402 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1921.
wandelen: het steunen van de ouders, die niet voldoende
in het onderhoud hunner kinderen kunnen voorzien, ook
zoowel vóór als na den leerplichtigen leeftijd. De post,
zooals hij hier staat, is echter maar een modeartikeltje
voor enkele maanden.
De heer De Boer vraagt het woord.
De Voorzitter: De heer De Boer heeft reeds drie maal
het woord gevoerd, ik stel voor dat dit de laatste keer
is.
De heer De Boer: Het zal ook de laatste keer zijn.
Ik zou willen zeggen dat de heer Oosterhoff in een be
paald opzicht gelijk heeft, dat hij het standje niet ge
heel heeft verdiend; de consequenties, welke de heer
Oosterhoff trekt uit de woorden van den wethouder van
Onderwijs zijn inderdaad te trekken. Maar ik zou willen
vragen of de heer Oosterhoff durft zweren op de woor
den van den wethouder van Onderwijs en dan zou ik
durven betwijfelen of ik daarop een bevestigend ant
woord zou krijgen. Want ik zou willen vragen: Hoe
weet de wethouder dat er geen ondervoeding is? Is
daarover een rapport van de onderwijzers en van den
schoolarts? Als dat er wel is, dan had ik graag dat het
werd overgelegd, maar als het er niet is, dan vraag ik
waar de wethouder van Onderwijs den reuzenduim
heeft waar hij dat punt uit zuigt.
De heer Tulp (wethouder)Een rapport is er niet.
Maar ik heb aan de scholen gevraagd hoe het is en
daarop antwoord gekregen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel-Oosterhoff om volgno. 200 met 2000.
te verlagen wordt met 19 tegen 4 stemmen verworpen.
Vóór stemmen: de heeren Van Weideren baron Ren-
gers, Oosterhoff, Westra en IJ. de Vries.
Tegen stemmen: de heeren Berghuis, Visser, Tulp,
O. F. de Vries, M. Molenaar, Tiemersma, De Vos, Dij-
stra, Van der Werff, Koopal, De Boer, mevrouw Buis
manBlok Wijbrandi, de heeren Lautenbach, Collet,
Cohen, B. Molenaar, Zandstra, Muller en Dijkstra.
Volgnos. 201 en 202 worden onveranderd vastgesteld.
De heer Oosterhoff trekt, om den Raad een stemming
te besparen, zijn tweede voorstel, tot verlaging van
volgno. 201 met 800.in.
Volgnos. 201 en 202 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 203. Bijdrage in de kosten van school
reisjes, van gemeentewege georganiseerd f 700.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Dijstra: Zou de wethouder van Onderwijs
kunnen zeggen hoe zijn positie is tegenover het bijzon
der onderwijs, wanneer van die zijde eventueel een aan
vraag komt om een bijdrage?
De heer Tulp (wethouder): Dit zijn schoolreisjes, van
gemeentewege georganiseard. Maar ik stel mij voor dat,
wanneer de bijzondere scholen een aanvraag doen, deze
door Burgemeester en Wethouders in ernstige overwe
ging zal worden genomen.
De heer Dijstra: Dank U.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 203 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 204219 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 220. Bijdrage aan gemeenten in de kosten
van scholen voor het Nijverheidsonderwijs 5,000.—.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff verheugt er zich altijd over, wan
neer de begrooting niet geflatteerd is opgezet, maar
toch komt het hem voor, dat de beide uitgaafposten
onder de volgnos. 220 en 222 ontzaglijk hoog zijn ge
raamd. De nieuwe wet op het Nijverheidsonderwijs
schrijft voor dat 30 van de netto kosten eener school
moeten worden gedragen door de gemeenten met elkaar.
De plaats, waar de school gevestigd is, betaalt het
grootste deel en de andere gemeenten, welke leerlingen
naar die school zenden, betalen samen het andere deel.
Zij betalen dat bedrag aan de gemeente, waar de school
is gevestigd en deze betaalt dan het volle bedrag. Nu
weet spreker wel dat er uit andere gemeenten kinderen
naar onze gemeente toe komen om hier de Nijverheids
inrichtingen te bezoeken, maar hij kan zich niet voor
stellen, waar wij hier hebben een Industrieschool, een
Ambachtsschool en een Middelbaar Technische school,
dat er zooveel kinderen uit deze gemeente naar andere
gemeenten gaan om Nijverheidsinrichtingen te bezoeken,
dat daarvoor een bijdrage van 10,000.noodig zal
zijn. Dat de raming zooveel te groot is, drukt de belas
ting. Het ligt voor de hand dat de kinderen hier in
hoofdzaak naar de scholen in de gemeente gaan en
slechts bij een enkele uitzondering naar andere plaatsen.
