156 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 10 Juli 1913.
De Voorzitter antwoordt dat het amendement aan
den Raad behoort en dat erover moet worden gestemd.
De heer G. W. Koopmans vindt het jammer dat de
brief van den Minister niet ter inzage heeft gelegen.
Hij had hem gaarne gelezen, dan had hij beter een
oordeel kunnen vellen. Wat het onbelastbaar gedeelte
betreft, de Raad is bezig dit tot een hooger bedrag
op te voeren en Burgemeester en Wethouders, die
ook van hun houding zijn teruggekomen, gaan dien
weg mee op
De Voorzitter„Neen".
De heer G. W. Koopmans „dat spijt mij".
Hij doet opmerken dat de Minister, evengoed als de
Raad, van opinie kan zijn veranderd. De prijzen der
levensmiddelen zijn belangrijk verhoogd en het onbe
lastbaar gedeelte moet dus eveneens hooger worden
gesteld. Het kan in elk geval beproefd worden.
De heer Beekhuis heeft in de vorige vergadering
voor het amendement-Hiemstra gestemd, omdat hij
van oordeel was dat het billijk is. Toen hebben wij
ook al gehoord dat de gevallen, waarin de geamen
deerde bepaling effect heeft, tot de groote zeldzaam
heden behooren. Het komt hem daarom voor dat
het amendement van zoo weinig belang is, dat hij de
goedkeuring van de verordening daarvoor niet in de
waagschaal wil stellen. Hij zal daarom nu tegen
stemmen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement wordt verworpen met 11 tegen
10 stemmen.
Vóór stemmen de heeren G. W. Koopmans, Berghuis,
Fransen, Boosman, Tulp, Feitz, Tiemersma, Zandstra,
Hiemstra en Lautenbach.
Tegen de heeren Beucker Andreae, Burger, Haver-
schmidt, J. Koopmans, Vonck, Hartelust, Bertling,
Schoondermark, Oosterhoff, Komter en Beekhuis.
De heer Hiemstra heeft een ander amendement. Hij
heeft dit zoo gemaakt dat het bezwaar van vrees
voor afkeuring door de Kroon ter wille van een fictie
vervalt.
Hij stelt voor den aftrek te bepalen op een maximum
van f 200.dus van 8 kinderen en hoopt dat de
Raad mee zal kunnen gaan.
De Voorzitter doet den heer Hiemstra opmerken
dat hij geen rekening heeft gehouden met de wijziging,
die de verordening reeds heeft ondergaan. Er wordt
gesproken dat de aftrek ten hoogste 600.zal
bedragen. Dit moet nu f 650.worden. Spreker
vraagt machtiging het amendement in dien geest te
wijzigen.
De heer Hiemstra vindt dit goed.
Dit amendement wordt ondersteund en maakt tegelijk
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Komter (wethouder) heeft tegen dit amende
ment dezelfde bezwaren. Ook door aanneming van dit
amendement wordt de limiet, voor den Haag gesteld,
overschreden en Leeuwarden is geen 's Gravenhage.
Wat de Minister gezegd heeft zal ook voor dit amen-
ment van toepassing zijn.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement wordt aangenomen met 11 tegen
10 stemmen.
Vóór stemmen de heeren G. W. Koopmans, Berg
huis, Fransen, Boosman, Vonck, Tulp, Feitz, Tiemersma,
Zandstra, Hiemstra en Lautenbach.
Tegen de heerenBeucker Andreae, Burger,
Haverschmidt, J. Koopmans, Hartelust, Bertling,
Schoondermark, Oosterhoff, Komter en Beekhuis.
