82 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 April 1913. meentelijk electriciteitbedrijf te Leeuwarden, opge nomen in gemeenteblad no. 6 van 1913, in het raads besluit van 24 September 1912 de daar bedoelde borgstelling van den kassier van het gemeentelijk electriciteitbedrijf P. van der Meer te verhoogen tot 1500.-. Zal in een volgende vergadering worden behandeld; 6. Alsvoren om aan het Comité „Plan 1913" alhier ten behoeve van een in het Harmonie-gebouw te houden tentoonstelling, met intrekking van het raads besluit van 8 April 1.1., van 1 Augustus tot 1 Septem ber e.k. in gebruik af te staan het gemeentelijk terrein onmiddellijk ten westen van den tuin van dat gebouw tot de gracht langs de Westerkade 7. Alsvoren tot vaststelling van een rooilijn voor de bebouwing langs den Sneeker trekweg 8. Alsvoren tot wijziging van de gemeente-be grooting en de begrooting voor de gemeentelijke gasfabriek, beide dienst 1913, indien tot de wijziging van het Werkliedenreglement wordt besloten. De stukken 68 hebben ter visie gelegen om nog heden te worden behandeld. IV. Wordt overgegaan tot behandeling der voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1. Rapport der Commissie, belast geweest met het onder zoek van af- en overschrijvingen op de begrooting van het Stads-Ziekenhuis, dienst 1912. De conclusie van het rapport, strekkende tot goed keuring der gevraagde af- en overschrijving, wordt met algemeene stemmen aangenomen. 2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot her ziening van den pensioensgrondslag van de directrice en een drietal leeraressen aan de Middelbare School voor meisjes, wegens verhooging van hare jaarwedden. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan het Comité „Plan 1913" alhier, ten behoeve van een in het Harmoniegebouw te houden tentoonstelling, met in trekking van het raadsbesluit van 8 April l.l., van 1 Augustus tot 1 September e.k., in gebruik af te staan het gemeentelijk terrein, onmiddellijk ten Westen van den tuin van dat gebouw tot de gracht langs de Westerkade. Dit voorstel luidt als volgt: Door het Comité-Plan 1913 is ons medegedeeld, dat het terrein tusschen het Harmoniegebouw en het Paleis van Justitie, afgestaan bij raadsbesluit van 8 April 1913 no. 126R/60, voor de te houden tentoon stelling van Friesche Nijverheid en kunstnijverheid in Augustus a.s. nader is gebleken voor dat doel minder geschikt te zijn. Daarom zou het Comité zich, in plaats van dit terrein, gaarne ten gebruike in dezelfde maand zien afgestaan het terrein gelegen onmiddellijk ten westen en over de geheele diepte van den tuin van het Harmoniegebouw tot aan de gracht langs de Westerkade. Het gevolg daarvan zal zijn, dat die strook grond tijdelijk van de openbare straat moet worden afgescheiden en dus gedurende die maand en den tijd benoodigd voor het aldaar plaatsen en afbreken van tenten enz. niet voor het verkeer kan worden gebruikt. Dit levert naar onze meening geen bezwaar op, omdat het verkeer aldaar niet bijzonder groot is, zoo dat wij, in overeenstemming met het gevoelen van de Commissie voor de Openbare Werken hierover door ons gehoord meenen U de inwilliging van het verzoek in overweging te mogen geven. Wij hebben de eer U alzoo voor te stellen te be sluiten met intrekking van het raadsbesluit van 8 April 1913 no. 126r/60, aan het Comité-Plan 1913 alhier kosteloos in gebruik af te staan het terrein gelegen onmiddellijk ten westen en over de geheele diepte van den tuin, behoorende bij het Harmoniegebouw aan het Ruiterskwartier, tot de gracht langs de Wester kade, gedurende het tijdvak van 1 Augustus 1913 tot 1 September d.a.v. en de dagen vóór en na dat tijd vak benoodigd voor het aldaar plaatsen en afbreken van tenten enz., ten behoeve van de door dat Comité, ter herdenking van Nederlands onafhankelijkheid te houden tentoonstelling