94 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 2d Maart 1918.
de veemarkt bedraagt sinds 1 Januari 1914 150.-—
per jaar. Voordien was zij 130.Bij de herzie
ning der salarissen in 1917 is wel dat van den vee
marktmeester verbeterd, doch zijn die van even go-
noemde ambtenaren onveranderd gelaten. Een ver
hooging met 1/3 of 50.lijkt ons, den algemeen
gestegen loons- en levensstandaard in aanmerking
genomen, wel te verdedigen. Wordt door l aldus
besloten, dan is het ons voornemen ook de beloo
ningen van het overige aan de markt verbonden
personeel, bedoeld bij artikel 2 letter d der betrek
kelijke verordening, nl. zij die op de markt toezicht
houden en de controleurs bij de in- en uitgangen
voor vee, in gelijke evenredigheid te verhoogen.
Wij hebben de eer 1 voor te stellen te besluiten:
met ingang van 1 April 1918 in artikel 9 der
verordening regelende het gebruik van de ee-
markt (gemeentebladen 1916 no. 17 en 1917 no. 9
het daarin tweemaal voorkomende cijfer ..150" te
veranderen in „200".
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig liet voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
10 (agenda no. 12). Voorstel can Burgemeester en
Wethouders betreffende het belang der gemeente, bij eene
mogelijke verbetering van de spoorbrug over de (Ireuns.
Dit voorstel luidt als volgt:
Onder dagteekening van den 22 Juni 1916 ont
vingen wij van Gedeputeerde Staten een schrijven
waarin gevraagd wordt hoe hoog naar de meening
van l we Vergadering en van ons college het be
lang der gemeente bij een verbetering der spoor
brug over de Tynje wordt aangeslagen en op ■wel
ken geidelijken steun van de gemeente ware te
rekenen bij de pogingen om van de Exploitatie-
maatschappij verhooging en verbetering van die
brug te verkrijgen.
Ruim een jaar te voren was door het provinciaal
bestuur over dezelfde aangelegenheid, die bij het
college door het bestuur van den Bond van Frie-
sche stoomvaartbelangen aanhangig was gemaakt,
ons advies gevraagd en waren wij te voren in onze
briefwisseling met de Nederlandsehe Tramweg-
Maatschappij ook reeds in de gelegenheid geweest
van onze meening in deze zaak te doen blijken. In
beide gevallen hadden wij op de onvoldoende lig
ging der brug gewezen, vooral toen een oogenblik
te voorzien was dat de tram naar Drachten blijvend
de spoorlijn zou volgen, en hadden wij verbetering,
d.w.z. verhooging en verruiming der doorvaart-
wijdte, een belang voor onze gemeente genoemd.
Deze zaak is, gelijk Gedeputeerde Staten in hun
bovenaangehaald schrijven van 22 Juni 1916 op
merken, in een ander stadium gekomen, nu vrijwel
is uitgemaakt dat de tram naar Drachten de route
langs „de Bleek" zal volgen. De brug zal dus als
gevolg van den trammenloop niet veelvuldiger be
hoeven te worden gesloten en de vraag is nu in
welke mate komt hier het belang der gemeente op
den voorgrond. Want dat de brug voor de scheep
vaart ongeschikt is gelegen zij ligt laag en ook
zijn de doorvaarten te nauw mag als vaststaan
de worden aangenomen en blijkt genoegzaam uit
de adressen, die bij den Minister van Waterstaat
op verbetering hebben aangedrongen.
