410 Verslag van de handelingen van den
Te 8.15 uur nam. wordt de vergadering voortgezet.
De heer Muller heeft straks al gezegd dat hij met
genoegen het adres aangaande de subsidie-aanvraag
van de jeugd-organisatie wil verdedigen. Wanneer hij
dat doet, dan doet hij dit niet alleen om het feit, dat
het hier de jeugd-organisatie betreft, maar ook, omdat
hij 3 jaar lang, als zijnde de oprichter van deze orga
nisatie, daarin mede de leiding heeft gehad. Hij weet
dus wat er omgaat. Spreker zal echter zoo vrij zijn, al
vorens eenige mededeelingen te doen omtrent de gestie
van deze organisatie, een paar woorden te citeeren uit
het rapport van de staatscommissie-Van Wijnbergen,
c.a. Daarin wordt gezegd:
,,In de ontwikkeling der jeugdorganisatie open
baart zich het sterkst de belangstelling in de vorming
der oudere jeugd. Vandaar dat de commissie ook een
zeer groot deel van haar arbeid en aandacht aan het
werk der jeugd-organisatie heeft gewijd. Het is
dubbel noodig dat aan dit belangrijke opvoedings
instituut zorg wordt besteed. Want is er eenerzijds
bloei en ontwikkelingsmogelijkheid, anderszijds is er
een steeds stijgende nood. Als men bedenkt, dat ver
reweg het leeuwenaandeel van den arbeid der jeugd
organisaties berust op vrijwillige toewijding der
leiders en de vereischte stoffelijke middelen door
particulieren worden bijeengebracht, dan wekt zulks
ontegenzeggelijk groote eerbied en sympathie, doch
mag niet worden voorbijgezien, dat vrijwillige krach
ten en particuliere bijdragen op den duur geen vol
doenden grond vormen, waarop het gebouw der
jeugdorganisatie in zijn vollen omvang kan worden
opgetrokken. Zal de jeugdorganisatie de functie
vervullen, die zij vervullen kan ten aanzien der
jeugdvorming, dan moet krachtige steun tot instand
houding en uitbreiding van het reeds bestaande
worden geboden, dan moet aan de stijgende behoefte
aan leiders, localiteiten, terreinen en andere hulp
middelen worden tegemoet gekomen, dan moeten ook
verschillende maatregelen worden bevorderd, die zij
delings den arbeid der jeugdorganisatie kunnen ten
goede komen'
Dit zijn eenige woorden, die spreker wenschte te
citeeren uit het rapport. Men sta hem toe, dat hij daar
aan nog een paar regels toevoegt:
„Alles te samen genomen" eindigt dit gedeelte
„is de de noodzakelijkheid der jeugdvorming door
de gevolgen van den wereldoorlog sterker naar voren
getreden. Meer nog dan voorheen, dient elk onder
nemen toegejuicht te worden, dat zich richt op
lichamelijke, intellectueele, maatschappelijke, zede
lijke, godsdienstige en aesthetische verheffing van de
jeugd, van welke richting dit ondernemen ook kome.
Al wie op dit uitgebreide terrein bezig is, is welkom,
indien hij niet afbreekt maar opbouwt".
Nu wil ik, aldus spreker, nog een paar woorden
zeggen omtrent de gestie van jeugd-organisatie hier
ter plaatse en wel naar aanleiding van het gesprokene
in de vergadering in 1919, toen ook een dergelijk adres
om subsidie door ons aan den Raad was gericht. Toen
is hier door verschillende sprekers naar voren gebracht
dat datgene, wat door de jeugd-organisatie werd ver
richt, ging in het belang van een bepaalde partij. Als
ik hier nu echter verklaar, dat bij de oprichting van
deze jeugd-organisatie niemand van ons toentertijd er
bij heeft gedacht om te trachten van die jongelui te
maken jonge sociaal-democraten of leden van de mo
derne vakbeweging, dan zal men dat zeker wel willen
aanvaarden. De jeugd-organisaties in Leeuwarden en in
andere plaatsen zijn opgericht, omdat wij meenden in
die jeugdbeweging een middel te hebben om aan het
doelloos rondzwerven, het cigaretten roolcen en het
café's en bioscopen-bezoeken van de jongelui paal en
perk te stellen. Wij meenen dat dit niet naders kan,
dan door de jeugd onder bevoegde leiding zelf in het
van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1921.