van Friesche Nijverheid en Kunstnijverheid, met de bevoegdheid dat terrein ge durende dien tijd van de openbare straat af te scheiden, onder voorwaarden, welke Burgemeester en Wethou ders geraden zullen oordeelen. De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter deelt mede dat er, door aanneming van het voorstel, zooals de Raad ziet, een deel van de openbare straat wordt afgesloten. Het bezwaar hiertegen is niet zoo groot, want de omweg, dien be langhebbenden moeten maken, is klein. Bovendien duurt de stremming hier slechts één maand on heeft de Commissaris van Politie, die ter zake is gehoord, geen bezwaren. De heer Boosman vraagt of er wel rekening is ge houden met de belangen der schippers, die ter plaatso hunne vaste ligplaatsen hebben. Die menschon kunnen, wanneer de weg wordt afgesloten, niet bij hun schip komen, tenzij hunne ligplaatsen verplaatst worden. Spreker vraagt of er in het geheel geen ruimte voor passage overblijft. De heer Schoondermark (wethouder) wijst er op dat duidelijk in het prae-advies staat dat de openbare weg wordt afgesloten. In 1896 had men een dergelijk geval, maar toen had de Commissaris van Politie wel bezwaar dat de passage daar werd gestremd, omdat toen ook de ruimte tot het Paleis van Justitie vol gebouwd was en de omweg daardoor voor de belang hebbenden te groot werd. Noch de Commissaris van Politie, noch de Commissie voor de Openbare Werken heeft thans eenig bezwaar. Wat nu de schipperij betreft, wil spreker opmerken dat aan die kade geen vaste ligplaatsen zijn uitgegeven. Het eenige gevolg voor de schipperij zal dan ook zijn dat de schepen er één maand niet kunnen liggen. Dat is geen bezwaar, want daarvoor is elders ruimte genoeg. Burgemeester en Wethouders hebben daarom hun voorstel gedaan, omdat het oorspronkelijk plan veel te kostbaar bleek. Het comité-plan 1913 zou toch het plantsoen moeten veranderen en weer in denzelfden toestand moeten opleveren als waarin het werd af gestaan. Bovendion behoort een gedeelte van het terrein, dat het noodig zou hebben, aan het Rijk en moest het zich tot den Minister wenden. Daarom verzocht het Burgemeester en Wethouders dit voorstel te doen. De heer Boosman acht al de andere punten vol doende gemotiveerd en heeft, nu hij vernomen heeft dat ter plaatse geen vaste ligplaatsen worden uitge geven, tegen het voorstel van Burgemeester en Wet houders dan ook geen bezwaar. De beraadslaging wordt gesloten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 April 1913. 83 Met algemeene stommen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van een rooilijn voor de bebouwing langs den Sneeker trekweg. Dit voorstel luidt als volgt Te oordeelen naar bij ons ingekomen verzoeken, bestaat er allengs meer drang om aan den Sneeker trekweg gebouwen te stichten. Ter verkrijging van een regelmatige bebouwing langs dien weg is het noodig daarvoor reeds nu de vereischte maatregelen te treffen. Daarom hebben wij den gemeentelijken Inspecteur voor het woningtoezicht opgedragen ons een ontwerp voor een vast te stellen rooilijn te zenden. Dit heeft hij gedaan bij nevensgaand voorstel, dat ook de goedkeuring van de Commissie voor de Open bare Werken kan wegdragen. Wij hebben de eer U derhalve voor te stellen te besluiten de rooilijn voor den Sneeker trekweg is die, welke op de bij dit besluit behoorende kaart is aangegeven in een roode getrokken lijn. Dienovereenkomstig wordt met algemeene stemmen besloten. 5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot her nieuwde vaststelling van verordeningen tot heffing en op de invordering van waagrechten en tot wijziging der verordening regelende het gebruik van de Waag (bijlage no. 15). Aan de orde is ontwerp 1, onderdeel A (heffiDgs- verordening). Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. De artikelen 115 der heffingsverordening worden met algemeene stemmen aangenomen, waarna de ver ordening in haar geheel met algemeene stemmen wordt vastgesteld. Aan de orde is de verordening op de invordering (onderdeel B). Aan de orde is art. 1 De heer Burger heeft een opmerking te maken van redactioneelen aard. In het tweede lid van art. 1 is sprake van „heffings&esZwif". Spreker vraagt of het niet beter is te lezen hciiingsverordening. In het derde lid van ditzelfde artikel staat „in de maand Januari wordt enz." Spreker is van oordeel dat het beter is en taalkundig juister te lezen „in de maand Januari worden Ook in artikel 2 zal het woord heffingsbesluit moeten worden gewijzigd in „heffingsverordening". De Voorzitter deelt mede dat Burgemeester en Wet houders deze wijzigingen overnemen. De artikelen 15 worden met algemeene stemmen aangenomen, waarna de verordening in haar geheel met algemeene stemmen wordt vastgesteld. Aan de orde is Ontwerp II. De onderdeden a en b worden achtereenvolgens met algemeene stemmen vastgesteld, waarna het ont werp in zijn geheel met algemeene stemmen wordt aangenomen. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wij ziging van het besluit tot uitvoering der artikelen 2 en 23 van het Werkliedenreglement en tot vaststelling: a. van eene verordening, regelende den rang, het ge tal, de bezoldiging en de wijze van benoeming van de ambtenaren van het gemeentelijk electriciteitbedrijf b. van eene instructie voor den directeur van het gemeentelijk electriciteitbedrijf (Bijlage no. 18). De Voorzitter stelt eerst aan de orde het voorstel om de werklieden van het electriciteitbedrijf in het Werkliedenreglement op te nemen (Ontwerp I). Met algemeene stemmen wordt onderdeel A en daarna onderdeel B aangenomen. Aan de orde is ontwerp II A. Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. De artikelen 15 worden met algemeene stemmen aangenomen. Aan de orde is artikel 6. De beraadslaging wordt geopend. De heer Tiemersma wijst erop dat er staat: een eerste klerk op een salaris van 416624. Dit is een loon van 8.— tot 12.— per week. Spreker is van oordeel dat dit salaris wel wat heel laag is, daar een eerste klerk toch iemand moet zijn die nog al wat arbeid kan presteeren. Wel is waar wordt er verwezen naar een soortgelijken klerk op de secretarie, maar als men vergelijkt met iemand die schittert met een loon van 8.tot 12.dan vergelijkt men in verkeerden zin. Wanneer iemand goeden arbeid zal leveren, moet hij minstens eene belooning hebben van 520.tot 832.Spreker stelt dan ook voor te lezen in plaats van: „ƒ416.— tot 624.—", f 520.— tot 832.—" Dit amendement wordt ondersteund en maakt tege lijk met het voorstel van Burgemeester en Wethouders een onderwerp van beraadslaging uit. De heer OosterhofF (wethouder) wijst erop dat de heer Tiemersma de mededeeling van Burgemeester en Wethouders memoreert, dat de bezoldiging van den eersten klerk is vastgesteld in overeenstemming- met een gelijksoortigen klerk ter secretarie. Dit is inderdaad zoo, omdat Burgemeester en Wet houders van meening zijn er naar te moeten streven eenig verband te brengen tusschen de salarisregelingen bij de verschillende takken van dienst, voorzoover het werk met elkaar is te vergelijken. Dit is echter voor Burgemeester en Wethouders bij de loonsbepaling niet het eenige motief geweest. Wanneer men heeft een volwassen bedrijf, moot men iemaud hebben die geheel zelfstandig kan werken. Het electriciteitbedrijf evonwel is een bedrijf in op komst en men weet nog niet welken omvang het werk kan krijgen. Men kan dan thans ook volstaan met oen jongmensch van circa 18 a 20 jaar. Wanneer het bedrijf zich nu enorm uitbreidt, kunnen Burge meester en Wethouders overwegen of het salaris niet moet worden verhoogd. Zooals de zaken nu staan, meenen zij echter met het voorgestelde salaris te kunnen volstaan.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 2