380 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1921.
schotten welke door het Rijk in den loop der jaren voor
den bouw van woningen zijn verstrekt. Spreker her
haalt de door hem genoemde cijfers, waarvan wethou
der De Vries heeft gezegd dat het maar voorschotten
waren. Maar aan die voorschotten zitten toch ook de
subsidies vast en naarmate de voorschotten zijn geste
gen zijn ook de subsidies gestegen. Ook moet men niet
uit het oog verliezen dat van rijkswege 3 maal zooveel
subsidie is betaald als van gemeentewege. Spreker
meent dat men begint met 60 van den kostprijs als
huur te vragen en dat dan van het restant door het
Rijk en y4 door de gemeente wordt gedragen.
Het betoog van den heer De Vries is niet steekhou
dend. Bij bouw door de gemeente alleen heeft men
zwaarder kosten, doordat men ook de meerdere kosten
heeft, die anders door het Rijk worden gedragen. Het
kan verstandig zijn dat men den weg opgaat van de
kleinere woningen. Het is een feit dat hier de laatste
2 jaren als arbeiderswoningen worden gebouwd wonin
gen met 2 kamers, keuken en 3 slaapkamers. Wat vroe
ger gewenscht was, kan spreker nog wel principieel
toejuichen, maar voor hem is het de vraag of het nog
mogelijk is met betrekking tot de werkmenschen, die er
in moeten. Daarom acht hij het in 't belang van de
werkmenschen, die in krotten wonen, dat men thans
een tusschensoort van woningen gaat openstellen; men
mag dat dan kleine woningen noemen of niet.
De heer O. F. de Vries (wethouder) heeft precies
hetzelfde gezegd, wat de heer Visser bevestigd heeft.
Spreker meent echter dat de heer Visser zelf zit in een
katholieke bouwvereeniging en nu is het wel eigenaar
dig dat, terwijl de heer Visser zoo spreekt, de bouw
vereeniging Sint-Joseph juist komt met de allergrootste
typen van woningen. Spreker heeft hier de bouwkosten
van Sint-Joseph voor zich; die zijn de allerhoogste en
de huren zijn ook de hoogste.
De heer Visser zegt nogmaals dat hij principieel liefst
de woningen zoo groot mogelijk wil hebben, als daartoe
gelegenheid is. Maar als men staat voor onoverkome
lijke moeilijkheden en bezwaren, zooals ook thans de
Raad daarvoor is geplaatst, omdat het Rijk geen sub
sidie meer geeft, dan moet men wel anders. Wat de
gemeentefinanciön betreft, de gemeente kan nu ook eens
met de moeilijkheden van het vraagstuk ten opzichte
van de financiën kennis maken, waarvoor het Rijk
steeds is geplaatst. Spreker is principieel voor mooie,
fiinke, ruime woningen. Maar als men die niet kan ver
krijgen, dan is het beter het met kleinere woningen
te doen dan met geen woningen, omdat de bestaande
kleine woningen minderwaardig zijn voor de volksge
zondheid. Dat wou spreker nog even vastleggen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling.
Aan de orde zijn de Uitgaven.
Volgnos. 1025 worden onveranderd vastgesteld,
waarna het totaal der uitgaven wordt vastgesteld.
Aan de orde zijn de Inkomsten.
Volgno. 1. Huren110,842.36.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer De Boer: Wordt van gemeentewege en ook
door de woningvereenigingen wel voldoende toegezien,
dat in de woningen, die voor woning zijn bestemd, geen
nering wordt uitgeoefend? Dat toch heeft soms ver
slechtering van de woongelegenheid ten gevolge.
De heer Lautenbach zegt dat als hij en zijn over
buurman daarover zouden redeneeren, deze laatste dan
zou krijgen te hooren wat voor prettige gewaarwor
dingen men daaromtrent als lid van een woningbestuur
opdoet. Spreker kan wel zeggen dat zijn bestuur alle
moeite heeft gedaan om het drijven van nering in die
woningen tegen te houden, maar het is niet te voorko
men, evenmin als dat men kan voorkomen dat jongelui
stiekum gaan trouwen en bij vader en moeder inkruipen.
