378 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1921.
eerste zorg van boven af dan is de Raad verantwoord,
wanneer hij een uitspraak doet, waarbij hij het college
opdraagt, zelf den woningbouw op zich te nemen.
Spreker meent, dat het college een dergelijke uitspraak
moet hebben, opdat het zal weten dat, wanneer het
met voorstellen in dien geest bij den Raad komt, het
dan niet in den Raad zelf op verzet zal stuiten. Hij
meent dan ook dat het goed is de volgende motie voor
te stellen:
,,De Raad, kennis genomen hebbende van den
heerschenden woningnood, van oordeel, dat getracht
moet worden een verdere verslechtering van dezen
toestand te voorkomen, draagt Burgemeester en
Wethouders op van gemeentewege den woningbouw
ter hand te nemen en noodigt hen uit voorstellen
dienaangaande bij den Raad in te dienen".
De heer Visser wil naar aanleiding van het vraagstuk
der volkshuisvesting ook een enkel woord zeggen. Hij
kan zich indenken dat de gemeente hier voor een
moeilijk vraagstuk is geplaatst en voor hem is het ook
een teleurstelling dat de aanbouw van woningen ge
deeltelijk is stopgezet. Maar als hij leest de bedragen
die door de regeering zijn gevoteerd voor den woning
bouw, n.l. in 1915 12 millioen, in 1916 10 millioen, in
1918 49 millioen, in 1920 90 millioen en in 1921 naar
hij meent nog veel meer, dan kan hij toch ook begrijpen
dat dit nu eenigszins wordt stopgezet. We mogen dat
betreuren, maar als we weten dat Nederland "aan de
spits staat ten aanzien van het voteeren van gelden
voor de volkshuisvesting, dan kunnen we het ook be
grijpen als de regeering weigerachtig blijft door finan-
cieele moeilijkheden.
Spreker kan zich thans wel aanpassen bij het idee,
dat de heer Tiemersma heeft gelanceerd. Hij gelooft
toch dat straks dit systeem meer zal moeten worden
gevolgd, dat de gemeente als gemeente, nu het Rijk
zich in financieele moeilijkheden bevindt, zich meer op
dit terrein zal moeten begeven. Dit zal voor de gemeente
ook financieele moeilijkheid geven, maar toch zal dit
systeem, het bouwen van gemeentewoningen, juist meer
naar voren komen, indien de financieele moeilijkheden,
waarvoor het Rijk thans is geplaatst, blijven bestaan.
Waar het Rijk thans eenigszins onvermogend is, kan
spreker het idee van den heer Tiemersma, als blijkt dat
het absoluut noodzakelijk is, dat van gemeentewege
wordt begonnen met bouw, wel accepteeren.
Verder wil spreker nog een vraag stellen naar aanlei
ding van de woorden van den heer Rengers. Deze heeft
gezegd dat, als men kleinere woningen ging bouwen,
men dan misschien nog wel subsidie zou kunnen krijgen.
Nu kan men met het oog op de volksgezondheid het bou
wen van kleine woningen niet toejuichen; spreker meent
ook dat het uit hygiënisch oogpunt beter is, dat men
daar niet weer mee begint. Maar als men ten aanzien
van het bouwen van grootere woningen voor onover
komelijke moeilijkheden is geplaatst, wil spreker toch
vragen of het ook wenschelijk is dat, alvorens tot bouw
van gemeentewege wordt overgegaan, een onderzoek
wordt gedaan in hoeverre men machtiging kan krijgen
tot het bouwen van een complex woningen, waarin een
deel kleine woningen is opgenomen En dan, wat ver
staat men onder kleinere woningen? In het algemeen
moeten toch de woningen aan de woningwet en de ge
zondheidswet voldoen en dus worden zij ook volgens
zekere eischen ingericht. Wat verstaat men nu onder
zulke woningen? Zij zullen toch wel gerieflijk worden
ingericht, maar keert men er mede terug tot het systeem
der één-kamerwoningen? Alleen als het andere niet te
bereiken is, zou spreker zich, als noodmaatregel, kunnen
verklaren voor het bouwen van kleinere woningen.
De heer Van Weideren baron Rengers kan den heer
Visser antwoorden dat met het systeem van kleinere
woningen wordt bedoeld, dat men niet gedwongen zal
zijn dat de woningen 3 slaapkamers moeten hebben.
