92 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Maart 1918. uit. Spreker kan daar niet veel tegenover stellen. De beoordeeling der hnren is voor Burgemeester en Wethouders moeilijk, maar voor den heer Dijk stra zeker ook. Het is een kwestie van vertrouwen in den adviseur en die heeft dat van Burgemeester en Wethouders, die aannemen dat hij een onpartij dig advies gveft. Spreker ziet niet in hoe die advi seur de cijfers, die hij geeft, kan motiv eren. De be oordeeling der cijfers staat of valt met liet ver trouwen dat men in den taxateur heeft. De verhu ring van landerijen is, in het algemeen gesproken, geen zaak, die Burgemeester en Wethouders kun nen beoordeelen. Zij zeilen in hoofdzaak op het kom pas van hun deskundige. En al geeft, die nu wat franje bij zijne taxatie, het blijft-een kwestie van vertrouwen. De heer Dijkstra schijnt te willen dat de deskun dige de cijfers verdedigt door eene vergelijking te maken met de huursommen van het omliggende land. Dat is in gewone omstandigheden wel gedaan, maar zou nu weinig beteekenen. Als de heer Dijk stra eenige cijfers geeft van land dat veel honger huur doet, dan hecht spreker aan die cijfers om dezelfde reden even weinig waarde als de deskun dige heeft om er niet aan te hechten. De dwaaste prijzen worden betaald, prijzen, waarvoor geen ver standig ïnensch wil buren. De heer Dijkstra meent nu dat de zaken der gemeente niet serieus worden opgevat. Spreker meent juist dat de gemeente de zaken wel serieus opvat als zij zich niet spiegelt aan dergelijke abnormale prijzen. De gemeente, die de huursom vordert welke door den deskundige wordt aangegeven, handelt serieu- ser dan de gemeente, die zegt: ik kan 180. per pondemaat krijgen. Spreker herhaalt dat bet een kwestie van vertrouwen is in den deskundige en dat die deskundige dat vertrouwen in liooge mate waard is. De lieer Dijkstra heeft zijn voorstel ingediend omdat hij zich door de late indiening ervan be zwaard gevoelt. Spreker erkent dat het voorstel te laat is ingediend. Het heeft ook hem getroffen. Eene verzachtende omstandigheid is het evenwel, dat de secretarie èn door de buitengewone tijdsom standigheden èn door onvoltallig personeel niet in staat is alles op tijd klaar te krijgen. In het alge meen is het niet goed dat dergelijke voorstellen te laat bij den Raad inkomen te meer, daar het dan heel moeilijk is ze te verwerpen. Toch moet spre ker den Raad ontraden de landerijen in kwestie voor één jaar te verhuren. Het is een ongebruike lijke' manier en voor de pachters hoogst onaange naam. Als de heer Dijkstra dan ook geen ernstiger bezwaren aanvoert, moet de Raad niet ingaan op het voorstel van den beer Dijkstra om de plaatsen voor één jaar te verburen. De heer Schaafsma heeft den Voorzitter hooien zeggen, dat deze niet veel waarde hecht aan de huur, welke voor tiet omliggende land wordt be taald. Spreker hecht daar wel waarde aan. Spreker veronderstelt, dat dit land bij openbare verhuring een veel hoogeren prijs zal opbrengen en de huur der gaat dan met de winst strijken. De winsten der landbouwers zijn in de laatste jaren zeer hoog ge weest. Spreker verwijst daarvoor naar de door den heer donkheer van Berenstein opgezette bereke ning. En omdat landbouw en veeteelt in de naaste toekomst groote winsten zullen afwerpen, moet de Raad deze landerijen niet direct voor een zoo lage huur verhuren. Men geeft daardoor aan bepaalde personen de gelegenheid een overgroote winst te maken en dat is voor de gemeente onverantwoorde lijk. Spreker verklaart zich dan ook vóór bet voor- - stel-1 tijkstra om de landerijen voor één jaar te ver huren. Dat is de juiste weg, meent spreker. Lande rijen worden nooit in Januari, altijd in October of November verhuurd en het bouwland dan aan vaard, terwijl de aanvaarding van greidland altijd op 5 Maart is. Spreker wil den Raad dan ook in overweging geven het voorstel-Dijkstra aan te ne men. ïn den a.s. herfst kan deze zaak dan opnieuw worden besproken en dan kan er eene nadere taxa tie plaats hebben en dan naar spreker hoopt, door twee deskundigen. De heer Dykstra heeft met belangstelling het antwoord van den Voorzitter gehoord. Ten opzichte van-den deskundige is er bij spreker geen kwestie van wantrouwen. Ook wil spreker niet beweren dat de deskundige niet overtuigd is dat zijne taxatie juist is. Sprekers bezwaren