92 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 April 1913.
In Groningen ƒ5.90.
Utrecht 5.42.
Leeuwarden 5.26.
In den staat komt Leeuwarden voor met 5.14, doch
dit is een gevolg daarvan, dat men onze verhoudings-
cijfers heeft genomen in plaats van het geschat inko
men. In verhouding tot het woongenot dat onze
stad, in vergelijking met enkele steden, biedt, is de
belasting hier, volgens spreker, reeds te hoog en
dient het mogelijke te worden gedaan om verdere
stijging te beperken. Op grond van deze gegevens
en' overwegingen vertrouwt spreker dat de Raad met
Burgemeester en "Wethouders zal afzien van grootere
plannen en zich zal bepalen bij het noodzakelijke.
Wanneer in latere jaren de belangrijke tekorten op
de rekening der Centrale in winstcijfers zullen zijn
veranderd, wanneer de gemeente de drukkendste jaren
der komende pensioenverordening te boven zal zijn
en het geld misschien veel goedkooper is geworden,
dan breekt wellicht de tijd aan om het groote plan
weer ter hand te nemen en een kwart millioen aan
het stadhuis te verbouwen. Dat daaraan onder de
gegeven omstandigheden niet valt te denken, zal,
naar spreker vertrouwt, zelfs de vurigste voorstander
van het groote plan moeten toegeven.
De heer Haverschmidt waardeert de bedoeling van
den wethouder, waar deze de raadsleden aanspoort tot
voorzichtigheid inzake de stadhuisplannen en zal daar
straks nog iets van zeggen, maar hij wenscht eerst
over het stadhuis zelf te spreken.
Leeuwarden is niet de eenige gemeente, die met
haar raadhuis verlegen zitvele groote en kleine
steden zitten voor hetzelfde geval.
Door het in gebruik nemen van huizen in de buurt
is men elders aan het bezwaar tegemoet gekomen,
maar hier werkte men ondanks uitbreiding van per
soneel nog altijd in dezelfde lokalen, totdat men in
1905 tot het besef kwam, dat het zoo niet langer
kon gaan. Men ging toen plannen maken, twee albums
vol, waarvan de duurste 137000 gulden kostte, onver
schillig of hot politiebureau of gemeentewerken met
het raadhuis verbonden werd. De bouwcommissie
vond nog een andere oplossing, gemeentewerken in
het raadhuis met een hall, even ruim als die in het
postkantoor, waardoor gangen en portalen werden
vermeden en alle lokalen goed verlicht en gemakke
lijk te bereiken waren. Waar in Zwolle een geheel
raadhuis 3 ton zal kosten, schijnt 225000 gulden voor
het denkbeeld van de commissie wel wat hoog be
rekend.
Bij het vertrek van don vorigen burgemeester bleef
de zaak liggen en van het plan, dat thans voor ons
ligt, kan men zeggen „de berg heeft een muis ge
baard".
4700 gulden voor de secretarie en 6300 gulden voor
de hoofdwacht zijn al zeer bescheiden bedragen en
het ligt voor de hand dat daarvoor bitter weinig kan
worden uitgevoerd.
Waarom, vraagt spreker, zich met zoo weinig te
vreden te stellen, terwijl men bij stichting of uitbrei
ding van scholen, gasfabriek, centrale en veemarkt
steeds onbekrompen te werk gaat, terwijl do geheele
administratie der gemeente sedert lang aan haar stad
huis is ontgroeid.
Die uitbreiding behoeft ons niet te bezwaren immers
voor oen stadhuis, dat ook het volgende geslacht
ten goede komt, kan men een eigen leening sluiten.