Dat is schering en inslag tegenwoordig. Men streeft
weliswaar naar het ideaal, maar dit is nog niet bereikt.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 1 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 29 worden onveranderd vastgesteld,
waarna het totaal der Inkomsten wordt vastgesteld.
De geheele begrooting wordt vastgesteld.
De heer Collet brengt in herinnering dat de motie-
Tiemersma nog in stemming dient te worden gebracht.
De Voorzitter doet lecture van de motie, welke na
wijziging thans luidt:
„De Raad, kennis genomen hebbende van den
heerschenden woningnood, van oordeel dat getracht
moet worden een verdere verslechtering van dezen
toestand te voorkomen, noodigt Burgemeester en
Wethouders uit den woningbouw van gemeentewege
bij het niet verkrijgen van rijkssteun ernstig in over
weging te nemen".
De motie-Tiemersma wordt met algemeene stemmen
aangenomen.
Aan de orde is de ontwerp-begrooting voor de
Gameentclijke Drinkwaterleiding (bijlage no. 8).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff wil hierbij graag een algemeene
vraag doen. Het heeft zijn aandacht getrokken dat be
trekkelijk zeer korten tijd nadat de waterleiding een ge
meentelijke onderneming was geworden, de toevoer van
water aanmerkelijk beter is geworden. Al is de toestand
nog lang niet voimaakt, tot op dit oogenblik is de toe
voer toch werkelijk aanmerkelijk verbeterd. Nu is dit
voor spreker altijd een onbegrijpelijke zaak geweest. Het
spreekt vanzelf dat de capaciteit van de buizen niet is
vergroot en dat dus de verbetering in andere oorzaken
moet zijn gelegen, hetzij dat de maatschappij vroeger
niet heeft gedaan wat zij kon, hetzij dat thans méér
wordt gedaan. Spreker zou daaromtrent graag nadere
inlichtingen willen hebben.
De Voorzitter heeft destijds den indruk gekregen dat
de maatschappij de gemeente niet slechter heeft be
diend dan de gemeente thans zelf doet. Spreker zou
willen zeggen: de toestand is even slecht gebleven.
Misschien dat andere heeren een anderen indruk hebben
gekregen, maar sprekers indruk is niet geweest dat het
de maatschappij er om te doen is geweest om, door de
levering van het water te drukken, eerder te komen tot
overname van het bedrijf door de gemeente. Spreker
heeft daarvoor geen bewijzen. Maar hij meent dat de
waterlevering al even slecht is als vroeger. Wel weet
hij spreker wil hier wel een klein exposé geven, wat
hij te zijner tijd op een andere plaats ook hoopt te
doen dat gebleken is, dat al die feiten van het ver
branden van een bad of geyser enz. niet zijn te wijten
aan het beheer van de waterleiding. Dit is te voorkomen
als de menschen zelf opletten. Spreker bedoelt dat
wanneer er geen water meer komt uit de kraan als men
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1921. 381
deze openzet, dit niet het gevolg is van het afsluiten
van een kraan bij den watertoren, maar eenvoudig het
gevolg is van het feit dat op zoodanig oogenblik de
toevoer van water niet zoo groot is als de stad vraagt.
In de avonduren wordt, omdat Grouw niet zooveel kan
aanvoeren als Goutum verwerken kan, Goutum stil ge
zet. Dit gebeurt in de avonduren, omdat het dan de
duurste tijd is voor het gebruiken van electriciteit.
