Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1921.
toezending van bedoelde wijzigingen vragen, omdat de
gemeente thans over een eigen drukkerij beschikt en
de kosten van het drukwerk dus niet zoo groot zullen
zijn. Voor de leden van den Raad is het voor verge
lijking van groot belang dat zij weten, welke wijzigingen
er in den loop van het jaar hebben plaats gehad, waar
zij daarvan zelf geen aanteekening kunnen houden.
Bovendien is het vroeger altijd gewoonte geweest, dat
die wijzigingen werden toegezonden. Daarom wil
spreker voorstellen:
„De Raad besluit om de begrootingswijzigingen
met toelichting eens in elk kwartaal te doen drukken
en deze aan zijne leden toe te zenden".
De Voorzitter kan namens Burgemeester en Wet
houders meedeelen, dat daartegen geen bezwaar is.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 101 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 102109 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 110. Uitgaven voor personeel, materieel en
andere kosten van het kantoor van den gemeente-ont
vanger f 7,076.67.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Vos heeft bij dit volgno. in de sectie ge
sproken over de wenschelijkheid om het kantoor van
den gemeente-ontvanger gedurende eenige dagen in de
week langer open te houden. Burgemeester en Wet
houders hebben nu in de Memorie van Antwoord ge
zegd dat zij met den gemeente-ontvanger zullen over
leggen om dan naar bevind van zaken te handelen.
Spreker verwacht er dan natuurlijk niet heel veel van.
Maar degene, die eenigszins op de hoogte is van den
toestand bij den gemeente-ontvanger, waar het vooral
tusschen 12 en 1 uur zeer druk kan zijn, moet het wel
wenschelijk achten dat het kantoor langer open is dan
van9 tot 1 uur. Als er b.v. bepaald wordt, dat het kan
toor is geopend van 9 tot 3 uur, dan krijgt men daar
door in ieder geval voor den ontvanger met zijn perso
neel niet te lange kantooruren en het publiek wordt er
zeer mee geriefd. Daarom zou spreker graag van Burge
meester en Wethouders willen weten of zij in dien geest
willen meewerken.
De heer Berghuis (wethouder) zegt dat de heer De
Vos blijkbaar de bedoeling van het antwoord op zijn
vraag eenigszins verkeerd heeft opgevat. Voor dat er
overleg met de ontvanger wordt gepleegd, zullen Bur
gemeester en Wethouders zich omtrent den loop van
zaken bij den ontvanger op de hoogte stellen en als dan
ten slotte niet wordt overgegaan tot geheeie of gedeel
telijke inwilliging van het verzoek van den heer De Vos,
dan is natuurlijk de bedoeling, dat de Raad dit verneemt.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi merkt op dat zij
heeft gelezen dat in een van de secties is gesproken over
het openen van de mogelijkheid om bij voorschot te
storten bij den gemeente-ontvanger om het betalen van
belasting te vergemakkelijken. In de Memorie van Ant
woord wordt nu door Burgemeester en Wethouders
gezegd dat het hier weer is theorie tegenover practijk en
dat het in de practijk niet zal meevallen. Men heeft het
evenwel reeds in verschillende plaatsen ingevoerd en in
Zwolle werkt het uitstekend. Spreekster zou daarom
Burgemeester en Wethouders graag in overweging wil
len geven hun aandacht daarop te vestigen. Het lijkt
haar werkelijk voor heel veel menschen van veel belang,
dat dezen, zoo vaak als zij willen, of wanneer zij mis
schien eens een extratje hebben gehad, een zeker niet
vooruit vastgesteld bedrag bij den gemeente-ontvan
ger kunnen storten, dat dan te zijner tijd op hunne
belasting wordt afgeschreven. Men krijgt daardoor de
voordeelen dat de gemeente over kasgeld beschikt en
de belastingbetalers niet plotseling aan het eind van 'I
jaar worden opgeschrikt. Spreekster zou het niet alleen
willen doen ten aanzien van de belasting maar ook ten
aanzien van de kosten van waterleiding en gas en het
betalen van schoolgeld. Het zou dan, zooals in Zwolle,
in een boekje moeten worden afgeschreven. Ook zou
er een ophaalbedrijf aan moeten worden verbonden,
omdat er ook menschen zullen zijn, die liever geregeld
betalen. Spreekster zou dit alles in de aandacht van
Burgemeester en Wethouders willen aanbevelen.
De heer Berghuis (wethouder) zou mevrouw Buis
man, als deze alleen over het eerste had gesproken,
gerust namens Burgemeester en Wethouders kunnen
verklaren, dat deze van plan zijn dat te onderzoeken.
Alleen hadden zij daaromtrent het idee dat het meer iets
theoretisch zou zijn. Maar ten aanzien van wat mevrouw
Buisman het laatste aanhaalt, ten opzichte van de kosten
van waterleiding, gas, enz. kan spreker die toezegging
niet doen. Mevrouw Buisman moet niet vergeten, dat
men hier te doen heeft men bedrijven en dat, wanneer
men de gelden daarvoor weer naar den gemeente-ont
vanger gaat brengen, men dan weer een apart spaar-
bedrijf moet hebben. En dan zal men in ieder geval ook
loopers voor de bedrijven moeten hebben.