werk te betrekken door haar een idee te geven van het
organisatieleven, door haar afkeerig temaken van demo
ralisatie en haar een betere vorming te geven, opdat
zij menschen in de maatschappij worden. Ik wil mij
hierbij niet ontveinzen dat door dat werk het stempel
van de leiders op de beweging wordt gedrukt. En dat
de jongelui naar de richting van de leiders zouden
kunnen komen, wil ik ook niet ontkennen en dat wil ik
zelfs toejuichen. Maar ik wil hier pertinent verklaren,
dat de jongelui nooit werden aangespoord om sociaal
democraat te worden of lid van de moderne vakbewe
ging. Als wij met de jongelui sociaal-politieke vraag-
stukken bespreken en wij hebben dit als leiders zeer
dikwijls gedaan, maar ook geschiedt het wel door meer
bevoegden clan gebeurt dit zeer zeker in algemeenen
zin, doch dan wordt niet vergeten te wijzen op de
richting, zooals wij die zien. Maar het zou te gek wezen,
wanneer men ging zeggen: zie eens aan, wij hebben
jullie dat nu geschilderd, maar denk er aan, als je later
in de termen valt, denk er dan aan dat je sociaal-demo
craat wordt. Dat zou onjuist wezen om dat te zeggen.
Maar wij hebben wel vertrouwen in onze jongelui. Als
wij met hen verschillende zaken bespreken, hen trachten
voor te gaan in het goede en het milieu, waarin wij hen
brengen, hen zal maken tot denkende menschen, dan
hebben wij wel het vertrouwen dat, wanneer zij dat
later geworden zijn, zij in de richting zullen gaan, die
wij meenen dat goed is.
Dat is nu de gestie van de jeugd-organisatie hier ter
plaatse. Ik heb nu al zooveel gesproken over de gestie,
thans wil ik nog even de aandacht vragen voor de
middelen. Door de jeugd-organisatie zelf en door de
bevriende organisaties van grooten wordt gedaan wat
mogelijk is. Er wordt van de jeugd beneden de 17 jaar
een contributie geheven van 15 cent per week terwijl
de jongelui boven 17 en tot 20 jaar een contributie
moeten betalen van 25 cent. Men kan dus niet zeggen
dat die contributie niet gezien mag worden, de jongelui
dragen naar krachten bij. Ook moet men er bij in oogen-
schouw nemen dat een deel van die jongelui zelf niets
verdienen en dat dus de contributie uit de portemonnaie
der ouders wordt betaald. Daarnaast wordt de zaak
gesteund door de politieke partij en door de vakbewe
ging, omdat wij meenen dat ook door de leiders van de
jeugd-organisatie gedaan moet worden wat mogelijk
is. Dezen kunnen echter ook niet meer besteden. Door
de hooge zaalhuur en doordat de jeugd-organisatie zoo
graag haar armen wat meer wil uitslaan en zij alle
mogelijke onderwerpen wil doen bespreken, zoodat ook
naar voren kunnen worden gebracht zaken op cultureel-
en natuurgebied, zijn er middelen te kort. Daarom is
zij zoo vrij geweest met een dergelijk adres bij den Raad
te komen.
Spreker zou nu bij de beoordeeling of ten opzichte
van deze zaak een subsidie werkelijk gewettigd is of
niet, de kwestie aan 't slot zoo scherp mogelijk willen
stellen. Als men werkelijk meent dat uitbreiding van
den armslag van een dergelijke organisatie gewenscht
is, dan zou spreker zeggen dat de organisatie een sub
sidie moet hebben van de gemeenschap. Maar meent
men niet dat dit moet worden gegeven, dan wil spreker
zoo vrij zijn te verklaren, dat men liever heeft dat de
jongelui hun vrijen tijd op de Nieuwestad of in café's
of bioscopen zoek brengen, dan dat men tracht door
ze zooveel mogelijk tot de organisatie te trekken, hier
aan te gemoet te komen en er jongelui van te maken,
waarop men later kan vertrouwen. Zoo wenscht spreker
de zaak te zien en hij hoopt dat de Raad haar ook zoo
zal zien en dat de Raad zal besluiten aan de jeugd
organisatie een subsidie van 500.te geven, welk
voorstel spreker bij dezen aan den Voorzitter wil ter
hand stellen.