En nu vindt spreker in de voordracht als motief
genoemd, dat de geldelijke toestand verre van roos
kleurig is en elders de zinsnede dat men dient te
wachten totdat voor de gemeentefinanciën betere tijden
aanbreken. Zich do vraag stellende of dat beroep op
betere tijden wel juist is, nam spreker een begrooting
van 10 jaar geleden ter hand en vergeleek die met
1913. De cijfers zijn verrassend.
Terwijl het getal inwoners, toen 34000, met 10
is toegenomen, stegen opcenten grondbelasting van
22 op 34 mille, opcenten personeel van 57 op 72 mille
en kwam de hoofdelijke omslag van 207 op 315 mille,
een voordeelig verschil derhalve van 135 mille en een
gevolg van aanbouw en vestiging.
Het belastbaar inkomen is in die 10 jaar vooruit
gegaan met U/a millioen.
Dat zijn sprekende cijfers, waaruit duidelijk blijkt,
dat Leeuwarden is een welvarende, sterk vooruit
gaande gemeente.
En met die cijfers voor oogen zou spreker de hoog
noodige uitbreiding van het stadhuis wat minder be
krompen wenschen dan thans wordt voorgesteld.
Spreker gevoelt derhalve weinig lust om met dit
goedkoope plan mee te gaan.
Hij acht deze moeilijke kwestie nog niet rijp voor
beslissing en geeft in overweging den stadhuisbouw
opnieuw in studie te nemen.
De lieer Tijsma heeft inmiddels de vergadering
verlaten.
De heer Burger stelt voor de vergadering te ver
dagen.
De Voorzitter, die van oordeel is dat de zaak met
een half uur kan zijn afgehandeld, stelt voor door te
werken.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer Bertling zou het, na hetgeen hij van den
heer Hofkamp heeft vernomen, ontzettend jammer
vinden wanneer er 8500.aan het gebouw in de
Bagijnestraat werd ten koste gelegd. Hij voelt er
veel meer voor, om een nieuw gebouw te stichten en
daarvoor het gevraagde crediet van 30.000.tot
50.000.te verhoogen, ten einde èn voor gemeente
werken èn voor het woningtoezicht een voldoende
huisvesting te verkrijgen. De lokaliteit voor het
woningtoezicht is volgens spx-eker ver beneden het
middelmatige.
De heer Menaida is er in beginsel vóór dat de
gemeente zich nu nog behelpt en niet overgaat tot
het bouwen van een nieuw stadhuis. Spreker zou
echter gaarne willen dat nog eens goed werd nagegaan
wat naderhand al of niet noodig is. Daarbij kan b.v.
ter sprake komen of een nieuwe raadszaal noodig is
of niet enz.
Met allen eerbied voor de bekwaamheden van den
Directeur der Gemeentewerken zou spreker het even
wel goed vinden dat nog een andere deskundige werd
gehoord.
Het geldt toch den bouw van een niet alledaagsch
iets en men krijgt langs dien weg vasten grond onder
de voeten en hoort van een alleszins deskundige wat
wel en dus ook wat niet in het nieuwe stadhuis kan
worden ondergebracht.
Wanneer men dan bijv. weet dat Gemeentewerken
niet in het gebouw kan worden ondergebracht, waar
voor zullen wij dan een oud, weinig solied, gebouw
opknappen Is hot dan niet veel beter voor dien
tak van dienst een nieuw gebouw te maken, waar hij
kan blijven
Een dergelijk onderzoek kost wel wat tijd, maar zoo
groot is de haast niet die de zaak heeft.
In ieder geval achtte spreker het gewenscht dit
denkbeeld mede te deelen.
Do heer G. W. Koopmans zegt dat hij als men
de kaarten ziet 10 stuks gelooft te kunnen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 29 April 1913. 93
constateeren, dat het ontwerp al zooveel jaren aan
hangig is als er kaarten zijn. Spreker wil op
merken dat hij niet kan meegaan met het denkbeeld
van den heer Menaida, die meent dat de kwestie niet
goed bezien is en nieuw licht wil scheppen door een
nieuwen deskundige. Dikwijls is voor zoo'n denk
beeld wel iets te zeggen, maar waar deze kwestie al
zooveel jaren in behandeling is, weet ieder lid van
den Raad wel dat eenige uitbreiding noodzakelijk is.
