22 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Januari 1918. De heer de Vos wijst erop dat men niet moet vergeten dat er is le, 2e, 3e, 4e en in het geheel geen kwaliteit. Op den laatsten Vrijdag nu hebben de slagers koeien gekocht, die zij anders niet willen hebben. Het vleesch daarvan kan goedkooper wor den verkocht. Dit is een gevolg van de inmenging van Burgemeester en Wethouders. De slagers ver- koopen nu twee kwaliteiten. Spreker beschouwt de inmenging van Burgemeester en Wethouders als goed gezien. De Voorzitter gelooft dat de slagers hetzelfde antwoord zouden hebben gegeven als de heer de A os. Men moet niet direct, als de slagers hunne prijzen verlagen, daaruit concludeeren: dan heb ben ze te voren overvraagd. Dat is geen juiste con clusie. Zij zullen toch, door omstandigheden, concu- rentie als anderszins, ook wel eens zonder winst werken. By de verschillende conferenties, welke spreker met verschillende bedrijven heeft gehad, heeft hij met de slagers niet de ongunstigste erva ringen opgedaan. De beraadslaging wordt hierna gesloten. Met algemeene stemmen wordt de gevraagde machtiging verleend. A'. Wordt ter tafel gebracht: 1. Aanbeveling voor de benoeming van eene commissie van vijf leden voor het dakloozen-tehuis. De aanbevelingen luiden als volgt: 2. Z. S. Feddema. 2. F. J. A. Fritzlin. c. 1. J. Boorsma (Nieuwestad 27). 2. W. C. de Groot. 2. O. Plantenga. 2. Mevr. J. M. A. OvermeerBroehard. 2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan H. de Boer op zijn veraoek eervol ontslag te verleenen als onderwijzer aan gemeenteschool no. 8. De stukken 1 en 2 hebben ter visie gelegen om nog heden te worden behandeld 3. Alsvoren tot nadere regeling van den prys van het gas en den toeslag daarop (gemeenteblad 1917 no. 49). 4. Alsvoren tot aankoop van het perceel Hulst- buurt no. 32. 5. Alsvoren om aan de wed. G. P. Klopmade Boer ondershands te verhuren de herberg „de Bleek" met weiland enz. van 5 Maart/12 Mei 1918- 1919, met stilzwijgende verlenging van jaar tot jaar, uiterlyk tot 5 Maart/12 Mei 1921. De stukken 35 zullen in eene volgende vergade ring worden behandeld. 6. Alsvoren tot wyziging der by raadsbesluit van 26 Juni 1917 no. 257R/150 vastgestelde voor waarden, te verbinden aan het toegezegde rente- looze voorschot, groot 58.000.ten beh'oeve van den aanleg en het in exploitatie brengen van den spoorweg LeeuwardenSuameer. Wordt gedrukt als bijlage tot liet raadsverslag en bij de leden rondgezonden. 7. Alsvoren tot goedkeuring van de rekening der „Woningvereeniging Leeuwarden" omtrent de exploitatie van het Mariahof in 1917. Heeft ter visie gelegen om nog heden te worden behandeld. 8. Prae-advies van Burgemeester en A\Tethou- ders op het verzoek van M. Grondsma, tot het ma ken van een inrit in het trottoir vóór het perceel AA7ijbrand de Geeststraat 49. 9. Prae-advies van Burgemeester en Wethou ders op het adres van mr. T. Binnerts, om hem als oud-wethouder dezer gemeente pensioen te ver leenen. De stukken 6, 8 en 9 zullen in eene volgende ver gadering worden behandeld. VI. Wordt overgegaan tot behandeling der voor heden op den oproepingsbrief vermelde pun ten. Uitgebracht zijn 25 stemmen, verdeeld als volgt: op den heer S. N ij holt 16 stemmen, mr. C. Beekhuis 6 elk der heeren H. J. Peletier en S. Dystra 1 stem, terwijl 1 briefje in blanco is ingeleverd. De heer S. Nyholt is alzoo benoemd. 2 (agenda no. 3). Benoeming van eene commissie van vijf leden voor het dakloozen-tehuis. oor de eerste vacature wordt benoemd de heer H .J. Peletier met 24 stemmen. Op den heer Z. S. Feddema is 1 stem uitgebracht. Voor de tweede vacature wordt benoemd de lieer H. Tiemersma met 24 stemmen. Op den heer J. A. Collet is 1 stem uitgebracht. A/oor de derde vacature wordt met algemeene (25) stemmen benoemd de heer J. Boorsma. \roor de vierde vacature wordt met algemeene stemmen (25) benoemd de heer C. H. van Duisen. Voor de vijfde vacature wordt met algemeene stemmen (25) benoemd mevrouw A. H. I. van W eyhrotherFeitz. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Dit voorstel luidt als volgt: De herziening van den staat van openbare tot den gemeenen dienst van allen bestemde water staatswerken in deze gemeente, niet in onderhoud of beheer bij het Rijk, de provincie of bij water schappen, heeft ons aanleiding gegeven tot het opmaken van den 14en suppletoiren staat, die over eenkomstig het voorschrift van artikel 2 van het betrekkelijk provinciaal reglement (provinciaal- blad no. 33 van 1882), zooals dat nader is gewy- zigd, gedurende dertig dagen voor een ieder op de secretarie ter inzage heeft gelegen. Bezwaarschriften zijn niet ingekomen. Slechts heeft de heer dr. J. A7ersluijs te 's-Gravenhage bij het overgelegd schrijven van 9 December 1.1. mede gedeeld, dat indien in den suppletoiren staat is vermeld dat eenig onderhoud omtrent het per ceel sectie G no. 9252 (waarop een deel van het voetpad van den Poppeweg over Wijlaard naar het Kalverdykje ligt) te zijnen laste komt, dat schrijven als een bezwaarschrift tegen den legger moet worden beschouwd. Deze laatste beslist ech ter niet omtrent den onderhoudsplicht van de daar Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Januari 1918. 23 op voorkomende werken, zoodat het schrijven van den heer Versluijs niet als een bezwaarschrift is aan te merken. Als gevolg van gevoerde onderhandelingen is van den heer B. Dorhout te Haren de. verklaring ontvangen, dat hy op zijne eigendommen in deze gemeente, sectie D nos. 96, 676', 677 en 1201, een voetpad voor het openbaar gebruik zal dulden ter verbinding van het Schapendykje met den Harlin- gerstraatweg, waartegenover het voetpad van de Landbuurt naar de Zwette komt te vervallen. Dit laatste bestond echter alleen in naam; het kwam op den staat van waterstaatswerken voor, doch werd niet meer in zijn geheel gebruikt, daar het van den Stienserweg niet meer kan worden bereikt. De bereidverklaring van den heer Dorhout is dan ook alleszins in het belang der gemeente te achten. Het nieuwe voetpad is bei'eids op den staat aange bracht, het andere (z.g. „Beetgumer") daarvan af gevoerd. Eenzelfde verklaring mochten wij van den heer T. Arelstra ontvangen omtrent een aan te leggen voetpad op de perceelen kadastraal bekend ge meente Deinum, sectie E nos. 377 en 378 en van den heer D. Span, betreffende het voetpad op de perceelen, kadastraal bekend gemeente Leeuwaar den, sectie D nos. 1178 en 683, beide deelen ter ver vanging van dat op de lead, perceelen gemeente Leeuwarden, sectie D nos. 1178, 1179 en 1180, het welk eveneens niet meer als voetpad te gebruiken was, daar het o.a. over tuingrond liep. Met de nieuwe gedeelten over de eigendommen der ge noemde eigenaren kan thans een voetpad worden verkregen van den Westersingel naar den Hai'lin- gertrekweg, een xvandelweg te meer in onze ge meente, die daaraan niet al te rijk is. Artikel 3 van het bewuste reglement draagt Uwe Vergadering op het onderzoek van den ontworpen staat en de voorloopige vaststelling daarvan. Naar aanleiding hiervan hebben wij de eer U in overweging te geven: I. den 14en suppletoiren staat van de genoemde waterstaatswerken voorloopig vast te stellen; II. voor kennisgeving aan te nemen het boven genoemde schrijven van dr. J. Versluys te 's-Gra- venhage, alsmede de bereidverklaringen der betrok ken eigenaren om voetpaden te dulden over de ka dastrale perceelen gemeente Leeuwarden, sectie D nos. 96, 676, 677 en 1201; nos. 1178 en 683, en ge meente Deinum, sectie E nos. 377 en 378. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. Met algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. 