Wij hebben niet nagelaten over deze vraag het
gevoelen in te winnen van de Kamer van Koop
handel en Fabrieken, in verband met de aanhan
gige plannen om Groningen door een nieuw groot-
schffpsvaarwater met de Zuiderzee bij Lemmer te
verbinden. Mocht toch Leeuwarden via de Greuns
met (lezen scheepvaartweg in verbinding kunnen
worden gebracht, dan zou het belang dezer ge
meente in een geheel ander licht komen dan wan
neer hierop geen uitzicht mocht bestaan. Met het
brengen dezer aangelegenheid in Lwe Vergadering
hebben wij dan ook gewacht tot de kanaalplannen
vasteren vorm zouden hebben aangenomen. Dit is
thans liet geval. Bij schrijven van September 1917
is door de daartoe benoemde commissie aan den
Minister van W aterstaat en aan de colleges van
Gedeputeerde Staten van Friesland en van Gro
ningen het rapport inzake den nieuwen scheep
vaartweg uitgebracht. Een verbinding van Leeu
warden met dien weg komt daarop niet voor. Dit
is voor de Kamer van Koophandel geen bezwaar;
zij ziet voor Leeuwarden een grooter belang in den
weg naar de Zuiderzee over Harlingen, omdat deze
beter bezeilbaar en de haven aldaar in het ongun
stige jaargetijde meer ijsvrij is dan die van Lem
mer. Bovendien, zegt zij, is de vaart dieper. Dit
laatste kan bezwaarlijk als argument gelden, waar
geen vergelijking tussehen de bestaande vaarwe
gen LeeuwardenHarlingen en Leeuwarden
Lemmer moet worden gemaakt, maar tussehen
eerstgenoemde en den verbeterden weg naar Lem
mer. ij zien dan ook voorioopig voor onze ge
nua nte, mits deze laatste er kome, een vrij wat groo
ter en meer dadelijk belang dan in een nog zoo
zeer in de toekomst liggende verbetering van den
vaarweg naar Harlingen. De Commissie voor de
Openbare Werken is dit met ons eens, mits de ge
meente dan ook zorge voor een zoodanige verrui
ming van de tweede Kanaalbrug, dat de grootere
schepen tot de eerste Kanaalbrug kunnen door
varen. In het advies der commissie wordt nog ge
wezen op de onlangs aangekochte terreinen tus
sehen de Greuns en den weg Achter de Hoven be
zuiden de spoorlijn naar Groningen en hare min
derheid is van oordeel, dat, waar deze toeganke
lijk zullen worden gemaakt door havenbassins,
die ten zuiden van de spoorbrug in de Tynje uit
monden, er voor de gemeente geen belang bij de
brugverbetering betrokken is. Dit lijkt ons met de
meerderheid der commissie de zaak uit een te be
perkt oogpunt beschouwd. Indien, gelijk blijkt uit
het rapport van den provincialen hoofdingenieur,
door Gedeputeerde Staten bij hun schrijven ter in
zage overgelegd, de brug zoo wordt gemaakt dat
bij den hoogsten te verwachten waterstand ledige
sleepkanen als mede de dagelijks op Leeuwarden
varende stoombooten er onder door kunnen varen
en deze vaartuigen verder zonder al te groote kos
ten tot aan de binnenstad konden worden gebracht,
dan is dit ongetwijfeld voor de gemeente een offer
waard.
Met de commissie en onder voorbehoud, gelijk
boven aangeteekend, dat de verbinding met het
groote Groninger scheepvaart-kanaal tot stand
komt, zouden wij dit willen uitdrukken in liet dezer
zijds beschikbaar stellen van een aandeel in de kos
ten van verbetering der spoorbrug die in gelijke
verhouding staat tot wat daarin voor rekening dei
provincie blijft, als destijds de bijdrage der gemeen
te tot die der provincie stond bij den aanleg van
hit Nieuwe Kanaal, dat is van 110 tot 125 wat,
naar de raming van het geheele werk in April
1915, van 210.000, voor de gemeente neerkomt op
een uitgaaf van rond 98.000.