zijn door den Voorzit ter niet ontzenuwd. Hij heeft gezegd dat de taxatie niet op cijfers steunt. Hij moet dan ook zijn voor stel handhaven. De huurder is dan toch nog beter af dan wanneer het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt verworpen. Technisch is er te gen sprekers voorstel ook geen bezwaar. Op de plaatsen wonen de huurders en de mest is er. Het losse land ligt voor eb en vloed. Dat kan men wel van jaar tot jaar verhuren. Dus dat is ook niet be zwaarlijk. Spreker zou er wel eens met den Voorzitter over willen spreken, wat hij onder taxatie verstaat. De heer Beekhuis zegt dat de heer Dijkstra be weert dat het geen bezwaar is om land voor een jaar te verhuren. De inrichting van het bedrijf op een boereplaats maakt het echter moeilijk zulks met een plaats te doen. Bovendien heeft aanneming van bet voorstel-Dijkstra dit resultaat, dat de betrok kene niet weet of hij over een jaar weer kan huren. I De Voorzitter vraagt of de heer Dijkstra de lan derijen en plaatsen op den door Burgemeester en Wethouders voorgestelden voet wil verhuren voor één jaar. De beer Attenia is van meening, dat de door den heer Dijkstra aangegeven weg de juiste is. De fout van de secretarie mag niet de oorzaak zijn van een schadepost voor de gemeente. Bij vergelijking met I de cijfers door den heer Dijkstra genoemd, is het duidelijk dat er tusschen deze en de voorgestelde huren nog al wat ruimte is. Het wil spreker voor komen dat het aanbeveling verdient het voorstel- Dijkstra aan te nemen. Dat is in het belang der ge meente. Bij publieke verhuring zouden ook andere prijzen worden bedongen. De Voorzitter zegt dat het laatste argument van den heer Attenia weinig klemmend is. In den laat- I sten tijd worden krankzinnige prijzen besteed en de gemeente heeft zich op liet standpunt geplaatst dat zij daarin niet moet volgen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel-Dijkstra wordt aangenomen met 14 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Dijstra, Terpstra, Tie- meisma, Attenia, Peletier, Nijholt, Schaafsma, Col- I let, lliemstra, Koopmans, van Sloterdjjek, Dijk stra, /andstra en de Haan. Tegen de heeren: Berghuis, de Vos, Oosterhoff, van Weideren baron Rengers, Colien, Haver- schmidt, Beekhuis, Menalda en Schoondermark. erslag \an de bundelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20'Maart 1918. 93 Dit voorstel luidt als volgt: S. v. d. Kaars, wonende Noordvliet 173, heeft bij schrijven, ingekomen 14 Januari 1918, verzocht een stuk grond pl.m. 335 c.A. groot, onderdeel van blok D der terreinen aan het Cambuursterpad, gelegen aan de verlengde Jacob Bincjjesstraat bij het Noorvliet achter zijne pereeelen sectie (1 nos. 4895 en 4896 te mogen koopen. De bedoeling is, naar de Directeur der Gemeentewerken mededeelt, dit stuk voorloopig te bestemmen voor opslagplaats van oud ijzer enz., doch na den oorlog er een nieuw pand op te bouwen, wat de toestand aldaar zal ver beteren; zoolang echter de eerste bestemming blijft bestaan, is het wenschelijk dat de terreinafsluiting eene zoodanige zij dat van de openbare straat de opslag niet zichtbaar is. Van deze gelegenheid kan de gemeente tevens gebruik maken om van adres sant in eigendom te krijgen een klein gedeelte van diens perceel no. 4895, ongeveer 6 M2. groot, waar door het mogelijk is de straat naar het Noordvliet recht door te trekken. Met v. d. Kaars is, behalve nog over eenige pun ten van ondergeschikt belang, overeenstemming gekregen hierover, dat de gemeente voor den te verkrijgen grond denzelfden prijs betaalt als zy voor het te verkoopen gedeelte bedingt, en die over eenkomstig de prijsbepaling bij de voorwaarden van uitgifte 4.per c.A. zal bedragen. Ten einde deze transactie aldus tot stand te brengen is er geen bezwaar in gevonden op den wensch van den adressant m te gaan en voor dat geval hem den grond in eigendom en niet, zooals bij de uitgifte is bepaald, in erfpacht te geven. Voor dezen min of meer afgelegen grond is dit trou wens van minder gewicht. Aangezien by deze overeenkomst het belang der gemeente wordt gediend, hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten: 1. aan S. v. d. Kaars, Noordvliet 173 alhier, voor den prijs van 4.per M2. te verkoopen een gedeelte terrein gelegen achter de pereeelen sectie G nos. 4895 en 4896 aan het verlengde van de Jacob