84 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Maart 1918. sorteert dus onder genoemde Commissie. En zij weet er niets van af. Aan wie, vraagt spreker zich af, de schuld, dat de Commissie er niets van af weet.! Als de Commissie toch overtuigd is dat het bedoelde onderwijs onder haar toezicht staat, dan kan zij zich, als zij geen inlichtingen krijgt, tot Bur gemeester en Wethouders of het schoolbestuur om inlichtingen wenden. Spreker is niet met de usan ces bekend, maar hij meent dat het advies der Com missie van Toezicht geen reden van bestaan heeft. Zij zegt toch dat het beter is dat de school een over- heidsschool wordt. En Burgemeester en Wethou ders nemen dat over. Spreker vindt dat niet juist. Als de Commissie van Toezicht geen advies kan geven, is, naar spreker meent, de eenige juiste weg om te overwegen of het gevraagde subsidie kan worden toegestaan op voorwaarden in overleg met de Commissie vast te stellen. Spreker zou gaarne zien dat Burgemeester en Wethouders in dien zin hun prae-advies wijzigden. Het staat voor spreker vast, dat meer subsidie voor de school gewettigd is, daar elke exploitatie duurder wordt. Ook staat het vast dat de school eene nuttige instelling is, waarop Leeuwarden trótsch mag zijn. Spreker zou dan ook gaarne zien dat de Raad besloot tot het geven van een verhoogd subsidie op voorwaarden, door Burgemeester en Wethouders in overleg met de Commissie van Toezicht vast te stellen. De heer de Haan hoort den heer Peletier zeggen, dat, als de Commissie van Toezicht op het Middel baar Onderwys niet op de hoogte is van de Middel bare Technische- en de Ambachtsschool, de fout by haar zelf ligt. Dat is onjuist. Vóór de oprichting der Middelbaar Technische school hebben Burge meester en Wethouders prijs gesteld op een advies van de Commissie van Toezicht. Dit belangrijk rap port is uitgebracht op 10 Juli 1912 en het is bespro ken in de raadszitting van 24 Juni 1913. Spreker had toen nog niet de eer lid van den Raad te zijn, maar dezer dagen is hij in de gelegenheid geweest om na te gaan in hoeverre dat rapport de grondslag is geweest voor het verleenen van subsidie. Voor hen, die het rapport hebben gelezen, staat het vast, dat de Commissie van Toezicht ernstige bedenkin gen had tegen het op een zoo groote schaal oprich ten van eene Middelbaar Technische school. Het zou n.l. worden eene volledige school met 5 afdeelingen. Als men het programma nagaat, dan ziet men dat de opbrengst van het schoolgeld op 10.900.was geraamd, terwyl het giheele budget 50.100.be droeg. De Commissie van Toezicht heeft toen ge zegd dat het zou blijken dat het tekort op een der gelijke school groot zou worden. Zij heeft eene ver gelijking gemaakt met Utrecht waar een school met 2 afdeelingen bestond. Daar zijn 130 leerlingen, die een uitgaaf vorderen van 66.500.Hier werd gerekend op 216 leerlingen en een uitgaaf van 50.100.De Commissie van Toezicht heeft zich op het standpunt gesteld dat het begrip Middelbaar Technisch Onderwys zeer vaag was en dat de mid delbare technici gerangschikt kunnen worden in twee rubrieken. De eerste rubriek voor de helpers der ingenieurs en voor de bedrijfsleiders, de tweede voor de opzichters bij de uitvoering van bouwwer ken, werkbazen, enz. Waar men zich voorstelde hoogstaand onderwys te geven, meende de Com missie dat de school hier moest dienen voor de eer ste groep, terwijl de Middelbare Technische school te Sneek kon dienen voor de opleiding van opzich ters, enz. De Commissie heeft allerlei bezwaren vooruit gezien. Waar nu spreker dat rapport her lezen heeft, behoeft hy