Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Maart 1918. drag naar een maatstaf gezocht. Het is feitelijk een stuk van het Kanaal en in verhand daarmee is de bijdrage berekend. Het is moeilyk uit te maken waar het belang der Provincie begint en dat der gemeente eindigt. I)e opmerkingen van den heer Beekhuis zyn al door andere sprekers beantwoord, maar spreker wil nog doen opmerken dat het een heele verbetering zal worden als alle op Leeuwar den varende booten en beurtschepen eronder door kunnen varen. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Burgemeester en Wethouders stellen voor het contract van de aanneming van de benoodigde wa genvrachten voor den dienst der gemeentewerken volgens bestek no. 41, dienst 1917, met H. Vierdag, alhier, dat 15 Maart 1918 eindigde, te verlengen voor den tijd van zes maanden, onder toekenning aan hem gedurende dien tijd van 15 op de thans geldende eenheidsprijzen. De beraadslaging wordt geopend. De heer Tiemersma zegt, dat uit den overgeleg- den staat blijkt dat de tarieven moeten worden verhoogd. Dat zal wel zoo zijn. Spreker laat in het midden of de cijfers juist zijn. Burgemeester en Wethouders nu zeggen dat. zij noodgedrongen dit voorstel aan den Raad aanbieden .Spreker vraagt of Burgemeester en Wethouders niet een onderzoek kunnen instellen naar de mogelijkheid om de wa genvrachten van gemeentewege te bezorgen. Waar reeds besloten is tot aankoop van een stoomboot en een schip, voor vervoer van gemeentelijke materia len, daar kan dit, meent spreker, ook wel van ge meentewege geschieden. De Voorzitter zal het denkbeeld van den heer Tiemersma bij Burgemeester en Wethouders ter sprake brengen. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. De Raad gaat in comité generaal ter behande ling van Na heropening stelt de Voorzitter aan de orde: De Voorzitter stelt voor den tegenwoordigen di recteur met 1 April eervol ontslag tc verleenen en den datum van de infunctietreding van den nieu wen directeur aan Burgemeester en Wethouders over te laten. Dienovereenkomstig wordt besloten. Wordt overgegaan tot de benoeming. Uitgebracht zijn 22 stemmen, verdeeld als volgt: op den lieer .1. Hendrikse 14 stemmen. IJ. G. Hooyring 8 De heer J. Hendrikse is alzoo benoemd. Dit prae-advies luidt als volgt: Naar aanleiding van de beraadslagingen in Uwe vergadering van 26 Februari j.l. met betrekking tot de door ons college krachtens artikel 22 der ver ordening tot uitvoering der verordening tot rege ling van het lager onderwijs (gemeenteblad 1916 no. 11 vastgestelde regeling van het houden van schoolvergaderingen aan openbare lagere scholen in deze gemeente, is door den heer Zandstra een motie voorgesteld, waarbij de Raad, van oordeel dat de vaststelling dier regeling aan hem behoort, Burgemeester en Wethouders verzoekt de thans vastgestelde verordening aan den Raad ter behan deling aan te bieden, welke motie in onze handen om prae-advies is gesteld. ij blijven bij de reeds bij monde van den heer Schoondermark verdedigde opvatting van ons col lege, die trouwens in Uwe Vergadering ook niet is bestreden, dat bet. aangehaald artikel ons de be voegdheid geeft de bedoelde regeling vast te stel len. Onder „de bepalingen omtient de schooltucht" kunnen evenwel zaken van een zoodanig ingrijpend belang getrokken worden, dat het van zelf spre kend is, dat deze niet zonder voorkennis of mede werking van den Raad tot stand behooren te ko men. In de schoolvergaderingen van het onderwij zend personeel hebben wij een zoodanige gewich tige aangelegenheid niet gezien, doch uit Uwe be raadslagingen is gebleken, dat daarover anders kan worden gedacht. Mocht de Raad in zijn meerder heid dat standpunt deelen, en dat zal uit de stem ming over de motie Zandstra kunnen blijken, dan bestaat er bij ons geen bezwaar ons bij die opvat ting neer te leggen en zal in een volgende verga dering de dezerzijds vastgestelde regeling van de schoolvergaderingen nader aan Uw oordeel wor den onderworpen. crslag van de handelingen van don gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Maart 1918 97 Wij hebben dus de eer U uit te noodigen van Uw standpunt door stemming over de voorgestelde motie te doen blijken. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra is dankbaar, maar niet voldaan. Het verbaast hem wel, dat Burgemeester en Wet houders er niet toe hebben kunnen komen om, zon der tusschenstemming, het reglement aan den Raad aan te bieden. Volgens sprekers opvatting zou liet logisch zijn geweest dat het, na de uitspraak van den Raad in 1964, zonder tusschenstemming den Raad ware aangeboden. Het gaat er toch niet om of Burge meester en Wethouders wel bevoegd zijn, maar of de Raad in deze niet dient te worden gehoord. Is het trouwens, vraagt spreker, niet wat dwaas dat, waar vakvereenigingen meer dan eens zijn gehoord, eens door Burgemeester en Wethouders, en eens door de schoolcommissie, dat onderwijsvraagstuk af te doen zonder het oordeel van den Raad te vragen, die in 1904, gezien de discussies over deze materie, wel degelijk getoond heeft in deze eene meening te hebben. Spreker blijft dan ook zijne motie beleefd bij den Raad aanbevelen. De heer Schoondermark (Wethouder) moet, na dit optreden van den heer Zandstra, tegen diens motie stemmen. Hij meent dat de houding van Burgemeester en Wethouders zoo loyaal mogelijk is, nu zij het aan den Raad zelf overlaten om het reglement te behandelen ja dan neen. En er is dan ook hoegenaamd geen aanleiding voor den heer Zandstra om Burgemeester en Wethouders iets te verwijten. En dat verwijt nu is voor spreker aan leiding om tegen de motie te stemmen. Als de Raad had gezegd: ik wil het reglement wel eens onder de oogen zien, dan hadden Burgemeester en Wet houders gezegd goed. Maar de Raad moet niet tot hen zeggen: jullie hebt verkeerd gehandeld. Dat is niet zoo, want zy hebben geheel gehandeld volgens de door den Raad zelf vastgestelde verordening. De heer Zandstra heeft niet bestreden dat Bur gemeester en Wethouders niet het recht hebben een dergelijk reglement te maken. Hy heeft zich alleen verwonderd over het feit, dat Burgemeester en Wethouders, naar aanleiding van het besluit van 1904, niet met het reglement bij den Raad zijn ge komen. Een verwijt heeft hij niet tot het college gericht. De heer Hiemstra (Wethouder) doet opmerken, dat de heer Schoondermark de zaak onzuiver maakt. Burgemeester en Wethouders hebben toch gezegd geen bezwaar te hebben om het stuk in handen van den Raad te stellen, maar dat zij prijs stellen op eene stemming over de motie-Zandstra. En nu is het slechts de vraag: stelt de Raad prijs op de behandeling van het reglement of niet. Of nu de heer Zandstra over de tafel springt of niet, zal daaraan weinig veranderen. Spreker begrijpt het standpunt van den heer Schoondermark niet, die nu tegenstemt omdat er een eritisch woord ge sproken is. Als nu de Raad prys stelt op de behan deling van het reglement, en dat is eenvoudig de kwestie, dan stemt hjj voor, zoo niet dan stemt hij tegen de motie-Zandstra. De heer Oosterhoff (Wethouder) moet zich bij zijn collega Schoondermark aansluiten. Spreker meent toch dat deze van zijn standpunt volkomen gelijk heeft. Burgemeester en Wethouders toch handhaven hun standpunt, dat de onderwerpelijke kwestie tot hunne competentie behoort. Maar, zeg gen zij, als de Raad belang stelt in de behandeling van het reglement, is ons (lat goed. Uil het door den heer Zandstra te berde