7 (agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot vaststelling van eene verordening betreffende het gebruik en de inrichting van het gebouic „het Prin- cessehof(bijlage no. 47 van 1917). Algemeene beraadslagingen worden niet gehou den. Wordt overgegaan tot artikelsgewyze behande ling. De artikelen 14 worden onveranderd vastge steld. De verordening in haar geheel worclt onveran derd vastgesteld. VII. De Voorzitter verleent thans het woord aan den heer Dijstra tot het stellen en toelichten zijner vragen. De heer Dijstra wil naar aanleiding van een en kele passage in de Memorie van Antwoord op het sectie-verslag van de begrooting, dienst 1918, een paar vragen stellen. Daarin staat toch, dat de voor bereiding der herziening van het AVerkliedenregle- ment in een tamelijk vergevorderd stadium ver keert. ATerder staat er, dat de Wethouder Hiemstra zich nog in deze zaak moest inwerken, waardoor vertraging is ontstaan en ook nog dat enkele werk lieden organisaties voorstellen tot wijziging hebben gedaan, die Burgemeester en Wethouders noopten de kwestie nog nader te bestudeeren. A7an af het begin van November tot nu, is een geruime tijd. Spreker vraagt daarom: 1. wat de oorzaak is dat de raadssecties nog niet in de gelegenheid zyn geweest deze zaak te onderzoeken, en 2. denken Burgemeester en Wethouders met de herziening van het reglement tegelijk de loonen aan de orde te stellen en of de voorstellen spoedig kun nen worden tegemoet gezien. De Voorzitter antwoordt, dat de oorzaak der ver traging is te zoeken in de wisseling van wethou ders, maar dat nu de meest mogelijken spoed wordt betracht. Er zit echter heel wat aan de herziening vast en de heer Dijstra moet zich dan ook niet voor stellen, dat de voorstellen binnen betrekkelijk kor ten tijd ter tafel komen. Burgemeester en Wethou ders hebben het reglement en de verschillende adressen behandeld en een voorloopig ontwerp ge reed. Zy zyn voornemens dat ontwerp te sturen naar de verschillende hoofden der takken van dienst om aanvulling en inlichtingen. Het ontwerp is al geredigeerd en de nadere vaststelling kan nog wel deze week plaats hebben. Dan gaat het naar de directeuren, waarna het met de organisa ties zal worden behandeld. Daarvoor is tijd noodig. Het is een belangrijk onderwerp, want het is feite lijk een volledig arbeidscontract. Wat de kwestie der loonsherziening betreft, daaromtrent is in eene vorige vergadering eene motie ingediend, die aan Burgemeester en AVethou- ders is gezonden om prae-advies. Dit wacht op het vaststellen van den duurtebijslag door het Rijk. Gisteren is daaromtrent bericht ontvangen en het prae-advies zal vermoedelijk in eene volgende ver gadering kunnen worden aangebracht. De heer Dystra dankt voor de verstrekte inlich tingen. De heer Schaafsma heeft gehoord dat het con cept naar de verschillende directeuren zal worden gezonden om advies. Hij zou ook graag willen dat de organisaties er kennis van konden nemen. De Voorzitter: „dat is ook het plan, ik heb dat al medegedeeld." De heer Schaafsma: „ik had dat niet begrepen; ik dank U." n. 1. H. J. Peletier. b. 1. H. Tiemersma. d. 1. C. H. van Duisen. e. 1. Mevr. A. M. von WeyhrotherFeitz. 1 (agenda no. 2). Benoeming uit den Raad van een zesde lid in de Brandstoffencommissie voor deze ge meente. 3 (agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en Wet houders om aan W. Bakker op zijn verzoek eervol ont slag te verleenen als onderwijzer aan gemeenteschool no. 12. 4 (agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot voorloopige vaststelling van den 14en sup- pletoiren staat van openbaretot den gemeenen dienst van allen bestemde waterstaatsicerken, niet in onderhoud bij het Rijk, de provincie of bij waterschappen. 5 (agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot goedkeuring van de rekening der Woning vereeniging Leeuwarden" omtrent de exploitatie van gemeentewoningen in 1916. 6 (agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot goedkeuring van de rekening der Woning vereeniging Leeuwarden"omtrent de exploitatie van gemeentewoningen aan het Mariahof, in 1916.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 3