geen woord van het advies terug te nemen. Alles wat is opgericht heeft niet beantwoord aan de verwachtingen, toen gekoesterd. Sedert het uit brengen van het rapport zijn nu 6 jaren verloopen. De school isv er. Zij heeft 60 leerlingen in plaats van 216 en het schoolgeld bedraagt 4000.Het spreekt dus van zelf, dat de school enorm veel moeite heeft om een behoorlijk leerarenpersoneel te krijgen. Dat wisselt zeer dikwijls en het is juist zijn groote grief tegen de inrichting: de samenkop peling van de Middelbare Technische School met de Ambachtsschool. Beide scholen lijden er onder. De bedoeling van de Middelbaar Technische school is geweest dat zij als minimum theoretische kennis zou eisehen de kennis van een leerling na de 3e klasse eener Hoogere Burgerschool. Nu is het al regel, dat de beste leerlingen der Ambachtsschool worden toegelaten. Op dien grondslag is het onmo gelijk verandering aan te brengen. Dit verband heeft ook de aandacht getrokken van den Bond van Technici in Nederland, die op een vergadering on langs te 's-Gravenhage gehouden, zich heeft verzet tegen een toestand als hier en te Haarlem bestaat en die men van plan is te scheppen te Amersfoort, n.l. de samenkoppeling van de Ambachtsschool met de Middelbaar Technische. De Ambachtsschool gaat in leerlingental achteruit en de kosten worden grooter. In dezen tijd nu, is het een eerste eisch dat eene inrichting, die gebrek aan geldmiddelen heeft, bezuinigt. En van bezuinigen is geen sprake. De Commissie, die de school beheert, doet alles luxueus. Er bestaat eene afzonderlijke commissie voor de Ambachtsschool en de Middelbaar Techni sche school, die de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs geen inlichtingen heeft ver strekt en die ook geen rechtstreeksche verplichting heeft tot liet geven daarvan. De Commissie van Toe zicht op het Middelbaar Onderwys, bestaande uit 5 leden, heeft met de scholen, die onder haar toezicht staan, genoeg te doen, om haar tijd ook nog zoek te brengen met inrichtingen, die buiten haar bereik vallen. En dat was de aanleiding tot het negatief advies dat de Commissie gemeend heeft aan Burgemeester en Wethouders te moeten geven. Spreker meent dat er nie.ts tegen is. In enkele plaatsen van ons land zijn door liet particulier initiatief, Middelbaar Tech nische scholen opgericht. Gaat er dan kracht uit van dat particulier initiatief, dan blijkt dat uit de offers, die het zich daarvoor getroost. En wat ziet men hier? Dat dit particulier initiatief 310. 's jaars bijdraagt. De school moet dus bestaan van Rijks-, Provinciaal- en gemeentelijk geld, terwijl de Gemeente, evenmin als de Commissie van Toezicht, iets heeft te zeggen. Wij krijgen geen verslagen en tasten in het duister. Wat men daarvan van ter zyde hoort, mag bekend verondersteld worden, maar de wijze van exploitatie kan daaruit niet wor den beoordeeld. De heer Collet zegt, dat Burgemeester en Wet houders op tweeërlei gronden voorstellen afwijzend op liet verzoek te beschikken. De eerste is, dat de draagkracht der gemeente het niet toelaat het ver hoogde subsidie te geven. Spreker vindt dat wel een beetje sterk. Er zijn wel andere inrichtingen van onderwijs, die veel minder sprekers sympathie hebben dan de Middelbaar Technische school en de Ambachtsschool en die de gemeente veel meer kos ten. Spreker is er een voorstander van om het ge vraagde verhoogde subsidie toe te staan. De tweede grond waarop het afwijzend prae-advies berust is deze, dat Burgemeester en Wethouders zoo weinig medezeggingschap hebben. Het is waar, zij hebben niets te zeggen. De heer