Vergadering van Dinsdag 5 Februari 1918. 24 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Januari 1918. De Baad gaat in comité-generaal ter behande ling van 8 (agenda no. 9). Reclames Hoofdelijken Omslag, diensten 1916 en 1917. Na heropening wordt de vergadering, daar niets meer te behandelen is, door den Voorzitter geslo ten. Ve r betering. In het raadsverslag van 27 November 1917, pag. 302, le kolom, moet tusschen den Oen en 7en regel van beneden nog worden gelezen: De motie-Peletier wordt in stemming gebracht en aangenomen met 15 tegen 6 stemmen. Vóór stemmen de heeren: de Haan, Peletier, Schaafsma, Collet, Zandstra, Fransen, Cohen, Koopmans, Dijkstra, Tiemersma, van Sloterdijck, Attema, Njjholt, Tulp en de Vos. Tegen de heeren: Dijstra, van Weideren baron Bengers, Hiemstra, Menalda, öosterhoff en Schoondermark. Verslag' van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Februari 1918 25 Tegenwoordig alle 25; leden, te weten de hee ren: Tiemersma, Terpstra, Dijkstra, Berghuis, Öos terhoff, de Haan, Zandstra, van Weideren baron Xengefs, Dijstra, Tulp, Cohen, Attema, Peletier, de Vos,* llenalda, Koopmans, Haverschmidt, Collet, Schaafsma, Fransen, Beekhuis, Njjholt, Hiemstra, van Sloterdijck en Schoondermark. Voorzitter: de lieer inr. J. A. N. Patijn, Burge meester. I. Het verslag van de op Dinsdag 18 December 1.1. gehouden vergadering wordt vastgesteld. II. De Voorzitter spreekt hierna het volgende: Sedert onze vorige bijeenkomst zijn twee bekende ■Leeuwarder figuren van ons heengegaan, Dr. J. Baart de la Faille en Mr. V A. v. Sloterdijck. liet lij mij vergund enkele woorden te wijden aan de nagedachtenis van eerstgenoemde, die gedurende loo vele jaren lid l'wer Vergadering is geweest en |y besluit van den Baad begiftigd werd met onze gemeentelijke onderscheiding, den zilveren eere- Iienning. Op hoe velerlei gebied Dr. Baart de la Faille voor onze plaatselijke gemeenschap heeft gewerkt, is in de laatste dagen, o.a. aan zijn graf, uitvoerig ■gezegd. Een opsomming van de lidmaatschappen van commissies en besturen, door hem vervuld, zou echter een zeer onvolledig beeld geven van de plaats, die deze merkwaardige man 111 de geschie denis onzer stad van ongeveer een halve eeuw heeft ingenomen. Daaruit alleen zou ook niet zijn ie verklaren de achting, die hij in zoo breede krin- K'en der burgerij genoot. Wel spreekt daaruit de groote ijver, die hem Kenmerkte, voor alles wat de openbare zaak. in het [bijzonder in de gemeente zijner inwoning, betrof. Maar zijn beteekenis, zijn gezag gedurende zoo vele jaren, ontleende hij aan de wijze waarop hij iedere werkzaamheid, hoe onbelangrijk ook, vervulde, aan den eerbied dien men voor zijn karakter had, aan zijn plichtsbetrachting, aan zijn rechtschapenheid. Gehecht aan vormen, vasthoudend aan gebruiken, aan overleveringen die hij goed en nuttig achtte, zoodat hij in veel opzichten en ook uiterlijk als ver tegenwoordiger van een vroeger geslacht kon gel den, behoedden zijn altijd levendige belangstelling voor de openbare zaak, zijn liefde vooral voor de lijdende menschheid, hem voor het gebrek van zoo vele ouderen van dagen, die het verleden verheer lijken en voor de denkbeelden van het heden niet toegankelijk zijn. Zoowei zijn lidmaatschap van deze vergadering, als de talrijke andere openbare bedieningen, die hij tot aan het einde van zijn lang, rijk leven, ver vulde, nam hij waar met een ijver en een nauw gezetheid, die alleen uit een onverwoestbaar plichts gevoel zijn te verklaren. Ik heb gemeend met deze enkele woorden uiting te moeten geven aan den diepen eerbied, waarmede zijn nagedachtenis ook in deze vergadering wordt geëerd. III. Wordt medegedeeld: 1. rapporten naar aanleiding van de toezeg ging, gedaan in de raadsvergadering van 29 Mei 191(5, omtrent het onderzoek van het gas der ge meentelijke gasfabriek; 2. bericht van Mevr. A. M. I. von Weyhrother Feitz en van de heeren II. J. Peletier, H. Tiemer sma, C. H. van Duysen en J. Boorsma, dat zp de benoeming tot lid der commissie voor het dakloo- z.entehuis aannemen;" De mededceiingen 1 en 2 worden voor kennisge ving aangenomen. 