46 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Maart 1913.
de heer Burger aan die bewering komt. De Baad
heeft zich het meest met de loonsverhooging der
arbeiders bezig gehouden. Dit is nu al, zoolang spreker
hier is, de 4e of 5e keer, terwijl men met de ambtenaren
haast niet bezig is geweest.
Den heer OosterhofF (wethouder) heeft het getroffen
dat de heeren, die voor loonsverhooging hebben ge
pleit, zoo weinig blijk hebben gegeven daarbij van
bepaalde beginselen uit te gaan en alleen hebben
gewezen op den verhoogden levensstandaard. Alleen
de heer Hiemstra neemt een bepaald standpunt in
hij zegt dat de gemeente vooraan moet staan en
loonen moet geven naar de behoefte. Dit laatste is
echter theorie en de heer Hiemstra durft de conse
quentie van die bewering dan ook niet aan, daar hij
10.20 ook niet voldoende acht. Spreker maakt deze
opmerking omdat Burgemeester en "Wethouders bij
hun voorstel juist wel van een bepaald beginsel zijn
uitgegaan en daartegen niets is aangevoerd. Alle
omstandigheden in aanmerking nemende kan de ge
meente trouwens gerust de beste werkgeefster worden
genoemd. De voorzitter heeft daarvan reeds een
voorbeeld gegeven, spreker kan daar nog een aan
toevoegen. Het is toch nog niet lang geleden dat
bij de reiniging een werkman in dienst is gekomen,
die een betrekking vaarwel zei, hoewel hij meer loon
verdiende, alleen om de voordeelen, verbonden aan
het zijn in gemeentedienst. Er wordt nu voortdurend
gesproken over een minimumloon, overeenkomende
met de behoeften van een gemiddeld arbeidersgezin.
Het komt spreker voor dat ook dit theorie is. Daar
gelaten, dat het moeilijk is te bepalen wat de mini-
munbehoeften van een gemiddeld arbeidersgezin zijn
is het een feit, dat de werklieden, als zij worden aan
gesteld, in den regel niet ouder zijn dan 26 jaar.
Dan hebben zij nog geen middelmatig gezin. Komen
zij op een leeftijd dat zij zulk een gezin krijgen, dan
hebben zij een loon van 10.20, 10.50, 10.80, wat
door de heeren voorloopig als voldoende wordt be
schouwd.
Bij de reiniging zal binnenkort al niemand meer
zijn met ƒ9.90 loon; de laagst gesalarieerde verdient
dan 10.20. Ook bij de gasfabriek is dit het geval.
De heer Boosman heeft de wenschelijkheid betoogd
om de vergoeding voor het gemis van de fooien
over alle werklieden der reiniging te slaan, omdat er
werklieden zijn die emolumenten hebben verloren.
Spreker wil den heer Boosman doen opmerken, dat
voor het verlies dier emolumenten indertijd schadeloos
stelling is toegekend. Met de fooien daarentegen is
bij de vaststelling der loonen nooit rekening gehouden.
De heer Boosman heeft van den Voorzitter gehoord,
dat de loonen der arbeiders, in den korten tijd dat
hij voorzitter is, reeds 4 of 5 maal ter tafel zijn ge
weest. Dit had men kunnen voorkomen door de
loonen den eersten keer voldoende te verhoogen. Verder
heeft de Voorzitter gezegd, dat Burgemeester en
Wethouders deze zaak niet als spoedeiscliend hebben
beschouwd. Juist daarom heeft spreker met den heer
Lautenbach voorgesteld de verhoogingen te doen
ingaan op 1 Januari. Sedert 1 Juli 1912 hebben de
arbeiders al uitgezien naar een loonregeling, meer
overeenkomstig de behoeften van een arbeidersgezin
en daarvoor mogen zij wel schadeloos worden gesteld.
De heer Oosterhoff heeft nog over de fooien ge
sproken. Spreker zal daarover niets meer zeggen,
maar de regeling dezer aangelegenheid overlaten aan
Burgemeester en Wethouders. Hij ziet liever geen
vergoeding, doch de loonen op zoodanig peil dat ver
goeding niet noodig is.
