40 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Maart 1918.
De heer Hiemstra meent ook dat een dergelijke
trein meer voordeel voor de buitengemeenten zal
opleveren dan voor Leeuwarden.
Het inleggen van den middagtrein heeft toch de
bedoeling om aansluiting op den sneltrein naar het
zuiden mogelijk te maken. Dat is voor Leeuwarden
niet noodig want daar kan men den sneltrein nemen.
Alleen voor hen is het van belang die uit de buiten
gemeenten komen en in Leeuwarden den sneltrein
niet kunnen pakken. Het belang voor onze gemeente
is dan ook gering en spreker noemt het een abnormaal
verschijnsel dat onze gemeente dan het leeuwen
aandeel zal betalen. Wanneer de buitengemeenten hun
belang niet voelen een der gemeenten heeft het
verzoek reeds afgewezen behoeft Leeuwarden toch
geen kosten te maken ten gemakke dier buiten
gemeenten. Spreker zal daarom tegenstemmen.
De heer Beekhuis beaamt de laatste opmerking van
den heer Hiemstra niet. Hij spreekt ervan dat de
tusschengremeenfew voordeel van den trein hebben, hij
had echter moeten zeggen de inwoners dier gemeenten
hebben er voordeel van. Dat is niet hetzelfde. De
inwoners hebben er belang bij om in Leeuwarden te
komen, en daardoor heeft onze gemeente er voordeel
van. Men moet elk middel om het verkeer uit te
breiden aangrijpen. Dat zal voor Leeuwarden beslist
voordeelig zijn. Spreker zal vóór stemmen.
De heer Hiemstra herhaalt dat de algemeene strek
king is in Meppel de aansluiting te bevorderen op
den sneltrein naar het Zuiden, Utrecht, Den Haag,
Rotterdam. Wanneer men echter 's avonds om 7 uur
uit Leeuwarden vertrekt, komt men nog in die plaatsen.
Alleen de buitengemeenten hebben er dus belang bij.
De heer Beekhuis heeft gezegd dat spreker had
moeten zeggende inwoners der buitengemeenten.
Spreker begrijpt dat niet. De inwoners toch vormen
de gemeente. Wat nu verder het belang voor Leen-
warden betreft, ook zonder dezen trein komen de
menschen, die hier hunne boodschappen willen doen,
wel in Leeuwarden. Waar nu het belang van de
inwoners der buitengemeenten het meest bij deze
zaak is betrokken, gaat het niet op onze gemeente
het leeuwenaandeel te laten betalen. Spreker zal
tegenstemmen.
De heer Hartelust is het wel eens met den heer
Hiemstra dat de laatste trein gelegenheid geeft den
sneltrein in Zwolle te bereiken. Maar dat zou spreker
eer een nadeel dan een voordeel willen noemen. Ook
voor den trein van aankomst heeft hij niet veel res
pect. Het is spreker van nabij bekend, dat het in
de bedoeling ligt der Maatschappij tot exploitatie
van staatsspoorwegen om in ieder geval het buurt
verkeer tusschen Meppel en Leeuwarden te verbeteren.
Dit is spreker gebleken op eene vergadering in
den Haag, waar hij tegenwoordig was. Spreker is
er dan ook voorloopig niet voor den voorgestelden
maatregel te steunen, te meer daar het bij de staats
spoor geen gebruik is een dergelijke conditie te stellen.
Toen de sneltrein naar Groningen is aangevraagd
heeft de maatschappij gezegd wij zullen een proef
nemen en deze als geslaagd beschouwen als er 35
reizigers per trein worden vervoerd. Het is gebleken
dat dit het geval is en de toestand is dus bestendigd.
Spreker wil daarom ook hier de maatschappij haar
gang laten gaan en afwachten of ze de proef in haar
eigen belang niet zal nemen.
De heer Schoondermark (wethouder) wijst er op
dat er een garantiefonds wordt gevraagd, omdat men
bang is bij de maatschappij dat men op de lijn
LeeuwardenGroningen ook om een dergelijken trein
zal vragen. De redeneering van den heer Hartelust
echter verwondert spreker ten zeerste, daar de Kamer
van Koophandel spreker heeft dit in Wolvega
gehoord adhaesie heeft betuigd aan het plan.
De heer Hartelust antwoordt dat de heer Schoonder
mark zich vergist. De Kamer van Koophandel heeft
deze zaak wel behandeld en er is besloten de ver
gadering bij te wonen. Door omstandigheden kon
geen der leden evenwel tegenwoordig zijn. In den
boezem der Kamer was men wel voor het inleggen
van den trein, maar een garantiefonds achtte men
niet noodig.
De Voorzitter wil uitdrukkelijk vastleggen dat de
1000.als het voorstel wordt aangenomen, alleen
zullen worden gegeven, als de overige f 2500.bij
elkaar komen. Spreker vraagt den heer Hartelust of
er bij den a.s. zomerdienst al meer treinen zullen
loopen. Dat zal wel niet het geval zijn, want de
ontwerp-zomerdienstregeling is er al eenigen tijd en
de termijn voor het maken van opmerkingen is bijna
al verstreken.