Aan de orde komt het voorstel van Burgemeester
en Wethouders, luidende om artikel 4, 3e en verdere
leden te vervangen door het volgende
Het belastbaar inkomen wordt gevormd door het
middencijfer van elke klasse te verminderen met
f 450.en bovendien met f 25.voor elk inwonend
eigen, aangehuwd of kleinkind, dat niet zelfstandig
is aangeslagen en op den 1 Januari van het belasting
jaar den vollen ouderdom van 16 jaar niet heeft be
reikt, of wegens voortdurende lichaams- of zielsge
breken niet in staat is in zijn onderhoud te voorzien,
met dien verstande, dat de totale vermindering ten
hoogste 600.bedraagt.
Met kinderen worden gelijkgesteld
1. pupillen, die voldoen aan de eischen in de vorige
zinsnede aan kinderen gesteld
2. inwonende hulpbehoevende bloed- of aanver
wanten, die ten laste komen van den belastingplich
tige.
Van een belastbaar inkomen beneden 75.— wordt
geene belasting geheven.
(Door de aanneming van het amendement-Hiemstra
is de totale vermindering op ten hoogste 650.
bepaald.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Bertling vraagt wat bedoeld wordt met „ten
laste van den belastingplichtige". Beteekent dit ten
laste volgens de wet, of in wier onderhoud hij voorziet'?
De heer Komter (wethouder) zou het in laatstbe-
doelden zin willen opvatten.
De heer Bertling vraagt of het niet beter zou zijn te
lezen:in wier onderhoud de belastingplichtige voorziet.
De heer Komter (wethouder) acht dit niet noodig.
Het oordeel daarover blijft toch aan den Raad.
De heer Bertling meent dat Gedeputeerden het zullen
opvatten als ten laste te komen volgens de wet. Spreker
stelt voor te lezen in de plaats van „die ten laste
komen van den belastingplichtige" „in wier onder
houd de belastingplichtige voorziet."
De heer Vonck meent dat er een klein onderscheid
is tusschen de beide redacties. Wat de heer Bertling
voorstelt beteekent geheele voorziening in het onder
houd. Bij de redactie van Burgemeester en Wethouders
is het ook mogelijk dat de belastingplichtige slechts
voor een deel in het onderhoud voorziet en dat er ook
door anderen wordt bijgedragen.
De heer Hiemstra is dit met den heer Vonck eens.
In arbeiderskringen gebeurt het toch dikwijls dat de
ouders door 3 of 4 kinderen worden onderhouden. In
dit geval zal aftrek niet mogelijk zijn. Dit zelfde
bezwaar bestaat echter ook bij de redactie van den
heer Bertling.
De heer Komter (wethouder) wijst er op dat Burge
meester en Wethouders ook een andere redactie hebben
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 10 Juli 1913. 157
overwogen. Zij hebben echter ten slotte gemeend deze
te moeten voorstellen, ook om eenige ruimte bij de
toepassing over te laten.
De heer Bertling meent dat de door hem voorge
stelde redactie ruimer is. De redactie van Burgemees
ter en Wethouders toch slaat alleen op de menschen,
die volgens de wet ten laste van den belastingplichtige
komen. Sprekers redactie omvat allen die bij den be
lastingplichtige inwonen en in wier onderhoud hij
voorziet.
De heer Hiemstra stelt voor te lezen die geheel
of ten deele ten laste enz.
De heer Bertling moet daartegen waarschuwen.
Wanneer dit toch afgestemd wordt, zit de Raad vast
aan den uitleg der verordening.
De heer Hiemstra is tot zijn voorstel gekomen door
de bewering van den heer Bertling. Na de gevoerde
discussie, waaruit wel duidelijk is gebleken wat de
bedoeling van den Raad is, zal hij er zich bij neerleggen,
want het zal wel blijken, dat het ook in de bedoeling
ligt te kunnen aftrekken als men iemand gedeeltelijk
onderhoudt.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Bertling wordt verworpen met 16
tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen de heeren G. W. Koopmans, Boos
man, Hartelust, Bertling en Beekhuis.
Tegen de heerenBerghuis, Fransen, Beucker
Andreae, Burger, Haverschmidt, J. Koopmans, Vonck,
Tulp, Feitz, Tiemersma, Zandstra, Hiemstra, Schoon
dermark, Oosterhoff, Komter en Lautenbach.