Binckesstraat, onderdeel van blok D der bouwter reinen tusschen het Cambuursterpad en den Ooster singel, groot ongeveer 335 M2, de juiste grootte nader door een landmeter van het kadaster op te meten, op de by de stukken gevoegde teekening in roode argure aangegeven en volgens de bij raadsbesluit van 26 Juni 1917 no. 258R/138 vastge stelde voorwaarden voor zoover ten deze naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders toepas selijk, onder voorwaarde dat zoolang het ter rein in afwijking van bovengenoemd raadsbesluit niet bebouwd wordt, doch gebruikt wordt als op slagplaats van oud ijzer enz., de afscheiding langs de rooilyn zoodanig gemaakt wordt dat van den opslag van de openbare straat af, niets te zien valt en onverminderd de verplichtingen voor adressant voortvloeiende uit de wetten en plaatselijke veror deningen. 2. van denzelfden in eigendom over te nemen een strookje grond, onderdeel van het kadastrale perceel sectie G no. 4895', op de teekening in zwarte argure aangegegeven, ter grootte van onge veer 6 M2. eveneens tegen den prijs van 4. per M2., berekend naar de kadastraal uitgemeten grootte. De beraadslaging wordt geopend. De heer Terpstra leest in liet rapport dat de heer van der Kaars grond krijgt om dien in de toekomst te bebouwen. Spreker meent dat het gewoonte is, dat er, als de gemeente grond in erfpacht of koop afstaat, een termijn wordt vastgesteld, waarbinnen de grond moet zijn bebouwd. Spreker wil als voor waarde opleggen dat de grond binnen 5 jaar moet zijn bebouwd en dat van Hor Kaars, als hij dien ter mijn verlengd wil zien, aan den Raad verlenging kan vragen. Misschien kunnen Burgemeester en Wethouders dit denkbeeld wel overnemen. De Voorzitter gelooft niet dat daartegen bezwaar bestaat, maar ook dat Burgemeester en Wethou ders het denkbeeld niet overnemen. Zij weten toch niet of de andere partij er genoegen mee neemt. Wat is voorgesteld, is overeengekomen. In liet al gemeen is het stellen van een dergelijke voorwaarde wel juist. Als de betrokkene evenwel niet precies kan zeggen wanneer hij den grond noodig heeft, gaat het moeilijk. De heer Dykstra zegt dat het de bedoeling is van van der Kaars om den grond voorloopig te gebrui ken voor bergplaats van oud ijzer. Na den oorlog echter, als de tijdsomstandigheden weer normaler zijn, is het de bedoeling van Burgemeester en Wet houders dat er een gebouw zal verrijzen. Het is dus niet de bedoeling om er altijd een oud-yzer-berg- plaats te houden. En nu is het de bedoeling van den heer Terpstra om dat bouwen aan een termijn vast, te leggen. Hij noemt daarvoor 5 jaar. Om spreker mag het ook 3 jaar zijn. Spreker wil Burgemeester en Wethouders het heft in handen geven om van der Kaars tot bouwen binnen een bepaalden ter mijn te noodzaken. Anders kan het wel eens laat worden. De heer Attema is het volkomen eens met den lieer Dykstra. Er staat: na den oorlog. Maar dat kan wel 10 of 20 jaar worden. De Voorzitter: „dat staat in de toelichting; maar daarmee heeft de wederparty niets te maken. De termijn, waarbinnen den grond moet worden be bouwd, is geheel aan Burgemeester en Wethouders overgelaten. De heer Cohen kan mededeelen, dat het zeker de bedoeling is om onmiddelijk na den oorlog te gaan bouwen. Het plan voor den bouw van eene woning en een pakhuis is reeds gereed. Het behoeft dan ook geen 5 jaar te duren. Spreker wil nog een korte opmerking maken. Er staat in het voorstel dat de kosten van opmeten enz. voor rekening van den kooper zijn. Spreker zou het uit principe billyk vinden dat de gemeente de kos ten van opmeting voor hare rekening neemt van het stuk dat zy van van der Kaars koopt. De Voorzitter: „dat is een stukje van 6 M2." De heer Cohen: „het gaat om het principe". De Voorzitter: „Burgemeester en Wethouders hebben daartegen geen bezwaar". De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Dit voorstel luidt als volgt: De belooning van de gaarders en schrijvers aan t>~ T Y f iQiv'. ^tt.-^------ 8 (agenda no. 10). Voorstel ran Burgemeester en Wethouders tot het aangaan ran een overeenkomst met S. v. d. Kaars alhier, betreffende koop en verkoop ran grond tusschen Noordvliet en Cambuursterpad. 9 (agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de verordening regelende het gebruik van de veemarkt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 8