Evenwel kan men het debat hierover thans wel uitstellen
omdat, wat spreker heeft gehoord, dat de Minister voor
het bouwen van kleinere woningen eerder toestemmin»
zou geven, reeds 4 weken oud is. Na de woorden van
wethouder De Vries kan men nu de discussies daarover
wel uitstellen, omdat volgens den wethouder ook geen
kleine woningen meer met rijkssteun zullen worden ge-
bouwd.
De heer IJ. de Vries zou ook gaarne een paar woor
den willen zeggen over het woningvraagstuk, een vraag
stuk dat de gemeente al jaren lang bezig houdt. Hij is
ook overtuigd dat de Raad een weg zal moeten zoeken
om een betere oplossing te krijgen. Spreker heeft zich
het vorige jaar verbaasd over en "is geschrokken van den
toeslag, dien het Rijk en de gemeente moeten bijbe-
betalen. Als men echter een beetje verder de stad in
komt, als men bij de menschen zelf komt, dan blijkt,
dat de behoefte aan woningen zoo groot is, dat we
moeten bouwen. Gehoord de cijfers van kort geleden en
nu weer van den wethouder van Openbare Werken,
komt spreker meer en meer tot de overtuiging dat het
misschien wenschelijk zou zijn om door bouw van ge
meentewege, zonder rijkstoeslag, te komen tot een op
lossing van het vraagstuk. Zou men daarbij echter het
type van woningen bouwen, waarvoor thans toeslag
wordt toegestaan, dus naar het tegenwoordig systeem,
zooals de meeste woningen worden gebouwd, woningen
waarvoor thans een toeslag wordt gegeven van 180.-
a 200.van welk bedrag wordt gedragen door
het Rijk en ]4 door de gemeente, dan zou de gemeente
misschien alleen ook voor een toeslag van 180 a
200.komen te staan. Als dat dan ook het systeem
zou zijn, zou spreker daarin niet kunnen inegaan. Hij
zou de oplossing hierin willen vinden, dat niet alleen
de gemeente maar ook de bewoner een deel van die
kosten draagt. Spreker meent dat dit kon en dat er ook
wel menschen zijn die dat willen. Hij komt wel eens
hij heeft daarover al eerder gesproken bij Aaltje
van der Brug, waar de toestand gewoonweg treurig is.
Als men weet dat de menschen in het dakloozentehuis
van de gemeente geen cent huur betalen en dat zij daar
(n.l. bij Aaltje v. d. Brug) graag 4 tot 7 gulden betalen
voor één kamer, dan lijkt het toch vreemd, dat die
menschen dat op andere plaatsen niet kunnen betalen.
Spreker zou zijn stem hier thans nog niet willen be
palen, maar hij wil Burgemeester en Wethouders wel
toezegging geven dat zij, wat hem betreft, wel met
voorstellen kunnen komen voor niet te groote woningen,
die kunnen worden gebruikt door jongelui, die pas zijn
getrouwd of door andere menschen, die geen kinderen
meer in huis hebben, b.v. woningen met kamer, keu
ken en 2 slaapkamers. Spreker gelooft dat die woningen
in 't algemeen wel kunnen worden gebouwd met een
60 a 65 gulden toeslag op de huur. Wanneer de ge
meente een 100-tal van die woningen bouwde, dan zou
dit haar jaarlijks nog geen 10,000.— kosten en dit
bedrag zou spreker daarvoor gaarne voteeren, liever
dan voor de bestratingen met basalttegels.
De heer Muller wenscht naar aanleiding van de woor
den van den heer IJ. de Vries een kleine opmerking te
maken, in de eerste plaats tegen den geest, welke deze
naar voren brengt. De heer De Vries doet het voorko
men dat de Raad het nu wel met wat kleiner type van
woning zou willen stellen, nu de regeering voorloopig
allen steun afwijst. Spreker kan er zich indenken dat men
zegt dat er gezinnen zijn, die met een kleinere woning
toe kunnen. Maar in de laatste 25 jaren heeft men wel
uit de practijk gezien, dat het aantal woningen, dat toen
gebouwd is, erg klein is geweest en dat het in 't alge
meen krotten waren: een kamer met keuken zonder
meer en zonder slaapkamers. Als men in dien geest wil
voortgaan en daarin menschen wil plaatsen zonder kin
deren, dan zal men in die woningen wel kleine gezinnen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van L eeuwarden van Dinsdag 20 December 1921.