Peletier: „eigen schuld''. Verslag van de handelingen van den De heer Collet: „goed, eigen schuld". Spreker wil daarom voorstellen Burgemeester en Wethouders uit te noodigen met voorstellen bij den Raad te ko men, bevattende de voorwaarden, onder welke de gemeente aan de Vereeniging voor Middelbaar Technisch- en Ambachtsonderwijs subsidie zal ver leenen. De heer Beekhuis is ook niet bevredigd door het prae-advies. Het heeft hem bevreemd, maar hij kan de argumenten niet zien, waarop het afwijzend prae-advies steunt. Het eenige argument zou zijn, en dat blijkt uit de verwijzing naar de behande ling van deze zaak in 1913 en 1916 dat Burget- meester en Wethouders er weinig sympathie voor hebben. Water verder in het prae-advies staat, kan, meent spreker, niet als een serieus argument zyn bedoeld. Spreker bedoelt hiermee de uitdrukking of het niet beter is dat onder de bestaande omstandig heden de overheid de zorg voor de school op zich neemt. Dat kan niet serieus zyn bedoeld, als met de o v e r h e i d de g emee n t e wordt bedoeld. Bur gemeester en Wethouders zullen toch zeker wel wil len gelooven dat, als de inrichtingen in kwestie ge meentelijke inrichtingen waren, het budget zeker niet lager zou zijn dan thans het geval is. Spreker weet wel dat dit niet wordt beweerd en ook vroeger niet is beweerd, want men heeft indertijd gezegd dat het beheer behoorlijk zuinig wordt gevoerd. Hij kan zich dan ook niet anders voorstellen of de uit drukking wordt alleen als Ivoeman tegenover het bestuur der Ambachtsschool uitgespeeld. Als de Raad er echter ernstig over denkt om van de Am bachtsschool eene gemeentelijke inrichting te ma ken, dan lijkt dat spreker best en hij is overtuigd dat zulks bij het bestuur in goede aarde zal val len. De taak van bestuurslid der Ambachtsschool is geen gemakkelijke en spreker, die zelf lid ervan is, zal zijn taak volgaarne aan andere handen toe vertrouwen. Spreker gelooft niet dat er in het col lege van Burgemeester en Wethouders cén lid is, of misschien één, die de Ambachtsschool tot eene ge meentelijke inrichting wil maken. Als nu Burgemeester en Wethouders er niet serieus over denken, moet, meent spreker, een der gelijk argument ook niet worden gebruikt. Waar er nu in het prae-advies geen aanmerkingen wor den gemaakt op het beheer, daar kan, meent spre ker, de Raad aan het gevraagde subsidie niet ont komen. Waarvan is de aanvraag om subsidie een gevolg? Uit de cijfers der begrootingen van 1910, 1916 en 1917 blijkt dat de uitgaven enorm gestegen zijn, zonder dat het bestuur der Ambachtsschool er iets aan kan doen. In 1910 werd aan salarissen uitge geven 19.600.—, in 1916, 30.700.—, in 1917 35.108.Voor brandstof en verlichting werd in die jaren respectievelijk betaald 1626.4150. en 7237.De post voor materiaal is ondanks de prijsstijging niet honger geworden, zelfs heeft men door het gebruiken van oude materialen daarvoor iets minder kunnen uitgeven. De totale uitgaven der school bedroegen :m 1910, 40.700.in 1916, 54.800.en in 1917, 64.900.Dit is een gevolg van de enorme stijging der onkosten en den groei van de inrichting. Het lijkt spreker dan ook zeer onjuist om deze verhooging van subsidie te weige ren, waar de rekening aanwijst dat het bestuur niet met minder toe kan. Spreker wil eens eene ver gelijking maken met een andere Ambachtsschool, n.l. die te Amersfoort. In Amersfoort zijn 196 leer lingen. hier 280. Aan salarissen wordt daar betaald rond 21.000.—, hier rond 35.000.Hot Rijks subsidie voor Amersfoort bedraagt 24.000.voor Leeuwarden' 31.000.de Provincie Utrecht be van Leeuwarden van Dinsdag 26 Maart 1918. 