Voor dergelijk onderwijs kan dan ook, naar sprekers
meening, een zeer klein bedrag worden uitgetrokken. I
De heer Tulp (wethouder) kan den heer Oosterhoff I
meedeelen dat de posten slechts ramingen zijn, omdat I
Burgemeester en Wethouders er nog absoluut niets van I
weten in welke plaatsen en hoeveel leerlingen op Nij- I
verheidsinrichtingen gaan, zoodat zij ook niet weten, I
hoeveel Leeuwarden daarvoor zal moeten bijdragen. I
De gemeente betaalt zelf 81,000.aan het Nijver
heidsonderwijs in deze gemeente, maar de bedoelde
posten zijn absoluut ramingen. Burgemeester en Wet
houders hebben er echter niets op tegen om deze posten
pro-memorie uit te trekken en de geraamde bedragen
onder „Onvoorzien" te reserveeren.
De Voorzitter: Dan kunnen we 't ook wel laten staan.
Heeft de Raad er bezwaar tegen om te doen wat de
heer Tulp zegt: volgnos. 220 en 222 pro-memorie uit
te trekken en de geraamde bedragen over te brengen I
onder „Onvoorzien"?
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt dienovereenkomstig
besloten.
Volgno. 220 wordt uitgetrokken voor Memorie en
aldus vastgesteld.
Volgno. 221 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 222 wordt voor Memorie uitgetrokken en
aldus vastgesteld.
Volgnos. 223226 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 227. Kosten van de 3-jarige H. B. S. met
daaraan verbonden Handelsschool (2-jarige cursus)
f '38,600.-
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff merkt op dat de jaarwedden van
den directeur en de leeraren, hoewel nog niet geregeld,
hier zijn geraamd. Spreker heeft daar niets geen be
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1921. 403
zwaar tegen, maar het trof hem, dat, waar het school-
aeld ook nog niet geregeld is, daarvoor geen raming op
de begrooting voorkomt. Er staat bij den post, die hier
mee verband houdt: „volgno. 25 (Ontvangsten) School
gelden voor Middelbaar onderwijs", dat de schoolgelden
voor de gemeentelijke H. B. S. nog niet zijn opgenomen,
omdat zij nog niet zijn vastgesteld. Het was echter
logisch geweest dat een raming daarvoor wel was op
genomen, of men had dezen post, die ook nog niet is
vastgesteld, op dezelfde manier moeten behandelen.
Nu krijgt men wel de lasten maar niet de baten van de
school. Spreker heeft er wel niet veel bezwaar tegen,
omdat de begrooting de zaak niet ongunstiger voorstelt,
maar er is toch iets onlogisch hierin.
De heer Berghuis (wethouder) gelooft toch dat de
lieer Oosterhoff volgno. 25 niet volkomen goed heeft
doorgelezen. In de toelichting hebben Burgemeester en
Wethouders er uitdrukkelijk bij gezet dat zij ondanks
de schoolgelden van de gemeentelijke H. B. S. „des
ondanks" de raming niet durven verhoogen. Er is dus
wel degelijk rekening mee gehouden, maar zij durven
niet hooger te ramen, ondanks de schoolgelden van de
gemeentelijke H. B. S.
De heer Oosterhoff: Moet ik daaruit opmaken dat de
schoolgelden voor de andere inrichtingen voor Middel
baar onderwijs zooveel lager zullen zijn?
De heer Berghuis (wethouder): Ja, in totaal zijn ze
geraamd op 14,000.dat blijkt duidelijk uit de toe
lichting.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 227 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 228232 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 233. Kosten van bewaarscholen f 67,719.98.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Muller zou in de eerste plaats er de aandacht
op willen vestigen dat eenigen tijd geleden een schrijven
is ingekomen van de hoofden van bewaarscholen om
trent herziening hunner salarissen. Burgemeester en
Wethouders hebben toegezegd, dat dit adres bij de be
grooting ter sprake zou worden gebracht. Spreker zou
nu willen vragen of Burgemeester en Wethouders willen
toezeggen, dat door hen zoo spoedig mogelijk op dat
adres prae-advies zal worden uitgebracht.
De heer Tulp (wethouder): Burgemeester en Wet
houders zullen op dat verzoek prae-advies uitbrengen.
De heer Muller wil op spoed aandringen.
De heer Tulp (wethouder): Alles gaat met spoed.