De heer Bertling stelt nu voor het crediet te ver
hoogen tot 50,000.om meer ten koste te kunnen
leggen aan het huis in de Bagijnestraat. Spreker is
van oordeel dat 8000.een zeer voldoend bedrag
is om er voor Gemeentewerken een geschikt gebouw
van te maken. "Wanneer de Raad niet met dit denk
beeld kan meegaaan, kan hij het nog altijd afscheiden
van het groote idee van de verbouwing van het
stadhuis.
Wat de heer Haverschmidt zei, kwam neer op de
financieele zijde van het vraagstuk. Spreker zou met
de beschouwing van den heer Haverschmidt kunnen
meegaan en den financieelen toestand niet zoo zwart
inzien als Leeuwarden een ander soort van belasting
betalers had. Wij hebben hier enkele rijken en enkele
grootfabrikanten en dan eene ambulante bevolking
van renteniersvoorts zijn de bewoners, die de belasting
treft, ambtenaren en arbeiders. De hoofdelijke omslag
drukt hier dan ook veel zwaarder dan in Groningen
met haar sterken middenstand en in Utrecht, een stad
in het centrale gedeelte des lands gelegen.
In de 2e plaats moet spreker opmerken dat de
veemarkt, de centrale en de scholen niet zoo zuinig
worden behandeld. De veemarkt en de centrale zijn
dan ook inrichtingen die inkomsten afwerpen en de
scholen, de uitgaven daarvoor gedaan zijn hoogst
nuttig besteed. Daarin moet toch het jonge geslacht
groot gebracht worden De gezondheid dient bevorderd
en de beste leerkrachten moeten daar werkzaam zijn,
De groote uitgaven daarentegen voor het bouwen van
een geheel nieuw stadhuis zijn niet noodig. Wanneer het
werkelijk noodzakelijk was, zou zeker ieder wel mee
kunnen gaan. Spreker is echter overtuigd dat door
het voorstel van Burgemeester en Wethouders vol
doende in de behoefte wordt voorzien.
De heer Boosman heeft met zeer veel belangstel
ling het voor hem liggend plan begroet, vooral ook
omdat een gedeelte ervan zijn sympathie heeft, n.l.
het plaatsen van het klokkenspel in het torentje van
het stadhuis. Op grond daarvan alleen zou spreker
met Burgemeester en Wethouders kunnen meegaan.
De enkele bezwaren, die spreker tegen het voorstel
had, zijn bovendien ondervangen. Spreker toch was
niet geheel overtuigd dat de voorgestelde verbouwing
voldoende zou zijn. Nu hij echter gehoord heeft dat
zulks wel het geval is, zal hij met volle overtuiging
zijn stem aan het voorstel geven.
Do heer Burger heeft over de zaak veel nagedacht,
doch vóór deze vergadering zonder resultaat. Het is
hom gegaan als den heer Boosman. Hij kan in het
voorstel van Burgemeester en Wethouders één dins;
bewonderen, n.l. den frisschen kijk, welken de Voorzitter
erin heeft weten te brengen, nadat de zaak reeds
in een bepaalde richting was gestuurd en nadat vast
stond dat er in het groot moest worden gebouwd.
Spreker herhaalt dat het hem is gegaan als den heer
Boosman. Pas van daag heeft hij hot plan leeren
begrijpen en leeren inzien, dat met een partiëele ver
bouwing ook heel wat te bereiken is. Welk plan
ook gemaakt is, altijd is voorop gesteld dat óf Ge
meentewerken óf de Politie moest verhuizen.
Spreker kan zich er dan wel mee vereenigen dat
Gemeentewerken eruit gaat en hij wil aan die ver
huizing naar het gebouw Bagijnestraat wol meewerken,
al zou hij er a priori niet tegen zijn op het terrein-
Nauta een nieuw gebouw te stichten, al moest dat
meer kosten.