Het voorstel, dat door den heer Muller wordt inge
diend, luidt als volgt:
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1921. 411
„Ondergeteekende, J. Muller, stelt voor om voor
het jaar 1922 aan de Arbeiders-Jeugdcentrale groep
Leeuwarden toe te kennen een subsidie van 500.
De heer Visser zou naar aanleiding van het gespro
kene door den heer Muller wel eenige vragen willen
stellen. De heer Muller zegt dat het er feitelijk om be- j
gonnen is om de jeugd van de straat te houden, om ze
te bewaren voor criminaliteit enz. en dat het is een
zuiver neutrale organisatie, die ook wel steun krijgt
van de politieke partij, n.l. financieele steun, doch niet
uit beweegredenen van politieken aard, maar omdat de
partij de zaak sympathiek is gestemd. Zoo zegt de
heer Muller. Nu wil spreker deze vraag stellen. Als men
een organisatie heeft, dan heeft zoo'n organisatie ook
statuten, waarin het doel en streven van de organisatie
staat omschreven. Vervolgens geven de statuten aan
de middelen, welke men te baat neemt, om het doel,
in de vorige artikelen bepaald, te bereiken. Nu zou
spreker graag willen weten wat de statuten, artikels-
gewijze, bepalen omtrent doel en middelen van de
jeugd-organisatie te Leeuwarden.
Dan deze kwestie. De heer Muller zegt wel: het is
onze bedoeling niet hij heeft dat 3 of 4 maal ver
zekerd om in een zekere richting propaganda te
maken. Hij voegt daar aan toe het zijn wel sociale
vraagstukken en maatschappelijke vraagstukken, die wij
met de jongelui bespreken, maar zij worden gewaar
schuwd daar niet te diep op in te gaan. Hun wordt
tevens echter ook geleerd, de dingen te begrijpen, zoo
als wij die zien. Spreker zou daar nu aan willen toe
voegen de vraag: wie zijn de betrokken personen, die
leiding hebben te geven in de jeugd-organisatie? Dat
zullen toch zeer zeker alleen sociaal-democraten zijn.
Dan kan ik, aldus spreker, er mij niet indenken dat de
organisatie zoo zuiver neutraal zal zijn, dat daar abso
luut geen propaganda wordt gemaakt voor de begin
selen van de leiders. Wij doen dat wel. Wij hebben
ook onze Katholieke Jeugd-centrale, maar in onze sta
tuten staat, dat jeugdvorming moet geschieden krach
tens onze beginselen in tegenstelling met den heer
Muller, die het beginsel wegdoezelt en zegt dat men
alleen denkende menschen wil maken en een meerdere
ontwikkeling wil bijbrengen. Hoe zou de heer Muller
er over denken, wanneer ook de christelijke jongelings-
vereenigingen wat toch ook jeugdcentrales zijn
ook kwamen met een aanvraag om subsidie, wanneer
door al die vereenigingen en ook door de Katholieke
jeugdcentrale, of het patronaatswerk, zooals wij het
ontwikkelen door ontspanningslectuur en het vormen
van de jeugd noemen, een subsidie van de gemeente
werd gevraagd?
Spreker meent dat men eigenlijk toch zeer zeker bij
de vorming der jeugd ten slotte zijn beginselen zal
voordragen en propageeren. De heer Muller houde het
hem ten goede, maar spreker meent dat het niet anders
kan. Wanneer men een zekere groep van jongelieden
heeft, die krachtens hun opvoeding bijeen behooren,
dan zal men, wanneer men daar de leiding heeft, de
zaak toch in een zekere richting leiden. Spreker kan
er zich niet indenken, dat daar niet een zeker beginsel
naar voren zal komen. Men zal toch ook bij het plan
van opzet een zeker beginsel moeten hebben en men
moet ten opzichte van de vorming dit beginsel toch
uitleggen in de organisatie.
De heer Muller zegt zoo terloops weg dat het de
politieke partij en de vakorganisatie niet is te doen om
leden te krijgen. Maar toch wordt tot nog toe de jeugd
organisatie alleen door de politieke partij en door de
moderne vakbeweging gesteund. Nu is dat wel heel
onbaatzuchtig om de jongelui te vormen tot menschen,
zonder daarvoor iets terug te verlangen, maar het zal
toch wel de bedoeling zijn om die jonge menschen
later te winnen voor de vakorganisaties en voor de
politieke partij. Men zal dit misschien wel niet recht
streeks uitspreken, maar dat ligt toch in het beginsel.