Goutum moet per dag eenige uren stilstaan, omdat
Grouw niet zooveel kan aanvoeren als Goutum ver
werkt, en nu worden de machines daar stil gezet in
den duursten tijd en meteen in den tijd dat het er 't
minst op aan komt voor de afnemers, omdat er dan de
minste behoefte aan water bestaat. Daarbij kan het
evenwel gebeuren dat overdag op een gegeven oogen
blik ook geen water in de leiding zit. Maar dat is dan
eenvoudig het gevolg van het feit dat op dat oogenblik
door Grouw niet zooveel wordt aangevoerd als door
Leeuwarden wordt gevraagd. Wanneer dus op een ge
geven moment de reserve heelemaal op is, dan scheidt
de waterleiding er mee uit. Er is wel eens gezegd dat,
wanneer de waterleiding op een zeker oogenblik werd
dichtgedraaid, men dan we! kon waarschuwen wanneer
dit gebeurde. Maar de kwestie is dat de kraan niet
wordt dichtgedraaid; wanneer de stad, om welke reden
dan ook, plotseling meer water vraagt dan Grouw kan
aanvoeren, dan is de toren in een oogenblik leeg en een
half uur later staat de kraan stop. Wanneer de stad niet
zooveel water vraagt, is dat het geval niet. Dan is er
wel gevraagd of het niet mogelijk is den watertoevoer
op geregelde tijden te onderbreken door de kraan bij
den watertoren wél dicht te draaien. Het is echter ge
bleken dat hiertegen zeer groote technische bezwaren
zijn. Men kan natuurlijk den hoofdafsluiter bij den wa
tertoren dicht draaien, zoodat daardoor de stad geen
water meer zal ontvangen, maar de watertoren wordt
volgepompt. Het groote technische bezwaar is nu dat
na de a^luiting natuurlijk in de leidingen in de stad
lucht komt, dat bij het openzetten van de kraan bij
den watertoren dus meteen de geheele druk van den
watertoren op de met lucht gevulde buizen komt en dat
daardoor de leidingen stuk slaan. En dan is men nog
veel verder van huis. Dit zou misschien te voorkomen
zijn door over het open zetten van de kraan bij den
watertoren een half uur te doen en dit zou mogelijk
zijn, omdat die kraan 38 slagen heeft en men dus iedere
minuut 1 slag zou kunnen omdraaien. Het is mogelijk
dat op die manier te werk gaande de leiding niet springt.
Maar er komt ook nog bij dat men niet weet wanneer
men de kraan zou moeten afsluiten Begint de stad eerst
om 6 uur meer water te vragen dan blijft er toevoer
tot 6 uur en dan zou men de kraan dus ook tot dien tijd
kunnen openhouden. Maar begint de stad al om 5 uur
met meer water te vragen, dan stopt de toevoer reeds
van zelf kort na dien tijd. Uit het vorige blijkt dus dat
van het ophouden van den watertoevoer bij de afnemers
niet het bedrijf de oorzaak is, maar doordat de stad
meer water vraagt dan Grouw kan aanvoeren. Ieder,
die dus zijn bad of geyser aansteekt, moet er op ver
dacht zijn dat er op een gegeven moment geen water
meer kan zijn. Met die risico moet men overdag, al
gebeurt het een betrekkelijk gering aantal malen, reke
ning houden, terwijl men er in de avonduren op rekenen
kan dat er geen water zal zijn.
Wat betreft de kwestie van het zoutgehalte van het
water, men kan niet ontkennen dat het water op 't
oogenblik bremzout is. Maar daaraan is eenvoudig niets
te doen. Men krijgt het water uit het Pikmeer en daarin
is het water zout. Volgens de allerlaatste gegevens is
het zoutgehalte 1000 milligram per liter, terwijl het nor
male zoutgehalte 200 a 300 milligram is en een fijn
proever de aanwezigheid al bij een gehalte van 500
milligram kan proeven. Men behoeft dus op 't oogenblik
volstrekt geen fijnproever te zijn om te proeven dat het
water zout is. Het wil niet regenen en daardoor komt
er geen goed water meer in het Pikmeer. En zoolang
het water in het Pikmeer zout blijft, blijft ook het lei
dingwater zout. Het ligt absoluut niet aan de zuivering
dat het water zout is, misschien dat het daardoor zelfs
iets minder zout wordt, daar is werkelijk wel kans op.