379
'willen houden, maar de Raad heeft dat niet in handen.
Wanneer men eerst in die woningen jongelui zet, doch
deze hebben na verloop van een jaar of 6 eens 5 of 6
[kinderen, dan blijven zulke gezinnen ook in die wonin
gen hangen en dan krijgt men daarmee dezelfde toe
standen van vroeger terug. Spreker kan er in meegaan
Ln ook een klein percentage van die kleinere woningen
te bouwen, maar hij zou dit percentage absoluut niet
«root willen maken, om te voorkomen dat men in den
zelfden toestand zal komen als vroeger door de onge
zonde bouwpolitiek van heeren aannemers.
De heer Dijstra zegt dat, wat de heer Tiemersma heeft
gezegd, in het algemeen zijn instemming heeft, waar
spreker zich op het standpunt stelt dat, als er een groot
tekort is aan woningen, de gemeente dan in het alge
meen maatregelen dient te nemen, die eenigszins uit
voerbaar zijn, om in het tekort te voorzien. Maar als
spreker het voorstel van den heer Tiemersma goed heeft
gehoord, dan ligt daarin opgesloten, dat de Raad zich
iiu tot op zekere hoogte zal binden tegenover eventueele
voorstellen, die van de zijde van het college zullen
tomen. Dat lijkt hem zeer bedenkelijk toe. Als de heer
Tiemersma dan ook een iets milderen vorm voor zijn
motie kan vinden, die niet den Raad in die mate zal
binden, dan heeft spreker tegen de motie geen bezwaar.
Alleen kan hij in den vorm, zooals die op het oogenblik
is, niet meegaan. Afgezien daarvan is spreker voorstan
der van uitbreiding van den woningbouw, ook als dit de
gemeente iets zal moeten kosten.
De heer Muller zegt: aan kleinere woningen zitten
groote bezwaren vast. Die opmerking is juist, er zitten
inderdaad bezwaren aan vast en het voorbeeld, dat hij
noemt, is niet weg te redeneeren: als in zoo'n woning
2 menschen komen en na verloop van tijd is dit gezin
uitgebreid tot 4 a 5 personen, dan woont daarin een
gezin, waarvoor de woning oorspronkelijk niet is be
stemd en dan schept men daarmee een toestand, waarin
dan moeilijk meer wijziging is aan te brengen. Dit be
hoeft echter op zichzelf niet een bezwaar te zijn om der
gelijke kleinere woningen te bouwen. Het is de vraag
maar: wat is een kleinere woning? Dit zal althans nader
moeten worden omschreven. Spreker meent dat er niets
geen bezwaar tegen is dat men de woningen iets kleiner
bouwt, als daarnaast de zekerheid wordt verkregen dat
ze ook inderdaad worden bewoond door gezinnen,
waarvoor ze oorspronkelijk zijn bestemd, wanneer de
zekerheid bestaat dat zij zullen beantwoorden aan het
doel, waarvoor zij zijn bestemd. En door het treffen
van maatregelen, daartoe kan het college wel zorgen,
flat aan dien eisch wordt voldaan.
De heer Tiemersma heeft gehoord dat de heer Dijstra
aanmerkingen heeft gemaakt op zijn motie, omdat
daarin feitelijk aan Burgemeester en Wethouders wordt
opgedragen met voorstellen bij den Raad te komen.
Sprekers toelichting tot zijn motie was echter dat, wan
neer een dergelijke motie wordt voorgesteld en aange
nomen, men daarmee dan een uitspraak krijgt van den
Raad dat deze, gezien het aantal gevallen van woning
nood, om geen verdere stappen achteruit te doen, het
van belang acht dat van gemeentewege zal moeten
worden gebouwd. Het is niet de bedoeling om Burge
meester en Wethouders te dwingen in die richting te
gaan, maar feitelijk dat het college van den Raad een
uitspraak krijgt dat deze 't met het voorstel eens is om
van gemeentewege in den woningbouw te voorzien. Nu
spreker wel bereid zijn motie eenigszins te wijzigen
un wel zoo, dat daarmee hetzelfde doel wordt bereikt,
n.l. door het laatste deel van de motie, dat luidt:
„draagt Burgemeester en Wethouders op van ge
meentewege den woningbouw ter hand te nemen en
noodigt hen uit voorstellen dienaangaande bij den
Raad in te dienen",
te wijzigen als volgt:
„noodigt Burgemeester en Wethouders uit den
woningbouw van gemeentewege bij het niet verkrij
gen van rijkssteun ernstig in overwegng te nemen".