Artikel 4, zooals het nader is gewijzigd, wordt met
algemeene stemmen vastgesteld.
Aan de orde is thans de stemming over de heffings
verordening.
De heer Burger was verhinderd de vorige vergade
ring bij te wonen. Hij zal met een korte verklaring
zijn stem motiveeren als volgt
Hoe veel goeds het ontwerp ook moge hebben, een
groote schaduwzijde is zijns inziens de dwang tot
aangifte met het zeer inquisitoriale aangifte-formulier,
een andere schaduwzijde de dure controleur met zijn
duren aanhang.
Spreker durft niet beslissen, of hij om die redenen
alleen tegen die verordening zou stemmen, doch er is een
andere grond, die hem wèl daartoe noopt, namelijk de
invoering van de regeling met deze bezwaren op dit
oogenblïk.
Burgemeester en Wethouders hadden gelijkzij
mochten op de invoering der Rijksinkomstenbelasting
niet langer wachten.
Doch nadat hun besluit gevallen was, is de toestand
in dit opzicht geheel veranderdons wacht een nieuwe
regeering, die door de omstandigheden verplicht zal
zijn, als een der eerste punten op haar program ver
hooging van de opbrengst der belastingen ter hand
te nemen en die met grooten spoed tot stand te
brengen. En het is niet gewaagd te veronderstellen,
dat zij de hoogere opbrengst niet zal trachten te
vinden door verhooging van het tarief van invoer
rechten. Dus vrij zeker wel door invoering van eene
Rijksinkomstenbelasting. En zeer waarschijnlijk zal
daarbij voor de gemeenten de gelegenheid ontstaan,
om van de Rijks-gegevens, omtrent de inkomsten der
ingezetenen, gebruik te maken voor hare eigene belas
tingheffing.
Zoo voorziet spreker, dat juist de onaangenaamste
nieuwigheden van het ontwerp de aangifte met hare
ergernissen en de kostbare controleur weldra onnoodig
zullen zijn.
Onder die omstandigheden kan spreker thans geen
vrijheid vinden om aan de invoering van het ontwerp
zijne stem te geven.
De heer Komter (wethouder) doet opmerken dat
bijna alles wat de heer Burger heeft gezegd, ook
reeds voor 10 jaar is gehoord. Merkwaardig is het
dat de verordening van 1902 met dezelfde overwegin
gen is begonnen als de heer Burger nu in het midden
heeft gebracht. Spreker heeft zelf schertsend voor
gesteld deze voorstellen met dezelfde woorden in te
leiden. Het is niet gebeurd, want dan zou het op
een grapje hebben geleken. De toekomstige regee-
ringsvoorstellen hangen nu, evenals toen, in de lucht.
Burgemeester en Wethouders meenden daarom niet
langer te mogen wachten met de indiening. Er ligt
op de ministeries zooveel werk op afdoening te wach
ten, dat het nog wel jaren kan duren eer deze ver
ordening, die intusschen de gemeente goede diensten
kan bewijzen, overbodig is.
Met 19 tegen 2 stemmen wordt de verordening op
de heffing aangenomen. Alleen de heeren Burger en
G. W. Koopmans stemmen tegen.
De verordening op de invordering wordt met alge
meene stemmen vastgesteld.
De Voorzitter vraagt den Raad machtiging om die
wijzigingen in de redactie der zooeven vastgestelde
verordeningen en verdere stukken aan te mogen
brengen, welke noodig zijn geworden door de aan
genomen amendementen.
De gevraagde machtiging wordt verleend.
De Voorzitter stelt voor het schrijven van den heer
Boosman, ingediend 12 December 1911 en diens nader
schrijven dd. 14 Maart 1912, voor kennisgeving aan
te nemen.
Hiertoe wordt besloten.
Niets meer te behandelen zijnde wordt de vergadering
door den Voorzitter gesloten.