W ij hebben dus de eer 1 voor te stellen ons te
machtigen Gedeputeerde Staten in antwoord op
hun schrijven van 22 Juni 1916 mede te deelen dat.
zoo van de 2e Kanaalbrug af Leeuwarden met het
te maken scheepvaartkanaal LemmerGroningen
langs den kortsten weg via de Greuns in verbinding
wordt gebracht op zoodanige wijze, dat die verbin
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Maart 1918. 95
dingsweg door dezelfde vaartuigen als het kanaal
zelf kan worden bevaren, de gemeente bereid
is in de ten laste der provincie komende kosten
van verbetering der spoorbrug in de lijn naar Gro
ningen over de Greuns volgens de globale plannen
en begrootingen van den Hoofdingenieur van den
Provincialen Waterstaat, aan hun college ingezon
den bij schrijven van 1 April 1915, voor 110/235 bij
te dragen.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Koopinans heeft met groote ingenomen
heid dit voorstel van Burgemeester en Wethouders,
dat de gelegenheid biedt om de spoorbrug over de
Greuns te verbeteren, begroet. In de eerste plaats
omdat de brug, waar ze voor het spoorwegverkeer
dikwijls gesloten is, een hindernis is voor de veer
schepen en booten, zooals spreker dikwijls in de
gelegenheid is op te merken.
Verder, dat deze verbetering verband houdt met
de kanaalplannen GroningenLemmer, waarvan
het rapport der Commissie van deskundigen dezer
dagen is verschenen. Daaruit blijkt dat het voorne
men bestaat, dien verkeersweg belangrijk te verbe
teren en de gelegenheid te scheppen, dat niet alleen
veel grootere schepen tussehen GroningenAm
sterdam kunnen komen, doch dat ook verbinding
met Noord-West Duitschland zal worden verkre
gen. Een groote verkeersweg derhalve tussehen Am
sterdam, Rotterdam met het Noorden. Wordt dit
plan uitgevoerd, dan zou het te betreuren zijn in
dien Leeuwarden, dat slechts een paar uur afstands
van dat kanaal is verwijderd, daarop niet met een
verbeterd kanaal werd aangesloten.
Het is noodzakelijk dat dan ook de spoorbrug
over de Greuns wordt verbouwd'. Spreker begrijpt
dan ook niet, hoe de Kamer van Koophandel de
voorkeur geeft aan eene verbetering van de Harlin-
ger vaart. Wel zou het van belang zijn, dat deze
kortere weg eveneens werd verbeterd, maar voor de
groote scheepvaart zou dit niet voldoende zijn.
Maar voorshands ligt het plaatselijk belang van
Leeuwarden meer bij de verbetering van de brug,
met het oog op de binnenschipper^. In den laatsten
tijd, met den beperkten spoorwegdienst, komt zulks
minder uit, in normale tijden evenwel kan het op
onthoud bij de brug zeer storend zijn voor het markt
verkeer.
Wordt ze verhoogd, zóó dat de schippers er met
gestreken mast of schoorsteen onder door kunnen
varen, dan is aan een groot euvel tegemoetgekomen.
Spreker ondersteunt het. voorstel van Burgemeester
en Wethouders.
De heer Nyholt wil gaarne het A'oorstel van Bur
gemeester en Wethouders ondersteunen. Hij wil
echter eene opmerking maken. Hij is van oordeel
dat het belang bij de verbetering van de brug voor
de Provincie veel grooter is dan voor de gemeente
Leeuwarden en het verwondert hem dan ook dat de
verbetering der brug voor de gemeente zoo hoog
komt, Waar de provincie zooveel meer belang bij
de zaak heeft dan de gemeente, vraagt spreker of
ook getracht is van de provincie gedaan te krijgen
dat de bijdrage voor de gemeente wordt verlaagd.
Ofschoon spreker het bedrag wel wat hoog vindt,
zal spreker toch niet tegen het voorstel stemmen.