Als de Raad zich zoodanig uitspreekt, meent spreker,
dat het college bij het uitblijven van rijkssubsidie ge
houden is, het woningvraagstuk in practischen zin op
te lossen, door ook met voorstellen in dien zin bij den
Raad te komen. Het stuitende van deze motie is er nu
met deze wijziging uit en de bedoeling komt op hetzelfde
neer.
De heer O. F. de Vries (wethouder) wil nog een zeer
korte opmerking maken aan het adres van den heer Vis
ser. Deze heeft verschillende cijfers genoemd als bedra
gen, welke door de regeering over verschillende jaren
zijn verstrekt. Maar de heer Visser vergeet daarbij dat
dit slechts kapitaalverstrekkingen zijn waar de rente
tegenover staat. Dat is kapitaal, dat de regeering in den
woningbouw steekt en waarvoor zij rente terug ont
vangt. Daartegenover kan men stellen dat op het oogen
blik in Den Haag de richting van premiebouw wordt
gevolgd, waarbij premiën aan particulieren worden ver
strekt. Deze premiën zijn niet te onderschatten; alleen
voor Leeuwarden wordt al een bedrag van 60,694.
aan premiën uitgekeerd. Dit bedrag is weg en daarvan
komt ook geen rente terug.
Blijft men in Den Haag in deze richting werkzaam,
dan zullen Burgemeester en Wethouders, wanneer de
motie-Tiemersma, zooals deze in laatste instantie is ge
wijzigd, overwegen waar het ook mogelijk is dat
gemeenten en instellingen van den premiebouw kunnen
profiteeren of deze gemeente ook van rijkswege
premie voor den bouw kan krijgen. Maar bij zoo'n be
langrijk vraagstuk kan door het college niet direct toe
zegging worden gedaan op welke manier van gemeente
wege in den woningnood zal moeten worden voorzien.
Natuurlijk is er van de zijde van het college niets op
tegen dat de motie-Tiemersma wordt aangenomen.
Sprekers standpunt is dat er van den Raad een princi-
pieele uitspraak moet komen inzake den bouw van
gemeentewege. Dan kan het college later met plannen
bij den Raad komen, na eerst de zaak breedvoerig te
hebben besproken en ook den financieelen kant van het
vraagstuk onder de oogen te hebben gezien.
Er is hier nog al een enkelen keer gesproken over
kleinere" woningen. De een verstaat daar iets anders
ender dan de ander. Maar hier is een voorstel in den
Raad geweest inzake bouw van 30 woningen, welke
bevatten: woonkamer, flinke keuken, 2 slaapkamers en
flinke ruimte op zolder. Dit is naar sprekers meening
een z.g. „kleinere" woning, een kleiner type zou hij
niet willen aanbevelen.
Wat verder de toeslag betreft, die moet worden be
taald, bij de verschillende besluiten is wel een bepaald
bedrag genoemd, maar daar is niet bij gerekend dat
die bedragen in de practijk meestal lager zijn dan zij
in het besluit zijn opgenomen, doordat door Burge
meester en Wethouders en de woningvereenigingen dit
systeem wordt gevolgd, dat van alle bewoners als huur
i/7 van hun inkomen wordt geheven, waarbij dan de
minimum-huurprijs wordt vastgesteld, b.v. op 5.
i Bij een zoodanige regeling wordt in geen geval een
lagere huurprijs betaald, terwijl menschen met b.v.
40.inkomen l/7 daarvan moeten verwonen en dus
meer dan 5.huur betalen. Op die manier wordt het
totaal van het exploitatietekort verminderd.
De Voorzitter wil namens Burgemeester en Wethou
ders meedeelen dat het college spreker kan moeilijk
zeggen dat Burgemeester en Wethouders een motie, die
nog niet is aangenomen, willen overnemen -de op
dracht wil aanvaarden, die in de motie staat
De heer Visser zegt dat de cijfers, welke hij naar
j voren heeft gebracht, betrekking hebben op de voor-