De heer Hartelust antwoordt dat die meerdere
treinen er binnen een kort tijdsverloop zullen komen.
De heer Schoondermark (wethouder) doet opmerken
dat die meerdere treinen zullen neerkomen op verbete
ring van het buurtverkeer door goedkoopere kaarten.
De heer Hartelust ontkent dit en blijft erbij dat
er meer treinen zullen komen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt verworpen met 19 tegen 6 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Boosman, G. W. Koop-
mans, Oosterhoff, Beekhuis, Schoondermark en Komter.
Tegen de heerenBeucker Andreae, Fransen,
Berghuis, Wilhelmij, Zandstra, Hartelust, J. Koopmans,
Tijsma, Lautenbach, Tulp, Tiemersma, van Messel,
Hiemstra, Haverschmidt, Feitz, Menalda, Burger,
Yonck en Bertling.
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
wijziging van het werkliedenreglement in verhand met
de den 4 Juli 1912 door den Gemeenteraad aangenomen
motie-Fransen, betreffende een nieuwe loonregeling voor
de gemeente-werklieden (Bijlage no. 9).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Fransen wil beginnen met een woord van
dank te spreken tot Burgemeester en Wethouders,
voor de uitvoerige wijze waarop zij gevolg hebben
gegeven aan de uitnoodiging, in de motie belichaamd.
Het is volkomen juist wat Burgemeester en Wet
houders zeggen, dat n.l. in de motie niet wordt
uitgesproken dat de loonen te laag zijn, maar dat
alleen een onderzoek werd verlangd en dat de Raad,
als het bleek dat de loonen te laag waren, voorstellen
tot verhooging verwachtte. Burgemeester en Wet
houders zijn nu met een voorstel tot loonsverhooging
gekomen, maar spreker had verwacht dat zij de zaak
wat royaler hadden aangepakt en het minimum
hadden voorgesteld op 10.20. Hij had dit te eerder
verwacht, omdat bijna drie jaar geleden de wethouder
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Maart 1913. 41
Oosterhoff reeds een poging heeft gedaam om de le
loonklasse geschrapt te krijgen een poging, die door
bijna de helft van de leden werd gesteund. Thans,
nu de uitgaven voor een gezin nog belangrijk hooger
zijn geworden, had spreker gehoopt dat men nog
iets verder was gegaan en het minimum loon op
10.20 per week had gesteld.
Spreker stelt zich voor niet te veel over deze kwestie
te redeneeren, daar er reeds dikwijls en lang over
deze loonregeling is gesproken. Hij stelt dan ook
voor
van artikel 31 van het Werkliedenreglement te
schrappen de eerste en de tweede loonklasse, zoodat
het aanvangsalaris der nieuwe le loonklasse (3e oud)
wordt 10.20.
Er vallen dan wel twee klassen af, maar er
blijven toch nog voldoende klassen over om de werk
lieden daarin onder te brengen. Thans nog zijn er
twee of drie klassen waar geen enkele arbeider is
ingedeeld en waarin misschien na verloop van tijd
eens een enkele zal worden geplaatst.
In acht loonklassen zijn de gemeente-werklieden
heel wel onder te brengen. Ook zullen de loonen
der nieuwe le klasse, thans 3e, meer overeenkomstig
het uurloon zijn en zal worden tegemoetgekomen aan
de wenschen van hen, die feitelijk in een te lage
loonklasse staan. Spreker heeft hier in het bijzonder
het oog op de plantsoenarbeiders, die, indien spreker
zich niet vergist, in de 2e loonklasse zijn geplaatst.
Bij de behandeling der begrooting voor 1913 heeft
spreker reeds gevraagd of er bij de bepaling van hun
loon ook rekening zal worden gehouden met het
levensgevaarlijk werk dat zij soms hebben te ver
richten. Een aannemer van het gemeentewerk toch
moet bij levensgevaarlijk werk, volgens het oordeel
van den Directeur der gemeentewerken, 20 tot 100
uitkeeren boven het minimumloon. Burgemeester
en Wethouders hebben gezegd dat daarmede rekening
is gehouden bij het plaatsen dezer werklieden in de
2e klasse. Maar, doet spreker opmerken, als dit
rekening houden beteekent, dan zullen de werklieden,
die geen levensgevaarlijk werk verrichten, nog niet
eens in de le klasse komen. Het komt spreker voor
dat de Raad sprekers voorstel wel kan steunen. Nog
liever zag hij dat Burgemeester en Wethouders het
overnamen. Dan is de Raad van de zaak af en wordt
een langdurige discussie en een stemming voorkomen,
die voor Burgemeester en Wethouders onaangenaam
zal kunnen zijn.
De heer Tijsma heeft weinig aan te merken. Hij
is echter in bijlage 9 en in de ingekomen stukken,
over een paar dingen gevallen, die niet geheel juist zijn.