De heer Beekhuis was in de minderheid der Com
missie voor Openbare Werken, die de stelling van
den heer Nijholt. heeft verdedigd. Spreker meent
dat het voornaamste belang dat Leeuwarden bij de
verbetering van het vaarwater heeft, eindigt bij de
nieuw aangekochte terreinen voor industrieele on
dernemingen. Die terreinen moeten aangesloten zijn
aan het intercommunaal verkeer. Spreker wil dahr-
meo niet zeggen, dat Leeuwarden in het geheel geen
belang heeft bij de verbetering der brug, maar dat
van de provincie is grooter. De gemeente heeft meer
belang bij de verbreeding der doorvaart wijdte dan
bij de verhooging der brug. De scheepvaart heeft
veel belang Lij de verbreeding. Als de brug echter
hooger wordt zal zij minder dikwijls worden afge
draaid. Als toch de brug verhoogd wordt zal de
prikkel om haar te draaien verminderen, omdat dan
vele schepen eronder door kunnen. De grootere
schepen zullen dan vaker voor de brug moeten
wachten en die gedachte maakt spreker huiverig
om aan de verhooging der brug mee te werken.
Spreker zou alleen willen bijdragen in de kosten
van verbetering van het Kanaal.
De heer Koopinans hoort den heer Beekhuis zeg
gen, dat het belang der gemeente ophoudt bij de
brug. Dit begrijpt hij niet. Het zou toch jammer
zijn, wanneer de grootere schepen tot de brug kon
den komen, ze dan niet verder zouden kunnen
bijv. naar de gasfabriek.
De lieer Hiemstra (Wethouder) „die komen er nu
ook niet, ze moeten dan de stad door".
De heer Koopinans. De schepen van 700/800 ton
zullen er wel niet kunnen komen, maar dat is ook
nog niet noodig. Is evenwel de spoorbrug er op in
gericht, dan zullen ook de stadsgrachten wel kun
nen worden verbeterd. Maar de hoofdzaak is, dat
de brug wordt verhoogd voor de binnenschipperij.
In tegenstelling met de meening van den heer
Beekhuis acht liij dit een groot belang. In de adres
sen van den Bond voor Scheepvaartbelangen in
Friesland en de schippersvereeniging „Schutte-
vaer" wordt daarop ook sterk aangedrongen. In de
toekomst wordt de lijn LeeuwardenGroningen
meer bereden, zal de brug daardoor meer gesloten
zijn, en is het van groote beteekenis, wanneer deze
schepen er onder door kunnen varen.
De lieer Nyholt doet opmerken, dat de heer Beek
huis zijn vraag ondersteunt. De motieven van den
heer Beekhuis zijn echter niet die van spreker. Met
den lieer Koopmans toch is spreker het eens, dat
de binnenschipperij zeer veel belang heeft bij de
verhooging der brug. Immers als regel is de brug
open en wordt alleen gesloten als een trein moet
passeeren; dus alleen ten gevolge van meerder
spoorwegverkeer zal de brug vaker en langer ge
sloten zijn. Bij een hoogere brug behoeven de klei
nere schepen, die uit de provincie komen, dan niet
te wachten, maar kunnen onder de brug doorvaren.
Vooral daarom is verbetering zoo'n groot provin
ciaal belang. Evenwel omdat het verkeer met Leeu
warden erdoor wordt vergemakkelijkt wil spreker
wel tot de verbetering bijdragen. Alleen vindt hij
het voorgestelde bedrag te hoog.
De Voorzitter hoort den lieer Nijholt zeggen dat
het hem te duur is. Spreker waardeert de zorg voor
de gemeente-financiën te meer, waar zij van die
zijde zoo zeldzaam is. De raming was in April 1915
210.000, maar het is een uitgaaf, die productief is.
In de vorige vergadering heeft de Raad een uitgaaf
van D/2 ton per jaar gevoteerd. Spreker vindt de
nu voorgestelde uitgaaf absoluut veel, maar betrek
kelijk niet hoog. De heer Nijholt heeft gevraagd of
er ook een poging is gedaan om dit bedrag vermin
derd te krijgen. Burgemeester en Wethouders heb
ben over die zaak niet met de Provincie van ge
dachten gewisseld. Er is bij de bepaling van het be-