit volkomen consequent is.
Spreker gaat dan ook volgaarne mee. Het voorstel
van den Wethouder is overigens zeer algemeen ge
steld en spreker zou er gaarne wat meer uitbreiding
aan willen geven.
Het is toch b.v. van groot belang dat een school
arts direct aan het hoofd der school zijn opmerkingen
zal kunnen mededeelen over te veel of te weinig
licht in de lokalen, over tocht, over ventilatie en
wat dies meer zij. Men zou nu kunnen zeggen dat
de schoolarts, als deze lid van de Commissie van
Toezicht wordt, al deze dingen ter sprake kan bren
gen, maar wanneer er weer eerst drie of vier weken
moeten verloopen, voordat de Commissie vergadert,
blijven deze dingen er wel eens bij.
De heer Zandstra constateert vooruitgang. Wel is
waar is in de vorige vergadering sprekers voorstel,
dat een wijdere strekking had, verworpen, maar men
komt nu wat bij. Spreker had ook een voorstel in
dezen geest dat hij bij artikel 14 ter sprake had
willen brengen. Nu echter de kwestie van het hy
giënisch toezicht bij dit artikel ter sprake komt, is
het misschien hier in te lasschon.
De heer Besuijen is van oordeel dat wel niemand
bezwaar zal hebben tegen de bedoeling van Burge
meester en Wethouders. De redactie van het artikel
is nu echter zeer vaag geworden. Spreker stelt
daarom voor artikel 10 aldus te lezen
„Acht de schoolarts een bijzonderen maatregel noodig
in het belang van de gezondheid van een of meer
leerlingen of van het onderwijzend personeel, dan
verzoekt hij het hoofd der school hierin te voorzien
of hieromtrent voorstellen te doen."
De Voorzitter deelt mede dat Burgemeester en
Wethouders de door den heer Besuijen voorgestelde
redactiewijziging overnemen.
De heer Baart de la Faille stemt den heer Besuijen
toe dat de redactie van den heer Schoondermark
vaag is. De redactie, zooals die door den heer Besuijen
wordt voorgesteld, komt spreker ook niet in alle deelen
voldoende voor.
In de eerste plaats waarom staat ereen of meer.
Als er een bijzondere maatregel genomen moet
worden, laat die dan zijn in het belang van allen.
Spreker heeft hygiënische maatregelen op het oog
en die worden door het voorstel van den heer Besuijen
niet bedoeld. Spreker stelt voor te lezen
„Acht de schoolarts bijzondere maatregelen in het
belang der kinderen of het onderwijzend personeel,
of de schoolhygiëno betreffende noodig enz."
Dit voorstel wordt ondersteund en maakt tegelijk
met het artikel een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Beekhuis meent er op te moeten atten-
deeren dat het voorstel van den heer Baart de la
Faille geheel iets anders is dan dat van den heer
Besuijen. Het eerstgenoemde voorstel toch is een
algemeene maatregel in het belang van allen en,
waar het hier een bijzondere maatregel geldt, is het
niet op zijn plaats. De bedoeling van den heer
Besuijen is deze, dat de schoolarts, als hij bepaalde
maatregelen in het belang der hygiëne noodig acht,
daartoe de noodige voorstellen kan doen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 October 1910. 241
Het komt den heer Tijsma voor dat over het voor
stel van den heer Baart de la Faille moeielijk ge
sproken of gestemd kan worden. Bij artikel 2 is
toch deze kwestie reeds principieel beslist.
Op pagina 234 bijlage 14 staat dan ook deze zin
snede
„De taak van den schoolarts is in hoofdzaak in
„dit artikel (artikel 2) omschreven en opmerking ver
dient, dat zij hier is beperkt tot zijne werkzaamheid
„als medicus".
Waar dit nu in artikel 2 is vastgelegd, gaat het
niet aan in artikel 10 eene bepaling binnen te loodsen,
waardoor de schoolarts ruimer bevoegdheid krijgt
dan hem bij artikel 2 is toegekend.
De heer Schoondermark is het met den heer Tijsma
eens. In principe is bij artikel 2 verworpen de be
voegdheid van den schoolarts als hygiënist.
De bedoeling van Burgemeester en Wethouders is
echter deze dat elke medicus qua medicus hygiënist is.
Wanneer dus de schoolarts van oordeel is dat dit
of dat in de school niet goed is ingericht, zal hij zulks
aan het hoofd kunnen mededeelen. Verder willen
Burgemeester en Wethouders niet gaan.