85 taalt 8300.Friesland 8000.terwijl de ge meente Amersfoort 12.800.en Leeuwarden 11.000.subsidie geeft. Nu wordt aan de gemeen te Amersfoort door het Ambachtsschoolbestuur 3000.extra subsidie gevraagd. Het prae-advies van Burgemeester en Wethouders luidt gunstig. Hier wordt 1100.gevraagd en liet prae-advies luidt afwijzend. Als de Raad deze beide scholen met elkander vergelijkt, kan er aanleiding zijn om hier ook het extra subsidie toe te staan. De verhoo ging vindt toch zijn oorzaak in de bijzondere tijds omstandigheden. Alle takken van dienst hebben door die omstandigheden meerdere onkosten en het is dan ook niet vreemd dat dit verschijnsel zich ook bij de Ambachtsschool voordoet. Spreker heeft alleen maar te wijzen op de on kosten voor brandstof en licht. De eenige vraag is deze: is de Ambachtsschool eene instelling van vol doende belangrijkheid om haar in stand te houden. En dan is spreker overtuigd, dat niet vele leden zul len denken en spreken als de heer de Haan, de voorzitter der Commissie van Toezicht, die eene redevoering heeft gehouden tegen de Middelbaar Technische- en de Ambachtsschool, die van groote eenzijdigheid blijk geeft. De heer de Haan zegt: de Commissie weet niets van de school, zij krijgt geen verslagen. Toch kan zij zich niet vereenigen met de wijze waarop de school wordt bestuurd! Deze conclusie, aan de genoemde praemis.se ver bonden, raakt kant noch wal. Als men van een zaak niets afweet, zwijgt men daarover, maar zegt men niet: ik ben niet tevreden. Maar, vraagt spreker, hoe komt het dat de Commissie er niets van weet. Ieder toch kan van de zaak afweten. De verslagen komen toch ook in handen der Commissie De heer de Haan: „neen". De heer Beekhuis vervolgt en vraagt of dan de Commissie wel ooit een poging heeft gedaan om van het bestuur ouheldering of inlichtingen te krij gen? Nog nooit heeft de Commissie zoo iets gedaan. En waar nu de Commissie dat niet heeft^gedaan en blijkens de stukken in 1913 reeds zoo tegen de school geporteerd bleek, is het dan wel goed op) het advies der Commissie in te gaan. Dat advies is een zijdig en de Raad zal goed doen daar niet op in te gaan. Dat de Commissie ter zake onkundig is, blijkt wel uit de mededeeling van den heer de Haan, dat het aantal leerlingen der Ambachtsschool achteruit gaat. Hoe weet de heer de Haan dat, vraagt spjre- ker? Uit de verslagen blijkt dat niet. In 1910 toch waren er blijkens het. verslag 206 leerlingen, in 1916, 304 en in 1917, 280. Het aantal leerligen bedraagt de laatste jaren altijd tussehen de 275 en 300. Waai de heer de Haan het weghaalt, dat het aantal leer lingen slinkt, begrijpt spreker niet. Tenzij spreker beter motieven hoort, zal hij tegen liet. prae-advies stemmen. De heer Schoondermark (Wethouder) hoort den heer Beekhuis zeggen dat deze tegen zal stemmen tenzij hij betere motieven hoort. Spreker zou den heer Beekhuis met de wedervraag willen beant woorden: welke motieven kan dit raadslid aange ven om het verzoek in te willigen. De motieven door den heer Beekhuis te berde gebracht zyn. geen motieven. Als het bestuur toch zegt: ik moet meer geld hebben, anders kan ik het niet volhouden, dan is dat geen motief. De heer Beekhuis haalt er de brandstof en het licht bij. Zeker, zegt spreker, als men er met de brandstof maar op los leeft, wordt het veel duurder. De gemeentescholen zijn gerant soeneerd en wel zoo, dat de kinderen in het begin van den winter in lagere temperatuur dan gewoon lijk hebben gezeten. En er kwam dan ook klacht

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 4