gebrachte kan nu de com clusie worden getrokken dat Burgemeester en Wet houders een onjuist standpunt hebben ingenomen. En als men er die uitlegging aan geeft, stemt spre ker ook tegen. Hij acht dat volkomen juist. De beraadslaging wordt gesloten. Met 12 tegen 9 stemmen wordt de motie-Zand stra verworpen. Vóór stemmen de heeren: Peletier, Nijholt, Sehaafsma, Collet, Hiemstra, Dijkstra, Zandstra, Terpstra en Tiemersma. Tegen de heeren: de Vos, Oosterhof f, Koopmans, Cohen, Haverschmidt, Beekhuis, van Sloterdyck, Schoondermark, de Haan, Dijstra, Berghuis en Atteina. De heeren van Weideren baron Rengers en Menalda hebben intusschen de vergadering ver laten. Het prae-advies is opgenomen in liet raadsver- slag van 11 December 1917, pag. 345, punt 19. De Voorzitter deelt mede dat de heer Schoonder mark een amendement wens dit in te dienen. Spre ker geeft hem daartoe het woord. De heer Schoondermark (Wethouder) heeft in eene vorige vergadering bij de behandeling van dit onderwerp gezegd dat het instituut schoolarts een vollen man eischt. Spreker meende, en dat is een bewijs, dat hij niet voldoende op de hoogte was met het werk van den schoolarts, dat deze niets anders mocht doen dan schoolarts zijn. Spreker is daarom eens naar Groningen geweest en hij heeft daar met Wethouder van Onderwijs en met den schoolarts gesproken. Daar mocht de schoolarts bij de instel ling van het instituut spreekuur houden en con sultatieve praktijk uitoefenen. In twee gedeelten is hem dat ontnomen. Eerst het spreekuur, toen de consultatieve praktijk. Daarvoor moest een oor zaak zijn. En die was dat het aantal leerlingen, dat hij te onderzoeken had, hoe langer zoo meer groei de. Hier nu zijn er behalve het onderwijzend per soneel 6001) leerlingen, in Groningen 12.000. Daaruit blijkt duidelyk dat Leeuwarden geen behoefte heeft aan een schoolarts zooals Groningen die heeft. En de Wethouder van Onderwijs te Gronin gen èn de schoolarts waren het dan ook eens, dat Leeuwarden kan volstaan met een schoolarts, wiens hoofdberoep schoolarts is, maar die er wel spreekuur en consultatieve praktijk bij kan hebben. Naar aanleiding daarvan heeft spreker gevraagd: wat voor salaris moet die man hebben. En nu wa ren zij van oordeel, dat hij moet hebben van 3000 tot 4000, omdat het zyn hoofdberoep is. Deze redeneering nu heeft spreker in het college van Burgemeester en Wethouders gebracht. Zij kun nen zich daarmee echter niet vereenigen en blijven hun oude standpunt handhaven. Spreker is nu in zooverre sehynbaar veranderd, dat hij eerst van -fxv 5* -• 11 (agenda no. 13). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verordening regelende het getal, den rang en de bezoldiging der ambtenaren van gemeentewerken bijlage no. 16). 12 (agenda no. 14). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het aangaan van een overeenkomst tot, het bezorgen van de benoodigde wagenvrachten voor den dienst der gemeentewerken met H. Vierdag. IS (agenda no. 15). het rapport der commissie voor de bezwaarschriften tegen aanslagen in den hoofde/ijken omslag, zoo in eersten aanleg als in beroep. 14 (agenda no. 4). Benoeming van een directeur van het gemeentelijk tehuis voor dakloozen. 16 (agenda no. 16). Prae-advi.es van Burgemeester en Wethouders op de motie-Zandstrainzake de school vergaderingen. Dit artikel luidt: De bepalingen omtrent de schooltucht en hetgeen tot nadere regeling van het in deze verordening voorgeschrevene mocht noodig zijn, worden bij het inwerking treden daarvan door Burgemeester en Wethouders herzien en opnieuw vastgesteld. ld (agenda no. 17). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake de aanstelling van een schoolarts.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 10