Vergadering yan Dinsdag 10 Jnni 1913.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Juni 1913. 115
Tegenwoordig 22 leden, te weten de heeren:
Lautenbach, Tiemersma, Beucker Andre®, Oosterhoff,
Tulp, Fransen, Tijsma, G. W. Koopmans, Wilhelmij,
Boosman, J. Koopmans, Haverschmidt, Schoondermark,
Zandstra, Hiemstra, Menalda, Feitz, Bertling, van
Messel, Burger, Komter en Vonck.
Afwezig 3 leden, waarvan met kennisgeving de
heeren Hartelust en Beekhuis.
Zonder kennisgeving de heer Berghuis.
Voorzitterde heer mr. J. A. N. Patijn, Burgemeester.
I. De notulen der op Dinsdag 27 Mei 1.1. gehouden
vergadering worden vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld
1. dat zijn ingekomen
a. de rekening en verantwoording van de Stads
armenkamer, dienst 1912.
Wordt in handen gesteld van de heerenFeitz,
J. Koopmans en Tijsma, om onderzoek en rapport.
b. die van het Stadsziekenhuis, dienst 1912.
Wordt in handen gesteld van de heeren Beucker
Andre®, Tijsma en Bertling, om onderzoek en rapport.
c. die van de commissie voor het gemeentelijk
werkloozenfonds, dienst 1912.
Wordt in handen gesteld van de heeren Wilhelmij,
Hartelust en Hiemstra, om onderzoek en rapport.
2. Schrijven met memorie van toelichting van het
bestuur van het Genootschap ter bevordering van melk-
kunde te Amsterdam, waarbij de wenschelijkheid
wordt betoogd tot het nemen van een proef met het
stelsel eener gemeentelijke melkcentrale in een niet
te groote gemeente.
3. Adres van Mr. T. Binnerts e. a., allen bewo
ners van perceelen aan den Grachtswal of aan den weg
Achter de Hoven, houdende verzoek to besluiten dat
de pont over den Grachtswal bij het Stadsziekenhuis
worde vervangen door een eenvoudige draaibrug voor
voetgangers, op de wijze als de Oosterbrug.
De stukken 23 worden in handen gesteld van
Burgemeester en Wethouders ten fine van prae-advies.
4. Rapport van de verificatie der boekhouding aan
de gemeentelijke gasfabriek over het 4e kwartaal 1912.
5. dat Burgemeester en Wethouders
a. bij openbare aanbesteding hebben gegund
aan de firma Gebr. van der Vegte alhier de leve
ring van cementriolen enz. voor de som van ƒ532.05;
het uitvoeren van rioleeringswerken enz. aan C.
IJsbrandij alhier voor 1067
de levering van 55 gegoten ijzeren straatkolken met
roosters, 3 paalmutsen en 50 ankerplaten aan Penn
en Bauduin te Dordrecht voor 1006.50
b. provisioneel in koop hebben afgestaan aan de
Vereeniging tot aanbouw en verbetering van arbei
derswoningen „Eigen brood bovenal" alhier 512 Ma.
grond van bouwblok VII f der terreinen aan de
Noordzijde van hot Nieuwe Kanaal, waardopl.m. 2816.
De mededeelingen 4 en 5 worden voor kennisgeving
aangenomen.
III. De Voorzitter deelt mede dat is ingekomen een
schrijven van de Commissie voor de verplaatsing van
het aschland, waarin deze onder mededeeling der
gronden verzoekt haar van hare taak te ontheffen.
Spreker stelt voor het gevraagde ontslag te verleenen
en in eene volgende vergadering over te gaan tot de
benoeming eener nieuwe Commissie.
De heer Burger vraagt wat daarvan het gevolg zal
zijn. De heeren hebben indertijd, al was het niet
geheel vrijwillig, de hun opgedragen taak aanvaard.
Zij hebben gewerkt en van dat werk eenig resultaat
verkregen. Nu zou spreker het gevraagde ontslag
niet willen verleenen, zonder te weten wat die resul
taten zijn. Wanneer het gevolg van het verleenen
van ontslag is dat die resultaten bij de drie heeren
in portefeuille blijven, zou spreker het gevraagde ont
slag niet willen verleenen.
Hoewel het met onwillige honden slecht hazen
vangen is en de Raad de leden der Commissie niet
tegen hun wil kan vasthouden, wil spreker, alsvorens de
commissie te ontslaan, weten wat er met de resultaten
van haar werk zal gebeuren.
In de tweede plaats wil spreker doen opmerken
dat hij, als de Raad het verzoek inwilligt, waartegen
spreker overigens geen bezwaar heeft mits de resul
taten van het werk voor den Raad beschikbaar zijn,
geen nieuwe commissie zou willen benoemen. Het
komt hem voor dat de gegevens, die bij de commissie
reeds tot een bepaalde conclusie vuilverbranding
hebben geleid (ofschoon deze zaak nog nader moest
worden onderzocht), door Burgemeester en Wethouders
wel tot een bepaald voorstel kunnen worden verwerkt.
Het is ook de juiste weg dat Burgemeester en Wet
houders de zaken voorbereiden.
Dat de zaak van het aschland indertijd is opgedra
gen aan eene commissie, is gebeurd omdat ze voor
Burgemeester en Wethouders wel wat te wijdloopig
zou worden. Wanneer de commissie veel bijeen heeft
dan kunnen Burgemeester en Wethouders dit tot
zich nemen. Als spreker een bevredigend antwoord
krijgt ten opzichte der resultaten van het werk der
commissie, kan hij meegaan met het voorstel tot het
verleenen van ontslag. Hij wil dan echter geen nieuwe
commissie benoemen, maar Burgemeester en Wethou
ders uitnoodigen met een voorstel te komen.
De heer Oosterhoff (wethouder) antwoordt dat de
stukken, die de commissie heeft, niet het eigendom
zijn van de leden persoonlijk maar van de commissie
als zoodanig. Deze stukken zullen dus worden afge
dragen zoodra een nieuwe commissie benoemd is.
De Voorzitter zegt dat de heer Burger het antwoord
van den heer Oosterhoff gehoord zal hebben en dat
de commissie de stukken in handen zal stellen van
de nieuwe commissie of van Burgemeester en Wet
houders. Wat de kwestie van het ontslag betreft,
het verzoek is pas heden ochtend ingekomen en Bur
gemeester en Wethouders hebben die zaak nog niet
besproken. Voor den Raad is het dan ook moeilijk
om daarover te oordeelen, want hij weet niet hoever
de commissie met haar werk is. Spreker is echter
van oordeel dat de Raad niet anders kan doen dan
de commissie het gevraagde ontslag te verleenen. In
de volgende vergadering kan er dan over worden
gesproken of hij een nieuwe commissie wil en zich
inmiddels van den stand van zaken op de hoogte
stellen.
De heer Burger kan zich vereenigen met hetgeen
de Voorzitter opmerkt, dat het beter is de zaak in de
volgende vergadering definitief af te doen.
Dat spreker er direct over begon te spreken was
een gevolg van het voorstel van den Voorzitter om
een nieuwe commissie te benoemen. Spreker meent
nu te mogen aannemen dat men, door in te gaan op
het voorstel van den Voorzitter om het gevraagde
ontslag te verleenen, daarmee niet te kennen geeft
dat er in de volgende vergadering eene nieuwe com
missie moet worden benoemd. Het antwoord, dat