3. besluit van Burgemeester en Wethouders dd. II December 19.17, waarbij is vastgesteld eene rege ling van het houden van schoolvergaderingen aan openbare lagere scholen in de gemeente Leeuwar den Wordt voorgesteld deze mededeeling voor ken nisgeving aan te nemen. De heer Zandstra wenscht even liet woord te voe ren naar aanleiding van dit reglement op de ver- plichte, gereglementeerde schoolvergaderingen. Spreker zou willen vragen of dit wel de goede weg is om te komen tot verplichte, gereglementeerde schoolvergaderingen. Hij meent van niet. In 1904 is de kwestie der verplichte gereglementeerde ver gaderingen aan de orde geweest. En de Baad heeft na eene breede, discussie, het principe van verplich te, gereglementeerde schoolvergaderingen met eene groote meerderheid verworpen. In 1915 is deze zaak door de Commissie, van Toezicht opnieuw aan de orde gesteld en is het advies van de organisaties gevraagd, ook door Burgemeester en Wethouders. De Baad heeft daar verder niets van gehoord. Bij de behandeling der begrooting voor 1918 heeft spre ker gevraagd of een voorstel omtrent die verplich te, gereglementeerde vergaderingen spoedig kon worden tegemoet gezien. De Wethouder van Onder wijs heeft toen geantwoord, dat die zaak spoedig ter tafel zou komen. Nu wordt, zonder dat de Baad verder iets heeft vernomen, hem het Beglement voor kennisgeving aangeboden. Spreker meent dat dit niet de weg is. Hij meent dat deze zaak dooi den Baad dient te worden behandeld en deze moet eerst een uitspraak doen of hij de verplichte, ge reglementeerde schoolvergaderingen wil of niet. Dan is de weg, als de Baad n.l. die vergaderingen wil, vrij om een reglement samen te stellen. Nu zijn de schoolvergaderingen in strijd met het besluit van 1904. Spreker komt niet op den inhoud van het reglement, maar op de wijze waarop het tot stand is gekomen. Hij stelt voor de inwerkingtreding van het reglement op te schorten tot na de behan deling door den Baad. De heer Schoondermark (Wethouder) zegt dat de rede van den heer Zandstra hierop neerkomt, dat hij meent dat het samenstellen van een reglement op de verplichte, gereglementeerde schoolvergade ringen niet behoort tot de competentie van Burge meester en ethouders, maar tot die van den Baad. Spreker meent dat Burgemeester en Wethouders zeer en règle zijn geweest. In de verordening toch worden door Burgemeester en Wethouders orde en tucht geregeld. En nu behooren de verplichte en gereglementeerde schoolvergaderingen tot orde en tucht. Tegemoet komende aan den wensch, die al zoo dikwijls is uitgesproken, hebben Burgemeester en Wethouders het advies der Commissie van Toe zicht gevraagd. Die Commissie heeft aan Burge meester en Wethouders een concept-reglement toe gezonden, welk reglement door Burgemeester en Wethouders is behandeld. Zij zijn tot de conclusie gekomen, dat de schoolvergaderingen moeten be rusten op eene verordening'. Aan den Baad wordt nu van het bestaan der verplichte, gereglementeer de schoolvergaderingen mededeeling gedaan. Spre ker ziet nu niet in waarom de Baad daarop aan merking zou maken. Men zou kunnen zeggen, als ik liet reglement had gemaakt zou ik er dit of,dat artikel in opgenomen hebben. Dat is wel mogelijk, maar deze zaak behoort tot de competentie van Burgemeester en Wethouders. De heer Zandstra hoort den heer Schoondermark

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 1