In bijlage 9 staat
„Hierbij dient dan ook in het oog gehouden, dat
„hetgeen de gemeente betaalt met 10 °/o mag worden
„verhoogd in verband met het recht op 7 verlofdagen
„(2 op ziekengeld (21/2 en op pensioen (bl/2
Het is juist dat dit wel op 10 °/o kan "worden ge
rekend, maar men kan moeilijk zeggen bij de bepaling
van het loon er komt voor dat alles 10 bij. De
menschen hebben er niets aan. Dit is nu precies
eender als men tot iemand, die het maar schraaltjes
heeft, zegt„Jij hebt het wel goed, want jij hebt
nog een rijke erftante achter den rug".
Verder wenscht spreker te wijzen op het adres van
den Federatieven Bond van gemeentewerklieden.
In dit stuk spreker kan zich voorstellen dat de
menschen niet bevredigd waren door het voorstel
van Burgemeester en Wethouders komen zij, door
de wijze waarop dit ter kennis van dit college is
gebracht, schromelijk te kort in eerbied. Spreker
heeft één zinsnede overgeschreven, die behelst dat
Burgemeester en Wethouders niet loyaal zijn te
voorschijn gekomen.
Hij meent dat critiek op Burgemeester en Wet
houders mag worden uitgeoefend door de leden van
den Raad. Wanneer deze zich dergelijke uitdruk
kingen veroorlooven, kan men dat eenigszins billijken.
Zij, die in dienst der gemeente zijn, vergrijpen zich
echter aan het gezag.
Spreker kan meegaan met het voorstel van den
heer Fransen. Hij heeft lang en breed over deze
kwestie nagedacht en vindt een minimum loon van
10.20 niet te hoog. Mocht het evenwel worden
verworpen, dan kondigt spreker reeds nu een voorstel
aan tot aanvulling van artikel 29 in dier voege, dat dit
minimum loon zal gelden voor de gehuwde arbeiders.
Een ongehuwde arbeider, die f 9.90 verdient, heeft
het goed. De loonsverhooging wordt gevraagd met
het oog op de stijgende prijzen der levensmiddelen.
Dat argument klemt meer voor de gehuwden, dan
voor de ongehuwden. Spreker voelt wel iets voor
het blijven bestaan der laagste loonklassen, daar er
arbeiders zijn die niet zoo bekwaam zijn om dadelijk
voor een hoog loon in aanmerking te komen.
De heer Boosman kan zeer kort zijn en wil beginnen
met zich aan te sluiten bij hetgeen de heer Fransen
over de loonregeling in het algemeen en over de
plantsoenarbeiders in het bijzonder heeft gezegd.
Wat betreft de 10 voor verlof, ziekengeld en
pensioen, door Burgemeester en Wethouders als eene
verhooging aangemerkt, wil spreker opmerken, dat er
hoe langer hoe meer particuliere patroons komen, die
verlof, ziekengeld, ja zelfs pensioen geven. Dat is
dus niets nieuws tegenwoordig. Spreker is van oordeel
dat de gemeente het voorbeeld dient te geven zoowel
wat de arbeidsvoorwaarden, als wat de salarisregeling
betreft. De gemeente moet daarom voorgaan en hij
meent dan ook dat niet zoo sterk de aandacht op
die punten had behoeven te worden gevestigd.
De tweede zaak waarover spreker iets in het midden
wil brengen is de fooienkwestie. Dat de fooien
worden afgeschaft, daarmede kan spreker zich heel
goed vereenigen. Het lijkt hem echter moeilijk het
aannemen ervan strafbaar te stellen. Het is toch
moeilijk in dezen eene overtreding te constateeren.
Er zullen dan ook in de toekomst altijd nog wel
menschen worden gevonden, die, als ze goed worden
bediend, een fooi geven. Het lijkt spreker moeilijk
en hard voor den betrokken werkman om die dan te
moeten weigeren. Hij kan zich dan ook wel ver
eenigen met het strafbaar stellen van het vragen,
niet echter wat betreft het aannemen van vrijwillig
gegeven fooien.
Als schadeloosstelling voor het gemis van fooien
wordt in het voorstel een bedrag van 2300.uit
getrokken. Spreker zou nu dit bedrag over alle
werklieden van de reiniging vooral ook over hen
die vroeger emolumenten hadden van den verkoop
van lompen enz., welke emolumenten hun zijn ont
nomen willen verdeelen, want als zij er alleen van
profiteeren, die de fooien tot nu toe ontvingen, zal
er afgunst ontstaan. Dat kan voorkomen worden.
Eindelijk wil spreker nog een enkel woord spreken
over den datum van ingang der wijziging. Er wordt
voorgesteld deze te doen ingaan op 1 Mei e.k.
Verschillende vroeger aangebrachte wijzigingen in
salarisregelingen zijn ingegaan op 1 Januari. Spreker
vraagt of het niet mogelijk is om, waar de werklieden
al zoo lang op verhooging hebben gewacht, deze
wijziging te doen ingaan op 1 Januari 1913.
De heer Hiemstra wijst er op, dat door den heer
Boosman is gememoreerd dat de werklieden lang
gewacht hebben op verhooging van salaris. Dat is
zoo en nu doet het spreker genoegen dat Burgemeester
en Wethouders eindelijk zijn gekomen met een regeling,
waarover gesproken kan worden.