De eerste kwestie wordt zeer zeker onderzocht; zij
is daarvoor belangrijk genoeg, niet alleen, gezien de
kosten, die de gemeente misschien kan besparen, maar
ook de gemakkelijke wijze van betalen door de men
schen. Maar mevrouw Buisman voelt ook wel dat, wan
neer men de bedrijven op deze manier weer gaat
brengen bij den gemeente-ontvanger, er dan weer een
geheel apart incasso-bedrijf zal moeten komen. En dat
kost duizenden.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi stelt zich wel
voor, dat er in de practijk wel aan tegemoet te komen
is, maar laat het verder graag aan den wethouder van
Financiën over.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 110 wordt onveranderd vastgesteld.
'1117 worden onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 1
Volgno. 118. Aanleggen en bijhouden der bevol
kingsregisters 19,250.—.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff zou willen vragen of men door
eenig wettelijk voorschrift is gebonden, verandering aan
te brengen in de administratie van het bureau bevolking.
Is dat het geval, dan heeft spreker niets meer op te
merken, maar zoo niet, dan wil hij de vraag doen of
het nu op dit oogenblik werkelijk wel de tijd is om
voor een wijziging in de administratie 5000.uit te
geven. Is men daartoe gedwongen, dan zal het natuurlijk
moeten.
De heer Berghuis (wethouder) kan antwoorden dat
deze post ook in het college van Burgemeester en Wet
houders een punt van bespreking heeft uitgemaakt. Deze
wijziging wordt niet ingevoerd omdat de wet het voor
schrijft, maar is eenvoudig een gevolg van de practijk.
Volgens verklaring van den Secretaris zouden er toch
onkosten moeten worden gemaakt aan de registers,
maar was het zeer noodzakelijk dat de administratie
beter in orde kwam. Op het oogenblik is de toestand
van de registers zoo dat deze noodzakelijk hersteld
moesten worden en dat is ook duur. Daarbij is deze
wijziging afdoende. Daarom hebben Burgemeester en
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1921. 385
Wethouders dan ook, op voorstel van den Secretaris,
in dezen post berust.
De heer Oosterhoff: Dank U.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 118 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 119145 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 146.
leening
Uitgaven ter zake van
de bank van
f7,211,-.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Vos heeft al meermalen, zooals den Raad
bekend is, gesproken over de Stads-Bank van Leening.
Ook in de eerste sectie heeft hij deze zaak weer ter
sprake gebracht. Hij kan niet anders dan telkens weer
tot dezelfde conclusie komen, dat het verlies, dat de
stad op de Bank van Leening moet lijden, welk verlies
voor 1922 is begroot op 7211.een zeer groot
tekort dus niet kan opwegen tegen het nut dat de
Bank afwerpt.
Maar nog daargelaten, dat de gemeente hier een ver
lies heeft te boeken van meer dan 7000.meent
spreker ook, dat het niet aangaat, dat eenige ambte
naren, die daar zitten, ten slotte door bestendiging van
de Bank van Leening in een staat van luiheid worden
gebracht, waar ze weinig of niets te doen hebben.
Spreker kan zich niet voorstellen, dat de Bank van
Leening hier nog noodzakelijk is, in ieder geval niet dat
het nut er van opweegt tegen de groote kosten, die er
aan zijn verbonden. We hebben nu al gezien dat men
in Amsterdam al begonnen is met een van de Stads
banken op te heffen en zeer zeker zal dat daar een groote
besparing in de gemeente-financiën bewerkstelligen.
Daarom meent spreker dat ook hier de tijd gekomen is,
dat een einde wordt gemaakt aan het bestaan van de
Bank van Lcening. Hij wil dan ook een motie voorstellen
van den volgenden inhoud:
„Ondergeteekende, van meening, dat het zeer ge
ringe nut van de Stads-Bank van Leening niet op
weegt tegen de zeer groote uitgaven daaraan ver
bonden, noodigt Burgemeester en Wethouders uit,
spoedig met een voorstel bij den Raad te komen tot
opheffing van die inrichting."
De heer Dijstra zal niet betwisten dat de heer De
Vos tot op zekere hoogte gelijk heeft, in zooverre, dat
de ambtenaren, die de administratie van de Bank van
Leening verzorgen, daarbij niet een heele dagtaak vin
den. Spreker kan dat niet zoo beoordeelen, maar wil het
ook niet direct betwisten. Daarom zou het, in verband
daarmee, misschien aanbeveling verdienen, om te over
wegen of men dien ambtenaren ook ander werk kan
opdragen, zoodat zij meer werk krijgen.