Dat het water er door zou verslechteren, dat is zeer
zeker het geval niet.
De heer Lautenbach zegt dat als hij goed is ingelicht
en hij gelooft van wel dat dan in een bepaalde
buurt Achter de Hoven en in de Bleekerstraat de men
schen geen water hebben. De huiseigenaren willen niet
meer dan één meter geplaatst hebben en van den kant
van de waterleiding verlangt men dat één van de be
woners zich verantwoordelijk stelt voor de retributie,
om die daar op te halen. Het eind van het lied is dat die
menschen zonder water zitten.
Nu heeft spreker tot zijn verwondering en tegelijk tot
zijn schande gezien dat hij zelf lid is van de betrekke
lijke commissie. Maar hij gelooft dat er voor die
commissie nimmer een vergadering is uitgeschreven.
Verder weet hij dat er in September reeds een billijke
klacht van iemand, die meent ten onrechte veel te hoog
re moeten betalen, is ingekomen, doch dat op die klacht
sedert September nog nooit antwoord is ontvangen. Hij
meent dat het wel van belang zou zijn dat er op een en
ander, vooral ten aanzien van het eerste punt, eens een
beslissing kwam, opdat niet de menschen de dupe
worden van een regeling bij het bedrijf, waardoor zij
zij zonder water zitten en afhangen van de liefde van
den een of anderen goeden vriend, die hen aan een em
mertje water wil helpen.
Den Voorzitter zijn de gevallen van de beide buurten
bekend. De eene buurt is het water kwijt geraakt omdat
de bewoners tegen het verbod in met het water schrob
den. Later wilde men daar graag het water terug heb
ben, maar toen kwam men voor de moeilijkheid dat
daaraan geen practische oplossing kon worden gege
ven, omdat men het systeem volgde spreker weet
niet in hoeverre daarmee van het tot dien tijd gevolgde
systeem is afgeweken om zoo min mogelijk meters
te plaatsen en zooveel mogelijk een collectieve aan
sluiting te maken. Spreker weet niet wat het beste is,
maar in alle geval is de eene buurt, die wel water wilde
hebben, in de gelegenheid gesteld water te verkrijgen,
door dit bij anderen te halen, op toezegging dat men
zich te zijner tijd zou aansluiten. Er is dus toegestaan
dat men bij zijn buurman water mocht gaan halen;
anders had dit niet mogen plaats hebben. Ten opzichte
van de andere buurt weet spreker het niet precies meer,
maar hij meent dat het hier hetzelfde geval gold. De
menschen zijn zoo goed mogelijk geholpen. Het systeem
dat werd gevolgd, werd hier wel wat heel sterk in toe
passing gebracht. Men kan het dan ook zoo niet in
toepassing brengen; 't is wel een zeer goedkoop
systeem maar 't mag niet tengevolge hebben dat men
de menschen niet van water voorziet. Een van de groote
moeilijkheden is echter dat, wanneer de leiding eenmaal
weg is, men ze ook graag weer terug wil hebben. In
ieder geval hebben deze gevallen de volle attentie van
het college.
Ten aanzien van het andere geval wil spreker graag
I van den heer Lautenbacht vernemen, wat dit is. Hij
meent dat hij ook weet wat deze daarmee bedoelt. Weet
de heer Lautenbach wel zeker dat de betrokken persoon
geen antwoord heeft gekregen? Dan wil spreker het
nog wel nakijken. Als hij bedoelt wat spreker op 't oog
heeft, dan heeft de betrokken persoon gelijk en dan
heeft deze, voor zoover spreker weet, daarvan kennis
gekregen ook. Het kan gebeuren dat dit niet het geval
is, maar het college stelt er anders in de eerste plaats
belang in dat de menschen antwoord krijgen.
De beraadslagingen worden gesloten.