De heer Muller merkt op dat in de secties de vraag
is gesteld hoe het college denkt over de opheffing van
bewaarscholen als standenscholen en over de school
geldheffing naar draagkracht. Burgemeester en Wet
houders zeggen daarop, dat zij de rijksregeling zullen
afwachten. Het komt spreker echter voor dat dit voor
Leeuwarden absoluut onnoodig is. Als men nagaat dat
hier 3 2e klas scholen zijn die steeds absoluut overbe
volkt zijn, terwijl de 3e klas scholen niet overbevolkt
zijn, maar daar nog wel een groot aantal kinderen bij
geplaatst kunnen worden, dat in de practijk de standen
scholen bij het lager onderwijs al zijn opgeheven en
dat er ten aanzien van de bewaarscholen een Koninklijk
besluit is, waarin wordt bepaald dat in gemeenten,
waar geen plaats meer is op de 2e klas scholen, de
kinderen, met goedvinden der ouders, tegen hetzelfde
schoolgeld moeten worden geplaatst op de 3e klas
scholen, daar vindt spreker dat, waar bij de lagere
stadsscholen de standenscholen alreeds zijn opgehe
ven, er geen reden meer is om deze bij het bewaar-
schoolonderwijs nog te bestendigen. Hij zou dan ook
willen voorstellen de standenscholen bij het bewaar-
schoolonderwijs op te heffen en een schoolgeld naar
draagkracht te doen heffen.
De heer Tulp (wethouder) merkt op dat de gelegen
heid tot het betalen naar draagkracht alreeds bestaat;
er worden schoolgelden geheven van 1.50, 5.en
20.Dat is dus al vrij aardig geregeld naar draag
kracht.
Ten opzichte van wat de heer Muller zegt over op
heffing der standenscholen zegt spreker, zooals Burge
meester en Wethouders ook al hebben geantwoord: er
is een rijksregeling in bewerking. Wanneer die ver
schijnt, weet spreker niet. Maar de ouders zijn niet ver
plicht, hun kinderen naar school te zenden; als men dan
ook doorzet, wat de heer Muller wil, heeft men juist kans
dat men standenscholen krijgt. De menschen behoeven
de kinderen niet naar school te zenden, maar kunnen ze
thuis houden of zelf scholen oprichten, juist als de
standenscholen bij het lager onderwijs, waartegen de
Burgemeester indertijd zoo heeft gewaarschuwd. Men
bereikt juist wat men niet wil de gegoede kinderen
zullen van de gemeentelijke scholen wegblijven en men
krijgt particuliere standenscholen.
De heer Muller zegt dat, als gebeurt wat de heer Tulp
zegt, dat de ouders zelf standenscholen stichten, zij die
dan ook zelf moeten betalen. Verder zeggen Burgemees
ter en Wethouders in hun beantwoording alreeds ten
opzichte van een te stichten school in het zuidelijk deel
der stad, dat deze er op den duur noodwendig zal
moeten komen, maar dat dit thans met het oog op de
gemeentefinanciën niet mogelijk is. Wanneer echter de
standenscholen worden opgeheven, dan is het mogelijk
dat de kinderen beter over de scholen worden gedis
tribueerd, dan kan men 5 a 6 scholen gebruiken, terwijl
men voor kinderen met een schoolgeld van 1.50 maar
2 scholen heeft. Dan zal b.v. de school op het Vliet
voor alle rangen en standen toegankelijk zijn, terwijl de
menschen die op het Vliet wonen, hun kinderen nu ten
minste moeten brengen naar de school op de Vijvers-
buurt. Spreker gevoelt dat bezwaar terdege. Hij ziet
de noodzakelijkheid er niet van in, waar het voor de
lagere scholen speciaal verplicht is, dat de standen
scholen worden opgeheven, dat deze bij het bewaar-
schoolonderwijs nog in stand moeten worden gehouden.
Zou de heer Tulp een reden kunnen geven, waarom dit
bij de bestaande bevolking nog noodzakelijk is?
De heer Tulp wethouder) herhaalt dat Burgemees
ter en Wethouders willen wachten op de rijksregeling.
Schrijft die het voor dan wordt het anders, maar tot
zoolang is het geheel vrijwillig dat de ouders hun kin
deren naar school zenden. Men kan de ouders onmo
gelijk dwingen, daar heeft men niet de minste macht
toe. Doel van de bewaarschool is de kinderen aange
naam bezig te houden. Dat kunnen de ouders zelf ook
laten doen; zij nemen dan een gouvernante of juffrouw
en laten de kinderen thuis les geven. Zij laten zich niet
dwingen.
De heer Dijstra heeft met eenige belangstelling deze
discussie gevolgd, maar kan niet alles zoo laten loopen,
wat er thans gezegd wordt. Die standenkwestie heeft
men hier indertijd ook meegemaakt bij de scholen 2 en
3 en een gelukkige oplossing van dat vraagstuk is er
nog niet. Spreker weet dat bij die gelegenheid de wet
houder van Onderwijs en de Voorzitter van dezen Raad
een krachtig pleidooi hebben gehouden naar aanleiding