De heer Lautenbach is een der peeten van het
voorstel-Boosman. De voorzitter nu heeft gezegd dat
er geen enkele reden is opgegeven waarom de ver
hooging op 1 Januari zou moeten ingaan. Spreker
meende dat die redenen bekend genoeg zijn en dat
het tijdsverzuim zoude zijn, die nog eens te memoreeren.
Het is al lang geleden dat de motie-Fransen door
den Raad is aangenomen. Het duurde lang voor er
een voorstel kwam van Burgemeester en Wethouders.
Elke vergadering werd het verwacht en er kwam dan
dezen winter ook geen verzoek om toeslag in, omdat
men hoopte dat het voorstel spoedig zou komen.
Hetzelfde argument dat indertijd Burgemeester en
Wethouders bewoog toeslag voor te stellen, zou ook
hier weer kunnen gelden. Daarom is voorgesteld de
regeling te doen ingaan op 1 Januari 19i3.
De heer Hiemstra heeft den Voorzitter hooren zeggen
dat Burgemeester en Wethouders bij de afschaffing
der fooien den steun moesten hebben van de sociaal
democraten. Spreker heeft ook gezegd dat hij voor
afschaffing is, omdat een fooienstelsel demoraliseerend
werkt. Verder heeft de Voorzitter gezegd dat de
gemeente goede loonen betaalt. Spreker wil de zaak
omkeeren en zegt dat het duidelijk gebleken is dat
particulieren hier abnormaal slechte loonen betalen.
Ook heeft spreker gehoord dat de 10.50 voor
de ongeschoolde zuivelarbeiders toekomstmuziek is.
Spreker geeft toe dat door den Bond van Zuivel
fabrieken het voorstel nog moet worden gedaan, maar,
waar dit loon al op enkele plaatsen gegeven wordt,
in Boordahuizum zelfs 11.50, zal het spoedig alge
meen zijn.
De Voorzitter heeft er verder op gewezen, dat het
moeilijk is vergelijkingen te maken met de loonen in
andere gemeenten, omdat men den levensstandaard
niet kent. In het voorstel van Burgemeester en
Wethouders over de salarisregeling der leeraressen
aan de Middelbare School voor meisjes verwijzen zij
zelf naar andere steden. Het ware verstandig geweest
zulks ook hier te doen en dat Burgemeester en
Wethouders rekening hadden gehouden met de loonen
die elders worden uitbetaald. De heer Oosterhoff
heeft gezegd dat niemand van de oppositie blijk had
gegeven van een bepaald beginsel dan spreker, die
er evenwel de consequentie niet van aandurfde. Dat
laatste is echter niet het geval. Wanneer spreker
zich tevreden stelt met een loon van 10.20, dan is
dit niet omdat hij dit loon voldoende acht, maar
omdat hij weet dat een voorstel om meer te geven,
toch geen kans van slagen heeft. Spreker heeft dan
ook rekening gehouden met de gezindheid van den
Raad.
Spreker meent dat er van een algemeene opschuiving
geen sprake is. In de 4e klasse zijn geplaatst 8
arbeiders, in de 5e geen enkele, in de 6e 5 en in de
7e, 8e en 9e respectievelijk 3, 0 en 1. Het gevaar
voor een algemeene opschuiving is dus niet groot.
Spreker heeft een kleine berekening gemaakt wat het
voorstel-Fransen zal kosten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
kost f 3932.
Dat van den heer Fransen zal kosten
Verhooging van de le klasse f 3800.
2e 1560.—
losse arbeiders 2130.
Totaal 7490.
Met het voorstel van Burgemeester en Wethouders
is er dus een verschil van 3500.Spreker
gelooft niet dat deze berekening ver mis is.
De heer Tijsma is geschrokken van het hooge be
drag dat het laten vervallen van een klasse zal kosten.