De heer Muller heeft ten opzichte van de opvoeding
van de rijpere jeugd geciteerd uit het rapport van de
staatscommissie-Van Wijnbergen. Spreker meent echter
dat de bedoeling, welke de commissie in haar rapport
heeft neergelegd, wel iets anders is dan de heer Muller
heeft betoogd. Wat de commissie bedoelde was, om de
jeugd te vrijwaren voor criminaliteit, wanneer zij van
school komt en op lateren leeftijd vooral. Maar bij het
constateeren van de verwaarloozing van de jeugd wil
de heer Muller uit dat rapport distilleeren dat iedere
vereeniging, 't zij dat deze behoort tot de katholieke of
christelijke of sociaal-democratische partij, die zich
bemoeit met de jeugd-organisatie, op grond van dat
rapport recht heeft op financieelen steun. Spreker wil
dan echter den heer Muller in overweging geven dat
de S. D. A. P. zal doen wat spreker en partijgenooten
ook doen: zelf het geld voteeren. Men zou zich op een
gevaarlijk terrein begeven als men dit subsidie gaf,
omdat men dan al dergelijke instellingen zou moeten
subsidieeren. Want wanneer het aan de jeugd-organi
satie van de S. D. A. P. wordt gegeven, dan zullen ook
al de andere organisaties het vragen, dan komen het
Katholieke patronaatswezen en de christelijke meisjes-
en jongelingsvereenigingen ook. Wij hebben, zegt spre
ker nogmaals, aan onze jeugd-organisaties wel richting
gegeven en dat gebeurt door U ook al wilt gij dat hier
niet bekennen. En dan meen ik dat het meer wenschelijk
is dat iedere organisatie voor zichzelf zorgt en voor de
financiën, die noodig zijn om de organisatie in stand
te houden. Wij hebben dat al sinds jaren gedaan; de
Katholieke beweging helpt zichzelf en ook de christe
lijke partijen hebben dat al jaren gedaan, al een kwart
eeuw en langer. Daarom moet men aan den overkant
ook trachten, zooveel mogelijk uit eigen middelen zijn
kosten te dekken.
De heer Dijstra merkt op dat de vorige spreker al
reeds veel heeft aangevoerd van wat spreker ook oor
spronkelijk tot plan had te zeggen. Hij heeft den indruk
gekregen dat het betoog, dat de heer Muller heeft ge
houden, een betoog is geweest, vol van tegenstrijdig
heden. De heer Muller is begonnen met te zeggen, dat
er door de oprichters bij de oprichting van de jeugd
centrale niet een oogenblik aan gedacht is, om daar
jonge sociaal-democraten te kweeken. Dat is echter
een kwestie die heelemaal ligt bij de oprichters. Nu is
het spreker al niet erg duidelijk dat van de zijde van
de sociaal-democraten een dergelijke zaak zou zijn
opgezet, zonder een bepaald doel voor oogen te hebben.
De sociaal-democratische partij laat zich in den regel
niet kennen door doelloosheid; in den regel weet men
daar wel wat men wil. De heer Muller heeft echter in
zijn inleiding gezegd dat de oprichters er bij de op-
I richting niet een oogenblik aan hebben gedacht om
jonge sociaal-democraten te kweeken. Dit moet dan
naar sprekers meening worden toegewezen aan een
betrekkelijke onschuldigheid van de oprichters, die dan
het terrein niet zullen hebben overzien, wat zij trachtten
te ontginnen.
Maar spreker kan zijn betoog wel bekorten. Hij voelt
i in het betoog van den heer Muller dat dit nauw verwant
is aan de subsidieaanvraag, die voor 2 jaar is ingediend.
Toen is op die subsidie-aanvraag prae-advies uitge
bracht en, als spreker zich goed herinnert, dan kwam
in dat prae-advies onder meer deze clausule voor: dat
I het de uitgesproken bedoeling was van de centrale
jeugd-organisatie om te werken in sociaal-democra
tische richting en dat daar zouden worden uitgedragen
de sociaal-democratische beginselen. Spreker staat nu
nog precies op hetzelfde standpunt als den vorigen keer;
hij kan het volkomen billijken in de sociaal-democraten,
dat dezen trachten op een groot deel van de jeugd,
die misschien doelloos door de stad rondzwerft, beslag
te leggen en haar te brengen onder de beademing van