Tegen de groote bouwplannen bestaat overwegend
bezwaar. De financieele zijde der kwestie is voor
spreker een ernstig bezwaar, maar hij heeft meer be
zwaren. Wat spreker toch heeft gezien van de plan
nen heeft hem doen inzien dat het z.g.n. monumentale
gebouw zou worden een kolossaal gebouw met een
afgrijselijk uiterlijk en een hokkerige indeeling. Spre
ker is echter van meening, dat als men werkelijk
monumentaal ging bouwen de financiëele bezwaren
nog grooter zullen worden. Een eerste eisch is dan
toch een voldoend ruime raadszaal dit is geen luxe.
Dan zou de tegenwoordige raadszaal gebruikt kunnen
worden voor trouwzaal en vergaderzaal voor groote
commissiën.
Ook had spreker bezwaren tegen de indeeling van
de lokalen voor den Burgerlijken stand. Die bezwaren
zijn door de heden ingediende wijziging weggenomen,
daar men nu met minder oppervlakte meer resultaat
krijgt.
Er blijven echter nog bezwaren over. De inrichting
van het archief komt spreker bedenkelijk voor. In
de stukken, die onder burgemeester Zimmerman zijn
in orde gemaakt, leest spreker, dat de gemeente, als zij
niet een behoorlijk brandvrije berging bezorgt voor
het archief, moeilijkheden met het Rijk zal krijgen.
Spreker verneemt ten opzichte van dit archief nu
niets anders dan dat het een beetje minder brandge
vaarlijk zal worden. Hij vraagt of men er wel zeker
van is dat aan de eischen door het Rijk te stellen
om een zeker archief hier te laten, wordt voldaan,
wanneer men niet zorgt voor een geheel brandvrij
lokaal. Spreker vindt een inrichting van een brand
vrij archief beneden met een bureau voor den archi
varis hoog in de lucht geen goeden toestand.
Hij zal hier echter niet verder over uitweiden, daar
hij niet weet hoe men kan krijgen een brandvrij ar
chief met een bureau op dezelfde verdieping, daar
immers nagenoeg allo diensten naar benedenlokalen
verlangen.
Nog wenscht spreker op iets te wijzen. Het komt
hem voor dat Burgemeester en Wethouders spreker
bedoelt er niets kwaads mee met de leeskamer
hebben gegoocheld. Er is een leeskamer, die tevens
voor vergaderingen dient. Nu hebben Burgemeester
en Wethouders, die de behoefte aan een leeskamer
erkennen, gezegdde oplossing is doodeenvoudig.
Wanneer alleen in de raadszaal getrouwd wordt, blijft
de Nieuwe Zaal over voor vergaderingen en de ver-
trekkamer vrij.
Spreker acht het loffelijk eruit te halen wat eruit
kan worden gehaald, maar hij gelooft dat men zoo op
den verkeerden weg is.
Na de verklaring, door den voorzitter zoo even in
de besloten zitting afgelegd, dat hij durft verwachten,
dat de voorgestelde verbouwing voor geruimen tijd
voldoende zal zijn, durft spreker wel een vraag stellen.
Spreker gelooft dat er, naast den eisch dat er een
leeszaal moet komen, ook wel mag worden gevraagd
om een ruimte waar de kleeren van de raadsleden
kunnen worden geborgen. Die moeten tot nu toe
uit en aan worden getrokken in de ruimte voor het
publiek bestemd. In verband daarmee wijst spreker
op het plannetje B. Daarin is aangegeven dat langs
het Raadhuisstraatje eenige lokaliteiten zullen worden
bijgebouwd, waardoor in de behoefte aan een vestiaire,
toilet en leeszaal kan worden voorzien. Daardoor
zou meteen het voordeel worden verkregen dat de
benedenruimte kon worden ingericht als brandvrij
archief. Spreker hoopt, en hij wil dat gaarne aan
Burgemeester en Wethouders aanbevelen, dat zij zullen
overwegen of het niet mogelijk is een deel van plan
B uit te voeren.