Wanneer er nu twee vervallen, zal dit natuurlijk veel
grooter zijn. Spreker vraagt of er nu geen middel
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Maart 1913. 47
is te vinden een minimumloon van 10.20 te krijgen,
zonder dat het offer door de gemeente te brengen
zoo groot wordt. Spreker zou wel willen voorstellen
de Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit,
spoedig met voorstellen te komen, dat het minimum
loon bepaald worde op 10.20.
Dit voorstel wordt ondersteund en maakt tegelijk
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders
een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter zal eerst het voorstel-Fransen in
stemming brengen.
De heer Bertling wil nog een enkel woord zeggen
over de plantsoenarbeiders. Hij zou het jammer vinden,
dat zij schade zouden lijden door de stelling, dat zij
bij de gemeente in gunstiger positie verkeeren dan
bij particulieren.
Spreker meent, dat deze vergelijking niet opgaat
en zou Burgemeester en Wethouders in overweging
willen geven ze bij de rangschikking te vergelijken
met andere werklieden met vakkennis.
De heer Tijsma vraagt of niet kan worden afgeweken
van de gewoonte om eerst te stemmen over het verst
strekkende voorstel.
Wanneer toch zijn voorstel wordt verworpen, dan
stemt hij vóór het voorstel-Fransen.
De Voorzitter mag niet afwijken van de bepaling
van het Reglement van Orde. Over het verst strek
kende voorstel moet het eerst worden gestemd.
De heer Oosterhoff (wethouder) wil nog een enkel
woord zeggen naar aanleiding van de berekening van
den heer Hiemstra. Deze berekent dat het voorstel
van Burgemeester en Wethouders 3900.kost.
In die 3900.is echter ook begrepen het afloopend
bedrag van 2300.voor schadeloosstelling voor
het gemis van fooien.
Dan blijft er dus 1600.over.
De berekening ten opzichte van het voorstel-
Fransen is ook niet juist, want er moet een groote
opschuiving plaats hebben, zoodat bijna allen met
1.20 vooruit zullen gaan.
Dit kost de gemeente wel 10000.a ƒ12000.
De Voorzitter is altijd erg bang voor dergelijke
oppervlakkige berekeningen. Hij kan niet nagaan of
de berekening van den heer Hiemstra juist is, maar
spreker weet wel dat opheffing der eerste loonklasse
alleen bij de Reiniging al 2000.zal kosten.
Overigens geldt zijn verzet niet de geldelijke gevolgen,
maar het beginsel waarom het hier gaat.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel-Fransen wordt aangenomen met 17
tegen 8 stemmen.
Vóór stemmen de heerenFransen, Berghuis,
Wilhelmij, Zandstra, Hartelust, Boosman, Gr. W.
Koopmans, Tijsma, Lautenbach, Tulp, Tiemersma,
van Messel, Hiemstra, Feitz, Burger, Vonck en
Bertling.
Tegen de heerenBeucker Andreae, J. Koopmans,
Oosterhoff, Haverschmidt, Beekhuis, Menalda, Schoon-
dermark en Komter.
Hierdoor is het voorstel-Tijsma vervallen.
Het amendement-Boosman-Lautenbach wordt ver
worpen met 17 tegen 8 stemmen.
Vóór stemmen de heerenBerghuis, Zandstra,
Boosman, G. W. Koopmans, Lautenbach, Tiemersma,
Hiemstra en Beekhuis.
Tegen de heeren Beucker Andreae, Fransen, Wil
helmij, Hartelust, J. Koopmans, Oosterhoff, Tijsma,
Tulp, van Messel, Haverschmidt, Feitz, Menalda,
Burger, Schoondermark, Komter, Vonck en Bertling.
Artikel II van het ontwerp van Burgemeester
en Wethouders wordt door hen teruggenomen en de
artt. Ill en IV met algemeene stemmen vastgesteld.
De Voorzitter deelt mede dat het crediet ad 4200.—,
bedoeld bij onderdeel B van het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders, in afwachting van de wegens
de aanneming van het amendement-Fransen nader in
te dienen voorstellen, voorloopig kan vervallen.
Onderdeel C is door de aanneming van het amen
dement-Fransen vervallen.
Niets meer te behandelen zijnde sluit de Voorzitter
de vergadering.