De heer Baart de la Faille wijst er op dat zijn
voorstel niet hetzelfde is als het amendement van
den heer Zandstra op artikel 2. Dat was een zeer
uitgebreide en algemeene maatregel, waardoor de
schoolarts het toezicht zou krijgen op alles wat met
de schoolhygiëne in verband staat en dit ging spreker
veel te ver. Hij zou dan ook niet graag met den
heer Zandstra meegaan om den schoolarts zoo'n uit
gebreide taak op te leggen. Sprekers bedoeling is
dat de schoolarts bij het bezoeken der scholen enkele
opmerkingen zal kunnen maken, waardoor misstanden
kunnen worden opgeheven, die nadeel aan de kinderen
en onderwijzers toebrengen.
Spreker stemt den heer Tijsma toe dat in de artikelen
1 en 2 de taak van den schoolarts is geformuleerd,
maar dit neemt niet weg dat de mogelijkheid kan
worden geopend, dat hij enkele opmerkingen over
de school ten beste kan geven, die in het belang
der leerlingen en het personeel zijn.
De heer Besuijen zou geen bezwaar hebben tegen
het amendement van den heer Baart de la Faille als
er stond: één of meer. Wanneer dit er niet wordt
ingezet is het eene verslechtering van sprekers voorstel.
Spreker acht de toevoeging„in het belang der
schoolhygiëne" overbodig, daar dit al in sprekers
voorstel staat, waar sprake is van de gezondheid der
kinderen. Schoolhygiëne is immers het gezondheids
belang van kinderen en onderwijzers.
De heer van Messel vraagtof onder „schoolhy
giëne" ook het schoolgebouw moet worden verstaan
De heer Schoondermark antwoordt dat de redactie
van Burgemeester en Wethouders, zooals die door
den heer Besuijen is gewijzigd, hem het meest ver
kieselijk voorkomt. De bedoeling toch is deze. De
schoolarts is hygiënist, zooals dat elk huisarts is, die
soms ook wel ongevraagd raadgevingen ten beste geeft.
De heer Baart de la Faille trekt zijn amendement in.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Baart de la
Faille diens amendement heeft ingetrokken. Het
maakt derhalve geen onderwerp vaD beraadslaging
meer uit.
De beraadslaging wordt gesloten.
Artikel 10 wordt met algemeene stemmen vastge
steld.
Aan de orde is artikel 11.
De heer Burger wil in de laatste alinea, waar staat
„de redenen van de tijdelijke verwijdering worden
„door den schoolarts schriftelijk ter kennis van de
„ouders, voogden of verzorgers gebracht" lezenin
plaats van „schoolarts" „hoofd der school".
Spreker vindt het eigenaardiger dat het schoolhoofd
die redenen den ouders mededeeltdeze doet dat ook
in de gevallen, bedoeld in de verordening op de be
smettelijke ziekten.
De heer Menalda meent dat dit niet juist is. Het
kunnen toch min of meer delicate mededeelingen zijn
en hij acht het beter, dat die door den schoolarts
aan de ouders worden gedaan.
De heer Schoondermark wijst er op dat er eene
verordening bestaat, waarbij het hoofd der school
gemachtigd is de kinderen te verwijderen, onder mede-
deeling der redenen aan de ouders.
De heer Besuijen is van oordeel dat het voorstel
van den heer Burger geen aanbeveling verdient. Het
kan aanleiding geven tot geschillen tusschen het
hoofd der school en den schoolarts en een reden wor
den tot verwijdering tusschen deze beide school-
autoriteiten.
De heer Beucker Andreae heeft intusschen de ver
gadering verlaten.
De artikelen 1112 worden met algemeenen stem
men vastgesteld.
Aan de orde is artikel 13.
De heer Burger wijst er op dat in den laatsten regel
het woord „hun" moet worden vervangen door „dat
personeel". Dan is de redactie beter.
De Voorzitter deelt mede, dat deze redactiewijziging
door Burgemeester en Wethouders wordt overgenomen.
Den heer Menalda is nog iets onduidelijk' Hij
vraagt in welk opzicht de schoolarts als raadgever
optreedt.
De heer Schoondermark antwoordt dat hij als raad
gever optreedt over zaken in de school voorkomende,
net als elk huisarts dat in huis doet.
Artikel 13 wordt met algemeene stemmen aange
nomen.
Aan de orde is artikel 14.
De heer Zandstra stelt voor, achter „voorkomt" in
te lasschen: „onder overlegging van advies omtrent
de hygiënische inrichting der school". Spreker doet
dit voorstel omdat hij, hoewel zijn voorstel bij artikel
1 is verworpen, van oordeel is dat de schoolarts ook
toezicht moet hebben op de hygiënische inrichting
der school.