Wat de afschaffing van de Bank van Leening betreft,
daarin kan spreker niet meegaan. Het lijkt hem toe dat
deze nog altijd een instelling is, die remmend werkt op
practijken, welke geen van de leden zou willen verde
digen. Spreker kan daarom niet meegaan in de motie-
De Vos.
De heer Berghuis (wethouder) kan den heer De Vos
namens Burgemeester en Wethouders antwoorden, zon
der over het nut van de Bank van Leening een rede
voering te willen houden, dat aan de voorstanders over
't algemeen wel bekend is, welk nut die inrichting hier
in Leeuwarden afwerpt. De panden, welke worden be
legd, bestaan nog in hoofdzaak in dagposten, panden,
die men des Zaterdags komt uithalen en des Maandags
weer inbrengen. Al die menschen, welke deze posten
beleenen, zouden de heer De Vos mag dan met 't
hoofd schudden en met die menschen geen medelijden
hebben bij opheffing van de Bank bij particulieren
onder dak moeten komen. Burgemeester en Wethouders
zijn er van overtuigd dat de Bank nog van te veel nut
is, om ze op te heffen. Iets anders is spreker meent
dat hij het voorstel al in druk heeft gezien en dat de
leden het al thuis hebben gekregen dat Burgemeester
en Wethouders namens de commissie bij den Raad
zullen komen met voorstellen om het deficit van de Bank
zooveel mogelijk te verkleinen. Als dit voorstel wordt
aangenomen kan het tekort nog een klein beetje worden
verlaagd.
De heer De Vos heeft als voorbeeld aangehaald dat
in Amsterdam een Bank is opgeheven. Maar in Amster
dam zijn er zooveel; als er hier 2 waren geweest, dan
was hier ook al lang een opgeheven. Het maakt een
groot verschil als men er van de 10 Banken één opheft
of dat men er maar één heeft en die opheft.
De heer De Vos spreekt verder dat het personeel
geen dagtaak heeft. Spreker kan mededeelen dat Bur
gemeester en Wethouders en het personeel zelf dat ook
wel weten. De directeur van de Bank is dan ook door
den Raad aangewezen als hulp en voor het terzijde
staan van den beurs- en waagmeester. Toen de waag-
meester beurs- en waagmeester werd heeft de directeur
daarmee zijn betrekking aangevuld, wat al een bewijs
is dat hij geen volle dagtaak heeft en daardoor ook geen
goede salarieering. Verder kan spreker nog eerlijk zeg
gen dat het hem toevallig op dit oogenblik bekend is,
dat een van de ambtenaren te veel werkzaamheden op
zich heeft genomen, waardoor hij op 't oogenblik ziek
is en waardoor de anderen op 't oogenblik werk moeten
doen voor twee.
De heer Visser kan meegaan met het voorstel, dat
door den heer De Vos is gedaan en kan zich ook bij den
heer De Vos aansluiten, dat men juist moet beoordeelen
wie van de Bank van Leening gebruik maken. Spreker
meent dat men die gelegenheid niet in de hand moet
werken; de meeste menschen zullen er van gebruik
maken, omdat de gelegenheid er toe bestaat. Gelegen
heid wekt genegenheid; bestaat de Bank niet, dan is
de genegenheid ook weg. Spreker meent dat het niet op
den weg der gemeente ligt, om hieraan uitbreiding te
geven en is daarom voor de motie-De Vos.
De heer Collet kan met den laatsten spreker niet mee
gaan, maar is het eens met de heeren Berghuis en
Dijstra, dat de Bank niet moet worden opgeheven, om
dat het gebruik daarvan door de menschen, die de heer
Berghuis heeft genoemd, nog van te veel nut is.
De heer De Vos meent dat het college van Burge
meester en Wethouders en in 't bijzonder de wethouder
van Financiën wel een geheel andere houding aanneemt
dan verleden jaar. Toen is de wethouder van Financiën
begonnen met te zeggen dat het zoo'n anderhalve-cents-
zaakje was, altans een dergelijke uitdrukking heeft hij
gebezigd. Verder is er gezegd dat er behalve de Bank
van Leening nog andere pandjeshuizen waren. Spreker
heeft uit de besprekingen toen wel den indruk gekregen,
dat er wel eens ernstig over gedacht zou worden. In
dien geest is er toen over gesproken; als het college
het nog maar even wil nazien.
Bovendien gelooft spreker niet dat het in een stad
als Leeuwarden, waar men van alle kanten zal moeten
bezuinigen en waar men nu al meer dan 7000.op
de Stads Bank van Leening zal moeten toeleggen, ver
antwoord is, deze instelling nog te laten voortbestaan.
De wethouder heeft gezegd dat er in Amsterdam
maar één wordt opgeheven. Maar dat is het begin, zoo
zal men doorgaan tot ze successievelijk alle zijn opge
heven. Dat is sprekers vaste overtuiging. En waar men
hier van alle kanten moet bezuinigen, zal men eerst de
groote posten moeten nemen. Als straks weer over de
werkloozen wordt gesproken, als die moeten worden